Screenshot van Kit Armstrongs YouTube-film over 'Gnomenreigen’ (863) van Friedrich Liszt

YouTube-still

Pianist Kit Armstrong neemt video’s op vanuit zijn eigen kerk in Frankrijk

Interview De Brits-Amerikaanse pianist Kit Armstrong, oud-wonderkind, wiskundige en protegé van Alfred Brendel, zit in thuisquarantaine in zijn eigen kerk in Noord-Frankrijk. Daar neemt hij muziekvideo’s op die de hersenen doen kraken.

De eerste video is in het Duits. De tweede in het Engels. De derde in het Frans. En, zoals je dat vaak aantreft bij zeer muzikale mensen, in alle talen is de uitspraak uitstekend.

Veel kunstenaars wijden zich deze corona-lente aan het opnemen van YouTube-video’s, maar die van pianist Kit Armstrong (29) zijn anders. Goed, ook Armstrongs kapsel is uitgegroeid tot een helm in jarenzeventigstijl en ja, ook hij musiceert vanuit huis. Maar in zijn geval is thuis een kerk in Noord-Frankrijk. En voordat hij zich tot zijn vleugel wendt, houdt hij steevast een eloquent betoog voor het oog van de camera, en werpt daarin wezenlijke vragen op.

Welke muziek wordt altijd anders gespeeld dan de componist eigenlijk voorschrijft? Hoe klinkt het als je een keer wél speelt wat er staat?

„Ik neem eigenlijk een openbaar kijkje achter de noten”, zegt Armstrong vanuit de sacristie van zijn kerk, waar nu de keuken is. De vergelijking die zich daardoor opdringt, is zo gek nog niet, lacht hij. „Vergelijk het met kookvideo’s: een chef-kok uit daarin zijn liefde voor het vak in wat én hoe hij kookt. Geniale componisten gieten hun ideeën al eeuwen in de subliemste muziekstukken. Hoe beter je snapt wat ze doen, des te dieper de waardering.”

Ik ben steeds meer bereid om emoties te tonen’

Deze week selecteert Armstrong dagelijks een saillant voorbeeld van ‘fout’ gespeelde muziek. Een wals van Liszt die opeens niet walserig, maar tragisch klinkt. Debussy’s Danseuses de Dephes waarvan de middenstem nu eens niet wordt uitgelicht door die lijn harder te spelen, maar legato (gebonden). Ter visuele verduidelijking verschijnt een figuur in beeld waarbinnen, in contrastkleur, een vorm oplicht die voorheen verstopt zat in het geheel. ‘Ah, zo!’, denk je dan. En je herinnert je meteen: oh ja, Kit Armstrong is behalve concertpianist ook componist en wiskundige.

„Op concerten zou ik deze stukken nooit zo ‘anders’ spelen als nu op de video’s”, vervolgt hij. „Mensen komen ook naar klassieke concerten om muziek die ze al mooi vinden te horen en te herkennen. Ze verwachten een bepaalde esthetiek. Maar voor nu vind ik het een leuk experiment.”

Wonderkind

Kit Armstrong is nog geen 30, en toch zoemt zijn naam in de klassiekemuziekwereld al decennia rond. Hij begon zijn podiumcarrière als aaibaar piano-wonderkind van 8 in een drie maten te groot colbert, stapte als 13-jarige af op Alfred Brendel en werd diens protegé. Daarnaast studeerde hij wiskunde, eerst in Londen, later aan de Sorbonne in Parijs.

Bekijk hier de film ‘Set the Pianostool on Fire’ (2011) over de band tussen Brendel en Kit Armstrong

Als pianist is Armstrong nu al jaren op eigen benen internationaal succesvol. Zijn debuut in de serie Meesterpianisten van Marco Riaskoff in het Amsterdamse Concertgebouw dateert van vier jaar geleden, deze week zou hij optreden op het festival Classical Encounters in Den Haag, waaraan hij loyaal is omdat hij er al vele malen eerder te gast was. Dit jaar wordt het een digitaal concert vanuit zijn eigen kapel: Bachs Goldberg Variaties.

Op de concerten die Armstrong normaal organiseert in zijn kerk, komen per keer tussen de 400 en 600 mensen af, merendeels dorpsbewoners. „Dat kan nu niet, maar ik wilde die functie van de kerk wel graag overeind houden. Dus komt de kerk nu naar de mensen toe. Of liever: de muziek.”

Het bezit van een kerk kunnen weinigen u nazeggen. U werd geboren in Los Angeles, studeerde in Londen en Parijs. Waarin schuilt de aantrekkingskracht van een kerk op het Franse platteland?

„Vooral in het gevoel dat me beving toen ik hier voor het eerst binnenkwam. Ik heb expres ook niks wezenlijks veranderd. Ik ben niet religieus, maar dat ik de oorspronkelijke functie van deze kerk heb kunnen ombuigen tot een culturele, vind ik geweldig. Zoals ook de sensatie hier een keer niet alleen de solist maar ook de gastheer te zijn.”

Voor de afgelegen stilte van zo’n plek zou desondanks niet elke twintiger kiezen.

