Carolyn Steel: „Ons leven is totaal georganiseerd rond consumeren. Dat idee moeten we verstoren.”

Foto Miram Escofet

Interview

‘Vergroot je weerbaarheid, kweek je eigen voedsel’

De wereld na corona Covid-19 toont het failliet van de mondiale voedselketen, zegt de Britse Carolyn Steel, die over voedsel schrijft. Goed eten is lokaal, kleinschalig, biologisch. En de overheid is aan zet, want „de markt gaat dit niet oplossen”.

‘Never waste a good crisis’, zo luidt het adagium. Daarom maakt NRC een serie interviews ‘De wereld na corona’ over de vraag: hoe kan de coronacrisis worden aangewend om de samenleving te veranderen? De interviews zijn niet bedoeld om de toekomst te voorspellen, maar om denkrichtingen te bieden over hervormingen van (onder andere) de landbouw, globalisering, democratie, voedsel, kunst, technologie en toerisme.

De schrijvende architect Carolyn Steel is door corona een ‘Zoom woman’ geworden, zegt ze. Tientallen evenementen stonden in haar agenda om Sitopia te promoten, het boek waaraan ze acht jaar werkte. En nu zit ze thuis, in Londen. Achter haar scherm praat ze zich schor in webinars en interviews. In Sitopia, afgeleid van het Griekse ‘voedsel’ en ‘plaats’, sitos en topos, laat ze voedsel de gids zijn voor alle vragen en oplossingen van deze tijd. Wat is een goed leven? Wat is goed eten? Als je daarop de antwoorden vindt, stelt ze, kom je dichter bij een rechtvaardiger, gezonder, gelukkiger samenleving en een planeet waarmee we nog even verder kunnen.

Sitopia schreef ze voor de Covid-19-crisis, maar haar visie is makkelijk door te trekken naar de wereld van nu. Met een mengeling van opwinding en zorg volgt ze hoe theorie en praktijk onder haar ogen samenkomen: telers kunnen hun gewassen niet van het land krijgen want de buitenlandse arbeiders blijven weg. Afzetkanalen vallen weg doordat de horeca gesloten is. Export en import haperen nu grenzen en havens op slot zitten. In Afrika en Azië ontvluchten de armen de steden, uit vrees voor honger. Voedseltekorten dreigen in landen die afhankelijk zijn van import. Het laat zien, zegt Steel, hoe kwetsbaar ons gemondialiseerde voedselsysteem is. „En hier in het Verenigd Koninkrijk trekken jonge mannen intussen blikken bonen uit de handen van oude omaatjes.”

Hoe valt deze toestand te vergelijken met de gevolgen van het voedselsysteem die u in uw boek beschrijft, zoals verlies van biodiversiteit en klimaatverandering?

„De voedselcrisis die we tot nu toe hadden, leek te negeren, het bleef business as usual. Nu de trein piepend tot stilstand komt, worden we gedwongen alles anders te doen, we móéten richting kiezen. De vragen zijn niet veranderd, maar we zien door Covid-19 scherper wat er mis is met ons voedselsysteem.”

Steel refereert aan de menselijke inmenging in de natuur, waardoor wilde dieren virussen op mensen kunnen overdragen, het westerse eetpatroon dat mensen ongezond maakt en kwetsbaar voor het virus, de mondiale voedselketens waarvan nu schakels breken, de afhankelijkheid van de wereldhandel. „Het hele systeem is gestut op de illusie van goedkoop voedsel, terwijl goedkoop voedsel niet bestaat. Het is alleen zo dat we de schade die onze voedselproductie veroorzaakt niet meerekenen in de prijs.”

Alles hangt met elkaar samen, betoogt Steel, en komt neer op hetzelfde. „Voedsel heeft te weinig waarde. We moeten veranderen, niet alleen om minder kwetsbaar te zijn, maar ook, voor wat ik noem, een goed leven.”

Waarom verwacht u dat de wereld iets leert van deze crisis?

„Ik stuur iedereen die dat vraagt naar pagina 162 van mijn boek.” In tijden van gemeenschappelijke ontberingen, schrijft ze, zoeken we elkaar op. We worden empathischer, altruïstischer en zien beter waar het naartoe moet. Crises, zegt ze, geven ons de kans onze waarden bij te stellen. Dat gebeurde na de Grote Depressie en na de Tweede Wereldoorlog, toen overheden de New Deal en de verzorgingsstaat uit de grond stampten. „En nu staan we weer op zo’n kruispunt. Covid-19 is bepalender dan alles wat ik in mijn leven heb meegemaakt. Als je een toneelstuk zou schrijven, zou je zo’n dramatische plotwending wel uit je hoofd laten, maar dit is een geweldige kans voor de politiek. Pak de goodwill and run with it.”

Lees ook: Komt er meer honger? En andere vragen over een dreigende voedselcrisis

De vorige voedselcrisis – in 2008, toen de hoge prijzen voor voedselrellen zorgden – was een gemiste kans, schrijft u zelf.

