‘En dit is mijn oudste zoon, nu 24 jaar, diploma vijfjarige H.B.S. met prachtige eindcijfers – maar nog nooit gewerkt.” In het Algemeen Handelsblad van 21 mei 1935 beschreef redacteur J. d. S. de „werkloosheid der rijpere jeugd” in de crisisjaren. „Toen hij zijn eindexamen achter den rug had, begon zoowat de crisis in de wereld.”
Goedgemutst begon de zoon te solliciteren. „Hoeveel brieven heeft hij niet geschreven. In de stad bezorgde hij de brieven zelf.” Maar het aantal brieven waarop de jongen niet eens antwoord kreeg, groeide „met den dag”. Jaren van tevergeefs solliciteren ontmoedigden de zoon, en dit „maakte het heele gezin neerslachtig”.
In 1935 werd een generatie volwassen die niet wist hoe het was om te werken, en daarom ook onbekend was met vrije tijd, schreef J. d. S.. „De vreugde van den vrijen dag kennen ze niet, want iedere dag is gelijk aan de vorige (…) Een jaar heeft voor hen drie honderd vijf en zestig gelijke dagen.”
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58107601-af5ba5.png|https://images.nrc.nl/fptPH9eHexo2PlRshsuHqxSCez0=/1920x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58107601-af5ba5.png|https://images.nrc.nl/D1aLdLT1S17gntFHXmYinezZOUs=/5760x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58107601-af5ba5.png)
Met deze zwarte jaren, die van de Grote Depressie, wordt de coronarecessie regelmatig vergeleken. Het Internationaal Monetair Fonds muntte vorige maand de term Great Lockdown. Want dit, stelde het IMF, is „de ergste recessie sinds de Grote Depressie”. Deze crisis, de zwaarste uit de moderne geschiedenis, begon met de beurskrach van 1929 in New York en duurde tot diep in de jaren dertig.
Vooral in de Verenigde Staten wordt met graagte de vergelijking gemaakt met de Grote Depressie. Zeker nu duidelijk is geworden, onder meer uit IMF-ramingen, dat de coronarecessie in élk geval ernstiger wordt dan de recessie na de kredietcrisis van 2008/2009. Een kleine greep uit de vergelijkingen: de werkloosheid nadert „wat we zagen tijdens de Grote Depressie”, zei Kevin Hassett, economisch adviseur van president Donald Trump, onlangs. Een „Nieuwe Grote Depressie” ziet New York Times-columnist Michelle Goldberg. Dit wordt „De Grotere Depressie”, voorspelt de econoom Nouriel Roubini.
Wereldwijde ontwrichting
Hebben ze gelijk? Met historische vergelijkingen is het altijd oppassen: algauw lopen heden en verleden op een rommelige manier door elkaar.
Toch zijn wetenschappers die zich met economische geschiedenis bezighouden niet te beroerd om parallellen te trekken. De eerste parallel die zich opdringt: de wereldwijde ontwrichting door beide crises. „De Grote Depressie was een wereldwijd fenomeen – dat maakte deze anders dan eerdere financiële crises”, mailt Barry Eichengreen, hoogleraar Economie en Politieke wetenschappen aan de universiteit van Berkeley.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2020/05/web-1505ecocijfers-1.jpg)
Net als de Grote Depressie legt de coronacrisis „internationale zwakheden bloot”, zegt de Groningse hoogleraar Economische Geschiedenis Herman de Jong aan de telefoon. Toen handelde ieder land voor zichzelf en schoten landen terug in protectionisme. Ook nu is dat een serieus risico. „En net als nu raakte toen het internationaal reis- en goederenverkeer totaal ontregeld”, zegt hoogleraar Jan Luiten van Zanden, economisch historicus in Utrecht.
Economen spreken van een ‘recessie’ vanaf twee kwartalen krimp op rij, van een ‘depressie’ is geen vaste definitie – maar zowel de diepte als de duur is een bepalende factor. Wat die eerste variabele betreft, geeft een (voorlopige) vergelijking van de huidige crisis met de Grote Depressie een verontrustend beeld. Het Amerikaanse bruto binnenlands product daalde tussen 1929 en 1933 met 25 procent. Het IMF voorziet alleen al voor 2020 economische krimp in de VS van krap 6 procent.
