Zijn ouders werden gered door een bacterie. Ze hadden paratyfus opgelopen door het eten van bedorven vlees en kregen uitstel van transport naar Polen. Juni 1942. Ze kochten valse persoonsbewijzen en doken onder. „Als kind maakte dat verhaal diepe indruk op me”, zegt Roel Coutinho, geboren in 1946. „Met een papier van de GGD waarop stond dat je een infectieziekte had, kon je dus uitstel krijgen van het vernietigingskamp. De Duitse autoriteiten waren bang voor besmettelijke ziekten.” De absurditeit daarvan drong pas later tot hem door.
We zitten in de werkkamer van zijn huis in Abcoude, op Bevrijdingsdag. Buiten aan het raam wappert de Nederlandse vlag. De aanleiding voor dit gesprek is het boek dat hij in 2014 over de ‘permanente strijd’ tegen virussen en bacteriën schreef, De geplaagde mens. Het is opnieuw uitgebracht, met een hoofdstuk over Covid-19. Roel Coutinho is de voorganger van Jaap van Dissel bij het RIVM.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/05/data57994889-cd822a.jpg)
Sinds de uitbraak van aids in 1981 en zeker sinds die van sars in 2003 was hij er, als epidemioloog, arts en microbioloog, van overtuigd dat er een nieuwe pandemie zou komen. Maar wat er nu gebeurt, een virus dat zich zo snel verspreidt, de wereld in lockdown, ook het rijke Westen, nee, dat had hij zich nooit kunnen voorstellen. „En dat ik me nog eens zorgen zou maken om mijn eigen gezondheid,” zegt hij, „daar had ik ook niet aan gedacht. Ik ben nooit bang voor besmetting geweest, niet toen ik in Afrika werkte, niet in Bangladesh, niet toen ik onderzoek naar aids deed, maar met corona – in het begin was ik er onrustig van. Ik ben 74, dus ik behoor tot de groep met een verhoogd risico op een ernstig verlopende Covid-19. We hebben geen kleinkinderen over de vloer.”
Waarom is die onrust bij u nu minder?
„Omdat het aantal besmettingen afneemt. En er is voldoende capaciteit op de intensive cares.”
Zou u daar gaan liggen als het nodig was?
„Hm, weet ik niet zeker. Misschien niet. Of nou ja, zoals ik nu ben wel.”
Geen overgewicht.
„Ik zou een redelijke kans maken.”
Hij heeft het verhaal vaker verteld, ook in NRC, en in zijn boek vertelt hij het weer: dat andere artsen hem voor gek verklaarden toen hij in 1977 bij de GGD in Amsterdam ging werken als hoofd van de afdeling infectieziekten. Wie kreeg er nou nog polio of difterie of tuberculose? Voor elke ernstige infectieziekte was er toch een vaccin? En anders wel een antibioticum? Zelfs de pokken waren bedwongen, hij had er zelf aan meegewerkt, in Bangladesh, waar hij onder leiding van het Amerikaanse Center for Disease Control en Prevention had geleerd hoe je dat deed, een virus uitroeien door systematisch en precies alle patiënten op te sporen en te isoleren, en hetzelfde te doen met alle mensen met wie de patiënten in contact zijn geweest. Infectieziekten, zo keken artsen er in 1977 tegenaan, waren wetenschappelijk niet meer interessant. „Dus hoe kon ik mijn leven vergooien aan zoiets saais?”
Was het saai?
„In het begin was ik daar wel bang voor. Na Afrika en vóór Bangladesh had ik in Amsterdam bij virologie in het laboratorium gewerkt, een totale mislukking. Ik deed onderzoek naar virussen als mogelijke verwekker van tumoren, in theorie hartstikke interessant. Maar mijn virus deed dat niet, dus ik dacht elke dag: wat zit ik hier te doen? En toen” – hij kan een glimlach niet onderdrukken – „kwam er eind jaren zeventig door de lossere seksuele moraal een explosie van geslachtsziekten, vooral in Amsterdam. Duizenden mensen klopten bij ons aan met syfilis en gonorroe, de wachtkamers zaten vol.”
Syfilis en gonorroe waren ook te behandelen.
„Eén injectie en je was er weer vanaf, ja. We zagen dat vooral homoseksuele mannen een geslachtsziekte geen reden vonden om hun spannende seksuele leven vaarwel te zeggen. Toen we in augustus 1979 bloed afnamen bij homoseksuele mannen in een Amsterdamse sekssauna bleek een op de drie al eens syfilis te hebben doorgemaakt. Verbijsterende aantallen. En de normale manier van contacten opsporen en behandelen werkte niet, omdat ze vaak geen idee hadden met wie ze seks hadden gehad. We ontdekten ook nieuwe geslachtsziekten, of soa’s, zoals je ze nu noemt, seksueel overdraagbare aandoeningen. Genitale herpes en hepatitis B. Ik had nog altijd goede contacten bij virologie en ik ben onderzoek gaan doen naar hepatitis B. We zijn vaccins gaan uitproberen en dat was het begin van mijn proefschrift.”
