Foto Frank Ruiter

Interview

‘De dood is een soort strenge vader: hij voedt je met harde hand op’

Wat maakt het leven de moeite waard? Beeldend kunstenaar, kunsthistorica en curator Babs Bakels (48) maakte een tiental tentoonstellingen over de dood. Al zo lang ze zich herinnert, is ze bezig met sterfelijkheid.

We zitten in haar woonkamer, ze heeft al verteld dat het grote, door haarzelf gemaakte schilderij boven het muurkastje de plek van een moord is: losjes gebaseerd op een politiefoto, het stoffelijk overschot staat er niet op. En ook dat haar fascinatie voor de dood vroeg begon. „Dan nam ik een aangevreten duif of een halfdode vleermuis mee naar huis, om ze een nieuw leven te geven. Als dat niet lukte, begroef ik ze, daar had ik een eigen begraafplaatsje voor. En later groef ik ze weer op. Want dan wilde ik weten hoe ze er na verloop van tijd uitzagen.”

Vervolgens gaat het gesprek ongeveer zo:

Babs Bakels: „Ik zat als kind ook vaak op mijn kamer te tekenen en te knutselen. En daar verwerkte ik dan soms dode dieren in: vliegen, torren, krekels. Nou goed, dat doe ik nog steeds. Ik zet als amateurtaxidermist dode dieren op. Of m’n kat. Daar ligt m’n kat.”

De verslaggever: „Ah joh!”

Ze loopt naar het muurkastje en tilt een klein, bruin vachtje op dat erbovenop ligt: „Ja, kijk maar: dit is ze. Roos. Ik heb haar helemaal uitgevild. Dat kale plekje daar was kaalgeschoren voor de echo, ze had kanker.”

De verslaggever: „Je bedoelt: dat heb je bij je eigen kat gedaan?”

Babs Bakels: „Nou, niet helemaal. Een vriendin van mij is anatoom en die heeft het binnenwerk eruit gehaald. Maar ik heb wel zelf het vetweefsel en het spierweefsel losgehaald van de huid. Even serieus: je kunt me nu morbide vinden…”

De verslaggever: „Dat vind ik geloof ik niet.”

Babs Bakels: „Nee oké, maar ik ga even voor de lezer van je artikel denken: die vindt dat misschien wel – dus ik wil het graag uitleggen. Kijk, ik probeer een andere relatie aan te gaan met stoffelijke resten: die wil ik eigenlijk wat dichterbij halen. Zo’n vacht bijvoorbeeld, dan denk ik: als ik die naar een destructiebedrijf laat brengen, want dat zou een dierenarts doen, dan is dat minder respectvol dan dat ik… Weet je wel hoeveel liefde en tijd erin zit, om zo’n velletje weer mooi schoon te maken, om te zorgen dat het lekker ruikt? Voor mij is dit een manier om mijn gevoel over de dood een beetje te zuiveren.”

Lees ook: De doodskist van zijn beste kant

De dood. Het is niet het onderwerp van het vraaggesprek, want dat is: wat maakt het leven de moeite waard. Alleen, je kunt dus zeggen dat dat de dood is. Babs Bakels: „Dat vind ik, ja. We zijn met z’n allen op zoek naar zingeving en daarbij kan de dood je helpen: die voorziet in het zingevingsgat dat er is door het wegvallen van religie. De tijdsdruk van de dood maakt dat je een identiteit ontwikkelt, dat je wordt wie je het liefst wilt zijn. In die zin is de dood een soort strenge vader: hij voedt je met harde hand op. En door de coronacrisis is die vader opeens aanwezig – en zijn mensen bang voor hem. Maar je moet vooral respect voor hem hebben. De dood maakt dat je het leven niet voor lief neemt.”

DE DOOD IS EEN RICHTSNOER IN JE LEVEN

Haar belangstelling voor de dood zou je overigens wel degelijk morbide kunnen noemen: morbide fixatie is een psychologisch concept. Ze kwam het begrip voor het eerst tegen tijdens haar studie kunstgeschiedenis, toen ze haar scriptie aan het schrijven was in een stil achterafzaaltje van het uitvaartcentrum waar ze een bijbaan had als assistent-uitvaartondernemer. „Ik was altijd bezig met de dood, maar had nog nooit een overleden mens gezien. En dat moest wel, vond ik: ik moest het monster in de bek kijken. Dus daarom had ik dat bijbaantje genomen. Ik hielp met afleggen, zorgde voor de bloemen en voor de muziek. En ik ging langs mortuaria van ziekenhuizen, want dat doe je als je mensen moet doodverklaren. Daar opende je dan een enorme koelcel, pfffffffff hoorde je de koeling zoemen, de tl-buizen floepten aan: plingplingpling. Het was doodeng, ik kan niet anders zeggen.”

Een morbide fixatie, las ze in het stille achterafzaaltje, kun je ontwikkelen als je als klein kind langere tijd wordt geïsoleerd. In quarantaine zit, zouden we nu zeggen.

Frank Ruiter
Frank Ruiter
Foto’s Frank Ruiter

Dat was precies wat er was gebeurd. „Als driejarig meisje had ik paratyfus, dat was toen een hele besmettelijke ziekte. Er stond twee maanden isolatie voor, al die tijd lag ik alleen in een kamertje in het ziekenhuis. Als mijn ouders me bezochten, moesten ze een soort maanpak aan, dus aanraken zat er niet in. En eenmaal terug was al mijn speelgoed verbrand want dat was een voorzorgsmaatregel. Ook was iedereen in mijn omgeving getest: gezin, familie, vriendjes en vriendinnetjes. Want stel je voor dat ik iemand had besmet.”