De Amerikaanse werkloosheid bedroeg in 1933, vier jaar na de beurskrach, 25 procent. Nu lijken we dit percentage al binnen een paar weken sinds het begin van de crisis te bereiken, zegt Eichengreen. Vorige week meldde het Amerikaanse ministerie van Arbeid dat de werkloosheid in april was opgelopen naar 14,7 procent – in februari was dit nog 3,5 procent. Het ministerie stelt dat de meetmethode het echte percentage onderschat: waarschijnlijk ligt dit dichterbij 20 procent.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58078487-3810cc.jpg|https://images.nrc.nl/SMvFErW89avVdl4HN8tRDm2Ot08=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58078487-3810cc.jpg|https://images.nrc.nl/zQqgGuwd8Ym4tm9FM5e-ddo11ro=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58078487-3810cc.jpg)
Migrant mother 1936
Foto Dorothea Lange
Het Europese beeld is genuanceerder. De economische krimp kan nog zwaarder uitvallen dan in de VS: het IMF gaat uit van 7,5 procent krimp in de eurozone in 2020. Bovendien kenden Zuid-Europese landen al zeer hoge werkloosheid voordat het virus toesloeg. Met name voor Spanje (14 procent werkloosheid in 2019) en Griekenland (17 procent) zijn ‘Amerikaanse toestanden’ eigenlijk al langer de realiteit.
Overal in Europa houden regeringen werknemers massaal aan het werk door tijdelijk een deel van de loonkosten over te nemen. Daarom is het lang niet zeker dat de werkloosheidspieken van destijds ditmaal opnieuw bereikt zullen worden, zeker in Noord-Europa. In Nederland zat in 1935 19,4 procent van de beroepsbevolking zonder werk, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat was de piek. In Duitsland, zo blijkt uit een cijferreeks van het Leibniz-instituut in Mannheim, lag de piek op 30 procent in 1932 – vlak voordat Adolf Hitler de macht greep.
Het zwakkere sociale vangnet van de overheid maakt de Amerikaanse arbeidsmarkt nu kwetsbaarder voor de coronarecessie dan de Europese: massawerkloosheid slaat eerder toe. „Maar zeker als het langer duurt, gaat het hier ook die kant op”, voorziet Van Zanden.
Monetaire dwalingen
Juist de heel lange duur maakte de crisis van de jaren dertig niet alleen een ‘recessie’ maar een ‘depressie’ – een ‘grote’ bovendien. In de VS kromp de economie met een kwart in de jaren 1929-1933, herstelde daarna amper en kromp daarna opnieuw, in 1937-1938. In Duitsland, destijds financieel sterk met de VS vervlochten, zakte de economie direct in 1929 in een recessie, die tot in 1933 duurde. In Nederland begon de crisis later, pas in 1931, maar duurde ook langer, zoals de rubriek in het Algemeen Handelsblad (1935) laat zien.
Economen discussiëren nog altijd over welk gewicht precies moet worden toegekend aan de factoren die herstel destijds in de weg stonden. Over één punt bestaat wel consensus: centrale bankiers en regeringen hebben in de jaren dertig veel te weinig gedaan om de economie uit het moeras te trekken.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data56374810-9af3d5.jpg)
De Grote Depressie begon met een schok op de beurs in New York. Op 24 oktober 1929 kwamen de jaren twintig, een decennium met overvloedige kredietverlening en speculatie, tot een abrupt einde. In één handelsdag (‘Zwarte Donderdag’) ging 11 procent van de Amerikaanse beurswaarde in rook op. Drie weken later was de Dow Jones, de belangrijkste aandelenindex van de VS, 40 procent gekelderd.
De vrije val van de beurs op Wall Street was beangstigend, net als de economische effecten van de lockdown nu. Toch konden Amerikanen tot ruim een jaar na de beurscrash „redelijkerwijs aannemen” dat ze te maken hadden met een doorsnee recessie, schrijft historicus David Kennedy in The American People in the Great Depression (2001). Aandelenkoersen waren in 1930 zelfs weer wat geklommen. De werkloosheid in de VS schommelde rond de 9 procent. De situatie was „pijnlijk maar niet ongewoon” voor een boom-and-bust-economie als de Amerikaanse, analyseert Kennedy. Totdat in de laatste weken van 1930 een „epidemie van faillissementen” – zeshonderd in zestig dagen – door het Amerikaanse bankenlandschap trok die de kwetsbaarheid van de financiële sector genadeloos blootlegde. Amerikaanse banken – meestal klein en nauwelijks gereguleerd – waren te zwak gekapitaliseerd om wankelend vertrouwen van rekeninghouders zelfstandig te weerstaan.