En toen kwam aids.
„Ik was te gast bij het Center for Disease Control and Prevention toen artsen bij homoseksuele mannen een nieuwe en dodelijke ziekte hadden vastgesteld die ze niet begrepen. De mannen hadden ernstige infecties en bepaalde vormen van kanker die werden veroorzaakt door een onbehandelbare stoornis in hun afweersysteem. In Nederland hadden we de eerste patiënt eind 1981, een man van 42 die moest worden opgenomen vanwege ernstige diarree en een hardnekkige schimmelinfectie in de mond. Hij had met honderden mannen seks gehad en daarbij vijfentwintig keer gonorroe opgelopen en drie keer syfilis.”
Toen in 1983 het virus was ontdekt dat aids veroorzaakt, schrijft Roel Coutinho, werd duidelijk waarom het zich zo gemakkelijk onder homoseksuele mannen verspreidde: door die andere soa’s. Syfilis en gonorroe leiden tot wondjes aan de geslachtsorganen en bij anaal verkeer ook in de anus, waardoor het virus gemakkelijk in het lichaam kon terechtkomen. Van de eerste 750 mannen die in 1984 door de GGD werden onderzocht bleek al een op de drie antistoffen tegen het virus in het bloed te hebben. „Het was angstaanjagend, want iedereen ging dood aan de infectie.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/03/2408luxcoetinho2.jpg)
En weer werkte de normale manier van opsporen en behandelen niet, want als het al lukte om besmette mensen te traceren, wat kon je doen? „We hadden niets. In het begin waren er chaotische congressen waar allerlei onderzoekers zeiden: over een half jaar hebben we een vaccin. Maar dat was niet zo. Het paste helemaal niet bij onze maatschappij en het idee dat we alles in de hand hebben. Dat zie je nu met corona ook: er kan iets van buitenaf komen dat je niet zomaar onder controle krijgt.” Een vaccin tegen hiv is er nog steeds niet. Een behandeling wel, met zogenaamde hiv-remmers. Maar die brengen geen genezing.
Roel Coutinho wijst naar het boek The coming plague in zijn kast, van de Amerikaanse wetenschapsjournalist Laurie Garrett. Een bestseller, ze schreef het na het begin van de aids-epidemie en onderzoekers voorspelden daarin dat er meer uitbraken van dit soort dodelijke infectieziekten zouden komen door het overspringen van virussen uit het dierenrijk. Dat was toen nog controversieel.
En toen kwam sars.
„Nou ja, sars was wel anders. Hiv ging langzaam, het virus heeft een gemiddelde incubatietijd van acht jaar en besmetting is te voorkomen door geen onbeschermde seks te hebben, geen contact met besmet bloed. Maar sars was overdraagbaar via de lucht en de mensen die het kregen werden er heel ziek van. Veel van hen hadden intensive care nodig en 10 procent overleed, heel bedreigend. Een volkomen nieuw coronavirus waar we geen enkele weerstand tegen hadden, voor het eerst dat de wereld dat meemaakte.”
De uitbraak was begonnen in de Chinese provincie Guandong en werd door de autoriteiten geheim gehouden, tot de ziekte ook opdook in Hongkong en Toronto. Dat sars niet naar Nederland kwam, is volgens Roel Coutinho puur toeval. In zijn boek beschrijft hij het geval van de Chinese man die op 16 mei 2003 in Hongkong op de KLM-vlucht naar Schiphol stapt en zich volgens de stewardessen vreemd en agressief gedraagt. Hij zweet enorm en lijkt koorts te hebben, maar wil zijn temperatuur niet laten opnemen en weigert een mondkapje te dragen. Heeft hij sars? Groot alarm, de man wordt geïsoleerd in de businessclass en op Schiphol staat een team van medisch specialisten klaar. KLM, Inspectie, GGD, Roel Coutinho, iedereen is er. Het AMC is ingelicht, de protocollen zijn doorgenomen, de ambulance van Schiphol zal de verdachte man afvoeren naar het ziekenhuis. De marechaussee is paraat, niet voor niks, want na het openen van de deuren probeert de man onmiddellijk te ontsnappen.
Terug naar de businessclass, kruisverhoor. Waar komt hij vandaan? Heeft hij contact gehad met sars-patiënten? Voelt hij zich ziek? De tolk die erbij is gehaald begint te grijnzen. De man rookt vijftig sigaretten per dag. En hij was zijn nicotine-vervangers vergeten.
