Opinie

Accepteer dat af en toe een Kamerlid afsplitst

Democratie Zetels in het parlement zijn van de eenmaal gekozen kandidaten, schrijft . Dat voorkomt al te straffe fractiediscipline.
Foto David van Dam

Opnieuw was het raak. Vorige week splitste fractievoorzitter Henk Krol zich af van 50Plus. Daarmee staat de teller deze kabinetsperiode inmiddels op drie splitsingen. En daarmee is de pijp nog niet leeg. Dat Farid Azarkan en Selçuk Öztürk beiden lid van de Denk-fractie blijven, lijkt onwaarschijnlijk.

De meeste Nederlanders ergeren zich aan afsplitsingen in de Tweede Kamer. Dat komt doordat we in Nederland onze parlementsleden kiezen via nationale partijlijsten. We zijn dus geneigd te denken dat Kamerzetels aan de partijen toebehoren. Anders dan in het Verenigd Koninkrijk of Duitsland kennen wij geen Tweede Kamerleden die een eigen district vertegenwoordigen. Een ‘eigen mandaat’ via voorkeursstemmen is maar voor weinigen weggelegd.

Tegelijk worden parlementariërs bij Grondwet geacht te stemmen zonder last, als autonome leden van de Staten-Generaal. De zetel is van het gekozen Kamerlid dat op de kieslijst stond; niet van de fractie, en al helemaal niet van een of ander partijbestuur. Het frame ‘zetelroof’ dat vaak bij afsplitsingen klinkt is staatsrechtelijke onzin. En met reden. De Grondwet zorgt dat de toch al bijzonder grote greep van de partij op Kamerleden nog enigszins beperkt blijft.

Lees ook de recensie van het boek Zetelroof: De Kamerzetel is niet van de partij

Botsen met de fractie

Dat is nodig, want splitsingen bestaan in allerlei soorten en maten. Sommige Kamerleden splitsen zichzelf af (zoals Wilders van de VVD), maar andere worden de fractie uitgezet (Lazrak van de SP) of überhaupt niet meer toegelaten (Van Oudenallen van de LPF, Houwers van de VVD), en soms valt de fractie als geheel uiteen (Algemeen Ouderen Verbond in 1994; 50Plus in 2014). Soms is de afsplitser een – al dan niet met voorkeursstem verkozen – fractievoorzitter (Janmaat van de Centrumpartij; Krol van 50Plus), maar vaker een backbencher. Soms komt de splitsing voort uit onenigheid over de koers (Van Kooten-Arissen van de PvdD), soms uit een machtsstrijd binnen de partij of fractie (Wijnschenk van de LPF, Krol van 50Plus), of uit een vertrouwensbreuk (Van Haga van de VVD). Vaak is het overigens een combinatie van factoren (Kuzu en Öztürk van de PvdA; Otten van FVD).

De kern van het probleem is vaak eenzelfde: grondwettelijk onafhankelijke Kamerleden botsen met een fractie of een daarachterliggende partij. Dat is ook de in ons politieke systeem ingebakken paradox. Kamerleden moeten zonder last stemmen, maar zijn verkozen via kandidatenlijsten die door politieke partijen zijn opgesteld. We zien de paradox weerspiegeld in de publieke opinie. Volgens het meest recente Nationale Kiezersonderzoek (2017) vond een overweldigende meerderheid (80 procent) dat afgesplitste Kamerleden hun zetel zouden moeten ‘teruggeven aan de partij’. Maar bijna twee derde vond ook dat Kamerleden vrij moesten zijn in hun stem, ook als dat tegen de fractielijn ingaat.

Een verbod op splitsingen, via een Grondwetswijziging, lost het onderliggende probleem niet op. Stelt u zich een onwerkbaar conflict binnen een fractie voor. De eerste optie is dan dat een fractielid zich niet formeel afsplitst, maar zich niets meer gelegen laat aan de rest van de fractie. Dan blijft het conflict dooretteren. De tweede optie is dat het fractielid door de rest van de fractie uit de fractie gezet wordt en zo gedwongen is de Kamerzetel op te geven. Dat reduceert onafhankelijke geesten binnen een Kamerfractie tot inwisselbaar stemvee van het fractie- of partijbestuur, zonder electoraal fiat. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Kortere spreektijd afsplitsers

Zo ver wil de Tweede Kamer zelf niet gaan. Wel zijn in 2016 de spreektijd en ondersteuning van afgesplitste Kamerleden ingeperkt. Dit schuurt met de geest van de Grondwet. Ook was de maatregel niet gespeend van opportunisme. Zo stemde de PVV van Geert Wilders in 2016 voor de inperking, hoewel ze zelf was voortgekomen uit een afsplitsing. Voor Henk Krol (toen nog 50Plus) gingen deze inperkingen in 2016 niet ver genoeg: hij prefereerde een grondwetswijziging die afgesplitste Kamerleden zou dwingen hun zetel op te geven. Dat principe weerhield hem er in 2020 niet van om zelf af te splitsen.

Bij elke afsplitsing klinkt eveneens de roep om een hogere kiesdrempel. Dit zou afsplitsers ontmoedigen. Maar wie zich afsplitst met het oog op electoraal succes is nagenoeg kansloos. Van alle afsplitsingen sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er slechts vier die verkiezingen overleefden: PPR, DS70, PVV en Denk. Alleen de PVV is een succesverhaal. Geen van de 21 afsplitsers van de LPF (7), de PVV (7), of de ouderenpartijen (7) heeft het gered. Zelfs de populaire Rita Verdonk van de VVD niet. Verkiezingen functioneren als een kruimelzuiger tegen afsplitsingen. Wanneer partijen in scherven uiteenvallen, gooien kiezers die scherven weg.

Lees ook: Henk Krol stapt op bij 50Plus, richt nieuwe partij op

Een verhoogde kiesdrempel is zodoende een bijzonder bot instrument tegen afsplitsingen. De baten zijn twijfelachtig, maar de kosten voor het systeem zijn groot. Een hogere kiesdrempel werpt immers ook een hindernis op tegen (kleine) partijen die wel in staat zijn om groepen Nederlanders te vertegenwoordigen en bij de politiek te betrekken.

De wortel van het probleem zit dan ook niet bij het parlement of het kiesstelsel, maar bij de politieke partijen. Partijen zoeken enerzijds naar geprofileerde kandidaten die met een eigen geluid een specifieke achterban kunnen aanspreken. Tegelijkertijd willen zij deze politici, eenmaal verkozen, binden aan de fractielijn. Die tucht is in Nederland wel bijzonder streng. Zolang politieke partijen in hun spagaat staan, blijven afsplitsingen een vervelende noodzaak.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.