„Toen was er geen alternatief. Maar als je ziet dat overheden nu op alle fronten ingrijpen, hoe ondernemingen gesteund worden, en daar voorwaarden aan gesteld kunnen worden, dan moeten we ook onze voedselvoorziening kunnen bijsturen. Het neoliberale tijdperk is voorbij, de markt gaat dit niet oplossen.”

Je kunt ook zeggen: de markt lost het juist op. Elke dag worden de lege schappen in de supermarkt gevuld.

„Ja, de rijke landen zullen altijd aan voedsel kunnen komen. De logistiek en distributie zijn fantastisch, het systeem is geweldig efficiënt. Maar efficiëntie is het punt niet. Wat gaat er gebeuren in Afrika en India, waar landen zo afhankelijk zijn van geïmporteerd voedsel? Onze honger naar goedkoop voedsel leunt op een systeem dat de planeet en onze gezondheid verwoest.”

Louise Fresco, baas van de Wageningen Universiteit, waarschuwde in haar column in NRC voor protectionisme. Juist nu is wereldhandel noodzakelijk voor de voedselvoorziening.

„Zij representeert een visie waar ik grote twijfels bij heb. De sleutel ligt niet bij de vraag: hoe voeden we de wereld? De vraag moet zijn: wat is een goed leven? Dan kom je uit bij ethiek, bij ecologische kwesties en dan kom je tot een visie waarin voedsel aan het begin staat van alles; een goede maatschappij met goede banen, een goed landschap, een goede relatie met de natuur. Als we de echte kosten van voedsel in de prijs incorporeren, blijkt goed eten niet meer duurder te zijn, dan kunnen boeren, ook in ontwikkelingslanden, duurzaam produceren en zullen we in alle opzichten beter leven.”

Nergens staat: je moet veel geld verdienen, je moet de nieuwste iPhone kopen en drie keer per jaar met vakantie

Voedsel is de lens waardoor Carolyn Steel de wereld bekijkt. Haar grootouders hadden een hotel, er werd goed gegeten. „Ik wilde altijd weten wat er aan de achterkant, in de keuken, gebeurde.” Ze schrijft over haar moeders familie in Finland, die tot de jaren zestig bijna zelfvoorzienend leefde. Ze wil het boerenleven niet romantiseren, maar het is duidelijk dat we de band met waar ons voedsel vandaan komt, zijn kwijtgeraakt. ‘Goed eten’ betekent voor Steel dat je een connectie hebt met de plek waar je eten vandaan komt, met de mensen en de dieren die voor je eten zorgen. „Ons eten vertelde ons ooit waar we thuishoorden. Waar staan we in de wereld nu die band is verbroken?”

Als architect raakte ze gefascineerd door de manier waarop de voedselvoorziening steden vormgaf. Haar ideale stad ziet eruit als een fresco uit 1338 van Ambrogio Lorenzetti, waarop de etende stad en het voedende ommeland organisch in elkaar grijpen. Covid-19, zegt ze, is het moment om voedsel weer dichter bij huis te brengen. Door meer voedsel in de stad te verbouwen, de banden met lokale producenten te herstellen, landbouwgrond eerlijker te verdelen, meer mensen op het land te laten werken en ze daar beter voor te betalen.

„Voedsel is de grootste werkverschaffer ter wereld. Met voedsel, dat zie je aan migranten die hun eigen zaak opzetten, kun je altijd je geld verdienen. Van biologische boeren hoor ik hoeveel voldoening hun werk geeft. Zelf voedsel produceren heeft grote betekenis. De overheid betaalt nu mensen om niet te hoeven werken. Tegelijk ontstaan nieuwe netwerken, kijk naar de voedselboxen die je nu rechtstreeks van boeren kunt kopen. We kunnen dit aangrijpen en veel meer mensen een baan in de landbouw geven. Waarom zou je liever op een kantoor zitten?”

We zijn er niet voor opgeleid, het is zo ver weg van hoe de meeste mensen nu leven. Misschien willen we het ook helemaal niet.

„Niet iedereen hoeft met eten bezig te zijn, maar het kan wel. Nergens staat: je moet veel geld verdienen, je moet de nieuwste iPhone kopen en drie keer per jaar met vakantie. Ons leven is totaal georganiseerd rond consumeren. Dat idee moeten we verstoren.”

In Sitopia zoekt ze, met denkers van Aristoteles tot Piketty, naar die nieuwe waarden. Goed eten vraagt kennis, tijd en vaardigheden. Goede landbouw betekent hard werken met weerbarstige materie. We – Steel praat consequent in de eerste persoon meervoud – hebben de voldoening van ‘cultiveren’ ingeruild voor ‘consumeren’. Het brengt ons comfort, maar geen geluk, geen ‘joy’.

Hightech oplossingen voor duurzamere voeding, zoals kweekvlees of verticale landbouw, beziet ze met scepsis. „Techniek kan een bijdrage leveren, maar er zijn al genoeg mensen die daarop vertrouwen. Daarom leun ik de andere kant op: lokaal, kleinschalig, biologisch – in de hoop in het midden uit te komen. Snelle oplossingen zijn bullshit. We moeten complexiteit omarmen. Dat maakt het leven betekenisvol.”