De faillissementsgolf was vermijdbaar of had in ieder geval getemperd kunnen worden, concludeerden economen naderhand, zoals óók de Grote Depressie zelf volgens hen afwendbaar was. Een combinatie van monetaire dwalingen en halfhartig overheidsbeleid, in de VS en Europa, maakten van een flinke recessie de diepste economische crisis van de twintigste eeuw.
De Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, keek „werkeloos toe” hoe eind 1930 de ene na de andere kredietverstrekker in problemen kwam en consumenten het vertrouwen in het financiële systeem verloren, in de woorden van econoom Milton Friedman. Gevolg was dat in vier jaar tijd meer dan twee vijfde van de Amerikaanse banken omviel. Er was daardoor veel te weinig geld in omloop om bestedingen en investeringen – herstel dus – überhaupt mogelijk te maken.
Ook in Europa, dat via Wall Street met de VS vervlochten was, deed monetair beleid meer kwaad dan goed. „Toen de economie al op de grond lag, bleven centrale bankiers ertegenaan schoppen tot ze knock-out was”, schreef Eichengreen in een paper (1997). De meeste landen, Nederland voorop, hielden krampachtig vast aan de ‘gouden standaard’, het internationaal monetair systeem waarbinnen valuta’s aan goud waren gekoppeld. Dat beperkte de bewegingsvrijheid van centrale banken aanzienlijk en versterkte de onderlinge afhankelijkheid.
En dit in een tijd dat landen financieel al sterk met elkaar waren verweven door schulden en herstelbetalingen daterend uit de Eerste Wereldoorlog. Als een van de laatste landen liet Nederland in 1936 de goudkoppeling noodgedwongen los. „Daarna pas kwam het herstel goed op gang”, zegt De Jong.
‘Liquideer alles’
Overheden stelden zich vooral in de beginjaren van de Depressie passief op: herstel zou vanzelf optreden wanneer lonen en prijzen voldoende waren gedaald om investeringen weer aantrekkelijk te maken, was de heersende overtuiging. „Liquideer arbeid, liquideer aandelen, liquideer boeren(bedrijven), liquideer vastgoed”, was het advies dat de Amerikaanse president Herbert Hoover kreeg van zijn minister van Financiën Andrew Mellon.
Ook in Nederland gold lang het credo dat de lonen omlaag moesten, zegt De Jong. „Als de gulden maar overeind bleef en de begroting sluitend.” De gevolgen: langdurige en massale werkloosheid, economische krimp en deflatie.
Van de Grote Depressie hebben overheden en centrale banken geleerd. „We grijpen nu in om te voorkomen dat er een herhaling van de jaren dertig optreedt”, zegt Van Zanden. Hij doelt op de astronomische steunpakketten van nationale overheden in combinatie met agressief monetair beleid. Dit verkleint het risico op deflatie en voorkomt dat banken in de problemen komen en bedrijven massaal omvallen. Ook blijft de inkomensval voor Europese en – in veel mindere mate – Amerikaanse burgers beperkt door sociale uitkeringen.
Probleem is alleen: de huidige crisis vindt níét haar oorsprong in het financiële systeem, anders dan zowel de Grote Depressie als de crisis van 2008/2009. Monetair en overheidsbeleid kunnen de acute pijn dus wel verzachten, maar zwengelen consumptie en productie niet of nauwelijks aan. Die komen pas weer goed op gang als de pandemie is beteugeld en de lockdowns volledig zijn opgeheven. Wanneer dat gebeurt, hangt in de eerste plaats af van de voortgang in de zoektocht naar een vaccin.
Zolang het coronavirus rondwaart, „is echt herstel niet realistisch”, zegt Van Zanden. Ondertussen moeten overheden zich steeds dieper in de schulden steken om een economische ineenstorting te voorkomen en groeien internationale spanningen en protectionisme, dat toch al aan een opmars bezig was. Denk alleen al aan het venijn waarmee regeringen elkaar proberen af te troeven in de strijd om medische apparatuur en beschermingsmiddelen.
En dan is er nog de euro, die Van Zanden doet denken aan de gouden standaard ten tijde van het interbellum, omdat de muntunie de monetaire bewegingsvrijheid van eurolanden beperkt – wat vooral voor Zuid-Europese staten een probleem kan worden.
Van Zanden concludeert: „Naarmate de crisis langer duurt, worden de parallellen met de jaren dertig groter.”