Waarom werd sars geen pandemie?
„Omdat ze het in China, toen ze eenmaal hadden begrepen wat er aan de hand was, heel krachtig hebben aangepakt, zoals ze dat alleen in China kunnen. Maar het virus was dus al wel in Toronto, met enorme economische consequenties. Dat het daar ook binnen een paar maanden kon worden ingedamd, kwam doordat mensen met sars pas besmettelijk werden als ze heel ziek waren. Ze waren herkenbaar. Toch was het een verrassing dat het lukte.” Uiteindelijk zijn er wereldwijd nog geen achthonderd mensen aan sars overleden.
Om voorbereid te zijn op een volgende virusuitbraak, werd in Nederland in 2005 het Centrum Infectieziektebestrijding opgericht, bij het RIVM. Roel Coutinho werd de directeur. „Iedere infectiespecialist wist dat er weer een ziekte zou komen, maar wat moet je doen? Er zijn een paar honderd coronavirussen in het dierenrijk, hoe kun je voorspellen welk virus naar de mens overspringt? En of het tot een ernstige ziekte leidt?” Vier andere coronavirussen circuleren al onder mensen en die geven alleen verkoudheidsverschijnselen.
Het lastige is: je kunt niet zeggen wat we moeten doen of laten zodat dit niet weer gebeurt. Hoe bereiden we ons voor? En waarop?
Wanneer hoorde u voor het eerst van Covid-19?
„In januari. En net als iedereen dacht ik: een sars-achtige gebeurtenis, het zal wel meevallen. Ik was optimistisch, omdat de reactie in China sneller was dan bij sars. Al hebben de lokale autoriteiten eerst toch weer geprobeerd om het onder de pet te houden. Maar de wetenschap in China is sinds 2003 onvoorstelbaar tot wasdom gekomen. Ze hebben heel goede laboratoria en binnen een week was het virus gevonden.”
En wanneer dacht u: het valt niet mee?
„Toen het bericht kwam over een Duitser die in Beieren was aangestoken door een Chinese zakenpartner. De zakenpartner werd pas ziek op de terugreis. Veel mensen zeiden: klopt vast niet. Logisch, je wilt de afgrijselijke waarheid niet onder ogen zien, en die is dat mensen met Covid-19 al besmettelijk zijn voor ze symptomen krijgen. Daarmee is het een heel ander verhaal geworden. Isoleren en contacten opsporen werkt niet als je de mensen die het virus verspreiden niet herkent. Dan is het een verloren zaak. We krijgen dit coronavirus niet meer weg. Het zal blijven circuleren en er zal steeds opnieuw een introductie plaatsvinden.”
Ook als we onszelf blijven isoleren?
„Dat houden we niet vol. Wat ook een probleem is: hoeveel afstand moeten we houden? Niemand die het precies weet. We vertrouwen op wiskundige modellen, en technisch zijn ze goed, maar er zitten altijd aannames in. Mensen met weinig of geen symptomen, hoe belangrijk zijn die in de overdracht? Als je dat op 10 procent zet, heb je een ander verhaal dan als je zegt: 50 procent. En in welke situaties kun je uitbraken verwachten? Veel mensen bij elkaar in een afgesloten ruimte, ja. Maar ook als ze naast elkaar fietsen in de buitenlucht?”
Dus wat moeten we doen?
„Wat we nu doen. Maatregelen langzaam versoepelen en meten wat er gebeurt. Zolang er geen vaccin is, zijn we er nog wel een jaar mee bezig. Of twee jaar. Tot het aantal mensen dat geïnfecteerd is geweest groot genoeg is om de rest te beschermen. En dan nog moet je weten of mensen niet opnieuw geïnfecteerd kunnen raken. Hoe goed ze zijn beschermd als ze ziek zijn geweest, en hoe lang.”
Gaan we weer net zoveel reizen als voorheen? Carnaval vieren?
„Natuurlijk. Alles wordt weer zoals het was. Het leven gaat door.”
Tot het volgende virus opduikt.
„Dat kan over een week of een maand, maar ook over honderd jaar. We zijn deel van het dierenrijk en virussen die overspringen zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Het zal altijd weer gebeuren. Maar wanneer, dat is onvoorspelbaar.”
De afgelopen decennia is het wel vaak gebeurd.
„Zeker, en daar is ook veel discussie over. De intensieve veeteelt, de landbouwmethoden, ontbossing, opgejaagde vleermuizen, de mens heeft daar invloed op. Maar hoe precies, dat weten we niet. Het lastige is dat je niet kunt zeggen wat we moeten doen of laten om te voorkomen dat het weer gebeurt. Je kunt moeilijk de hele wereld tot stilstand brengen en overal mee ophouden. Dus hoe bereiden we ons voor? En waarop?”