„Zie het in context: in een normaal jaar ben ik 320 dagen per jaar op tournee, van de ene miljoenenstad naar de volgende. Daar geniet ik heus van de drukte, de mensen, de musea. En in contrast daarmee is het fijn hier in de stilte te zijn. Uit het raam te kijken en te beseffen dat in de Renaissance componisten als Gilles Binchois en Josquin Desprez hun meesterlijke muziek componeerden op nog geen honderd kilometer hier vandaan. Uiteindelijk is er, vind ik, niks mooiers dan vroege polyfonie.”

Een pianist die vocale muziek omarmt als hoogste goed: ook dat is zeldzaam.

„Het mooie van de piano vind ik juist dat je er alle muziek op kunt spelen en dat je je fantasie één op één kunt inzetten voor de muziek, zonder zorgen over het instrument. Dat is een belangrijk onderscheid met zingen of vioolspelen, waar je de klank zelf moet maken. Pianospelen kan iedereen die het echt wil.”

Uw recital wordt gestreamd van uw kerk naar onze huiskamer. Mist u de interactie met het publiek?

„Zeer. Publiek is essentieel. Zonder zijn mijn ideeën beteugeld, omdat ik niet communiceer. Een acteur die voor de spiegel moet spelen voelt zich waarschijnlijk net als ik in die lege kerk achter mijn vleugel. In deze tijd moet menigeen het met zichzelf doen: daar leg je je noodgedwongen bij neer. Maar het reflecteert niet hoe ik denk over de functie van muziek. Glenn Gould, beroemd om zijn uitvoering van de Goldberg Variaties, vond dat het doel van muziek is er een goede opname van te maken. Voor mij is het omgekeerde waar. Elke uitvoering is voor mij anders, de eerste noot moet vertellen hoe de tweede moet klinken, en in de tweede en derde ligt besloten hoe de vierde moet klinken. Je moet de innerlijke logica van een compositie keer op keer met frisse ogen bekijken, en daar een verhaal mee vertellen.”

Pianist Paul Badura-Skoda vond: hoe vaker je iets speelt, hoe dieper je komt. Wat vindt u?

„Dat geloof ik dus niet, nog afgezien van het feit dat een pianist jonger dan zeventig zoiets sowieso niet kan zeggen zonder arrogant te lijken. Nee, er zijn veel stukken waarin ik tijdens concerten iets vond wat heel sterk tot me sprak, maar wat ik later dan nooit meer terugvond.”

Interessant in uw geval: u bent én jong, én heel ervaren. Hoe verhouden die twee zich tot elkaar?

„Omdat ik ook componist ben, bezie ik de muziek die ik uitvoer vooral vanuit dat perspectief. Wat gebeurt hier, wat vind ik daarvan? Is het iets wat ik voor mijn eigen werken kan stelen? Hoe meer muziek ik ken, des te beter ik de sensaties herken die belangrijk voor me zijn, het soort esthetiek dat tot me spreekt. Daardoor word ik voor mijn eigen muziek selectief in de invloeden die ik toelaat.”

Concreet voorbeeld?

„Ik ben dol op consequent toegepast contrapunt [compositietechniek voor meerstemmige muziek, waarin de ontwikkeling van de verschillende lijnen/stemmen aan strikte regels is gebonden, red.]. Maar de fuga’s die je aantreft in veel 19de- of 20de-eeuwse muziek, zijn vaak nep. Regels worden gebroken, ontwikkelingen afgebroken. De muziek doet zich dan ingewikkelder voor dan ze is, en daar houd ik niet van, ontdekte ik na het zelf ook geprobeerd te hebben. Maar zulke ideeën zijn heel persoonlijk. Als een ander zulke muziek wél mooi vindt, wie ben ik dan om te zeggen dat dat niet zinvol is?”

Diplomatiek. Terug bij het contrapunt: daarom houdt u wel van Bach?

„Zeker, ja, Bach toont wat muziek vermag. Maar hij is niet mijn enige held. Ik vind Verdi bijvoorbeeld ook geweldig.”

Is er een gemene deler?

„Tussen die twee? Ze zijn hyper-emotioneel. Maar moet er een overeenkomst zijn om ze beiden te mogen waarderen? Ik houd van steak én toetjes.”

Alfred Brendel – uw mentor – zei ooit dat emoties in zijn leven als pianist steeds meer ruimte kregen. Hoe is dat voor u?

„Ja, dat is waar, ook ik ben steeds beter in staat directe emoties te tonen. Of beter: bereid. Want die emoties had ik natuurlijk altijd al, maar door het observeren van andermans reacties heb ik geleerd de mijne zo te tonen dat andere mensen ze ook juist begrijpen.”

Is dat een ingewikkelde manier om te zeggen dat u uw verlegenheid bent ontgroeid?

„Als ‘verlegen’ betekent dat je niet graag je emoties toont omdat je vreest dat mensen niet op de gewenste wijze reageren: ja. Maar nu kan het me niet meer zoveel schelen. Vooral niet tijdens concerten. Ik toon wat ik kan.”

Kit Armstrong, Goldberg Variaties. Livestream op festival Classical Encounters, 17 mei, 14 uur. Inl: classicalencounters.nl