Ze is gewend aan de kritiek dat zo’n model niet op te schalen is en dat we in Noordwest-Europa alleen nog appels en kool eten, als alles lokaal moet. Steel benadrukt: lokaal is zo lokaal mogelijk. „Denk aan een model van ringen rond de stad.” Wat je niet in de stad kunt produceren, haal je uit de regio. Wat daar niet lukt, haal je elders uit het land, daarna Europa en verder. „We zullen heus niet stoppen met koffiedrinken.” En je kúnt ook op grotere schaal duurzaam werken: „Kijk naar La Vialla, een biodynamische boerderij in Italië, zij verkopen hun producten online overal in Europa.”

Maar begin zo dicht mogelijk bij huis, zegt ze. „Vier jaar geleden kreeg ik beschikking over een tuintje in de buurt van mijn flat, nu kweek ik augurken en maak ze zelf in. Heel klein, maar ik kweek voedsel, het heeft waarde. In deze crisis lijkt iedereen ineens te tuinieren. Mensen nemen meer tijd om te koken en te bakken, ze zorgen voor elkaar. Het raam staat op een kiertje. Daar zal iets van blijven hangen.”

Dat getuigt van een positief mensbeeld, tegenover de hamsteraars die elkaar het eten uit de handen trekken.

Steel lacht. „In mijn boek vraag ik me af hoe mensen zich zonder overheid zouden gedragen. Mensen in paniek gedragen zich heel primair en irrationeel. Overal ter wereld zie je: als mensen zonder eten komen te zitten, ontstaat onrust. We moeten de paniek bestrijden door mensen weerbaar te maken.” Als je voor je eigen voedsel kunt zorgen, als individu, als stad of als land, ben je weerbaarder. „Ik was niet in paniek, want ik heb altijd een voorraadkast vol eten, ik ben in staat om veerkracht in mijn leven in te bouwen.”

Lees ook: Een ondoordachte maaltijd is niet de moeite waard, zegt deze filosoof

Waar kopen we ons voedsel over tien jaar?

„Het zal twee kanten op gaan. Er zijn dan vast meer Amazons en Deliveroos, maar ook meer lokale leveranciers en duurzame supermarkten. Na deze shock is er een groep die de ‘joy of slowing down’ heeft ontdekt en snákt naar menselijk contact. Ja, ik ben optimistisch, maar dat is mijn taak. Ik wil voorhouden dat het kan.”

Als je al niet geprivilegieerd was en door deze crisis nog een klap krijgt, heb je wel wat anders aan je hoofd dan ‘goed eten’.

„We zien nu de pijnpunten: we leven in een klassenmaatschappij. De bovenlaag kan naar boerenmarkten om ambachtelijke kazen en zuurdesembrood te kopen. Als je op een flatje woont, zonder zinvol werk, zonder geld, zonder goede zorg en scholing, ben je aangewezen op goedkoop voedsel. In het VK, een land met een industriële eetcultuur, zijn dat gescheiden werelden, anders dan in Spanje of Italië waar iedereen naar dezelfde markten gaat. Maar je kunt met voedsel iets veranderen – met buurttuinen, voedselcoöperaties, kooklessen. En ik ben geen idiote profeet, het gebéúrt al.”

In uw vorige interview met NRC zei u: de elite neemt het voortouw, maar we zullen het voorstadium snel passeren. We zijn inmiddels negen jaar verder…

„Tot nu toe was het een kleine groep die de luxe had zelf brood te bakken en augurken in te maken. De overheid moet nu de groepen helpen die door de crisis nog verder de armoede in worden gedrukt: daar is een robuust sociaal programma voor nodig. Onze regering is jarenlang alleen maar met Brexit beziggeweest. Je kunt het bijna karma noemen dat Boris Johnson corona kreeg. Nu komt de realiteit naast de ideologie: het neoliberalisme heeft gefaald. Wat ze nu moeten doen, is de oorzaken aanpakken. We hebben een meer egalitaire samenleving nodig.”

Maar zelfs als we beter voedsel kunnen betalen: het ene moment zijn we verantwoordelijke burgers, het volgende moment kopen we toch weer plofkip.

„Je kunt zeggen: stop ermee, eet dat niet langer. Maar uiteindelijk is er ook een cultuurverandering nodig. Politici zijn altijd huiverig geweest om het voedsel-aanbod te sturen, mensen willen niet van de overheid horen wat ze moeten eten. Maar de overheid kan wel zeggen: schadelijke producten staan we niet meer toe.

Er verandert gelukkig wel iets in onze eetcultuur: twintig jaar geleden hadden we in het VK alleen die blokken gele fabriekcheddar, nu worden hier zeshonderd soorten ambachtelijke kaas gemaakt. Er is een plan B en steeds meer mensen willen het. De schrijver William Gibson zei: de toekomst is er al, hij is alleen nog niet eerlijk verdeeld.”

Correctie (4/5): In een eerdere versie van dit artikel stond dat het VK geen eetcultuur heeft. Dat is veranderd in: een land met een industriële eetcultuur.