Ik zoek op waar ik bang voor ben

Babs Bakels

Een kind dat lang opgesloten heeft gezeten en al die tijd eenzaam is geweest, wordt ook bang voor verlies. „Als we op bezoek waren geweest bij mijn oma dan zat ik de hele terugreis in de auto te huilen. Dan dacht ik: die zie ik nooit meer terug.”

Dus je hield alles bij je in een eigen begraafplaatsje. Ging je als kind ook naar kerkhoven?

„Ja, naar de begraafplaats bij ons in de buurt. Een hele grote begraafplaats die was gebouwd in mijn geboortejaar. Je kon er over de paden fietsen, dat deed ik dan. En op de grafstenen naar de plaatjes kijken.”

Vond je dat zelf ook niet een beetje raar? Wacht, dat is geen goeie vraag.

„Ja, die vraag is helemaal verkeerd haha.”

Wat haalde je uit je fietstochtjes over die begraafplaats?

„Griezelen. Ik griezelde ervan.”

Je was bang voor afscheid en verlies, maar tegelijk zocht je het op?

„Ja, dat is de rode draad in mijn leven: ik zoek op waar ik bang voor ben. Ik vond het ook moeilijk om als arbeiderskind naar de kunstacademie en later naar de universiteit te gaan. Maar ik deed het toch. Alles waar je bang voor bent, moet je aangaan.”

GA AAN WAAR JE BANG VOOR BENT, DAT HELPT JE VERDER

En de angst voor de dood?

„Die kun je niet overwinnen. Maar ik merk wel dat ik goed voorbereid ben, ik denk elke dag na over mijn eigen sterfelijkheid. Ik lees ook veel over de dood. En als curator bij het museum zocht ik steeds opnieuw mijn angst op. Het researchen en organiseren van al die tentoonstellingen over de dood: dat was vaak heel verdrietig.”

Het Amsterdamse Uitvaartmuseum Tot Zover werd geopend in 2007. Babs Bakels werkte er twaalf jaar, tegenwoordig is ze zelfstandig curator. Bij het museum was ze verantwoordelijk voor tentoonstellingen als ‘Afterlife’, ‘De Vogelvanger, beeldessays over suïcide en preventie’ en ‘Especially for you, de doodskist als lifestyleartikel’.

Foto Frank Ruiter
Foto Frank Ruiter
Foto’s Frank Ruiter

Van die laatste expositie hangen in haar huis nog affichegrote foto’s van schaars geklede vrouwen in erotiserende poses op of naast doodskisten. Ze komen uit een Pirelli-achtige kalender van de Italiaanse kistenfabriek Cofani Funebri. De directeur, tevens hobbyfotograaf, maakte de intrigerende foto’s zelf in de fabriek, zijn eigen vrouw en werkneemsters stonden model.

Er hangt ook veel eigen werk: een paar moordlocaties zonder stoffelijk overschot, een stuk of tien, vijftien schilderijtjes van ventilatieroosters. Die schildert ze omdat ze haar letterlijk lucht geven, legde ze uit toen we door de kamers liepen. In een vitrine in de werkkamer staan een paar kleine door haar zelf opgezette dieren. Maar nergens hangt een lugubere sfeer, integendeel eigenlijk. Het huis staat vooral gezellig en rommelig vol. Op tafel aardbeientaart bij grote mokken thee.

Die tentoonstelling over doodskisten was nog wel luchtig.

„Ik probeer de dood verteerbaar te maken. En dat kan ook, want je kunt met schoonheid, of met een bepaalde conceptualisering, een verhaal brengen dat eigenlijk het daglicht niet kan verdragen: daar is kunst voor bedoeld. Die tentoonstelling over suïcide en preventie was afschuwelijk om te maken, maar tegelijk was het een van mijn mooiste exposities. Dus ik doe mezelf een beetje pijn – en ik verwacht dat ook van de mensen die komen kijken.”

Kan de coronacrisis dat effect van verteerbaar maken ook teweegbrengen, denk je?

„Als je uitzoomt, kun je denk ik wel zeggen dat het goed is dat de dood even wat centraler staat dan anders. Ik lees nu een boek dat Hoe de dood ons drijft heet, ik kan het iedereen aanraden. Het gaat erover dat we het ervaren van onze sterfelijkheid verdoven met dingen waar we ons veilig bij voelen: succes hebben, geld verdienen, veel consumeren, overal naartoe reizen. Dat soort waarden verdedigen we omdat ze ons houvast geven, ze verlenen ons een soort symbolische onsterfelijkheid. Het is eigenlijk net als vroeger met de letterlijke onsterfelijkheid: toen verdedigde je de waarden waar je in geloofde met religieuze oorlogen, je houvast was toen je geloof in God.”

CULTURELE WAARDEN VERDOVEN JE MET SCHIJNVEILIGHEID

Dat houvast van onze culturele waarden is door de coronacrisis weggevallen, in elk geval staan ze tijdelijk op losse schroeven. En precies daarom, zegt ze terwijl ze met meer nadruk gaat praten en een gespeeld plechtige stem opzet, „ga ik nu iets zeggen waarvan ik het heel belangrijk vind dat je het opneemt in je artikel”.

Lees ook: ‘Thuis sterven? Ik had geen idee’

Babs Bakels: „Je ziet nu even veel saamhorigheid om je heen. Dat is logisch, want die hebben we nodig om onze angst te temperen: hoe gaan we dit met z’n allen overwinnen, dat idee. Maar over een tijdje willen we ons houvast terug, dan gaan we ons weer vastklampen aan de veiligheid van onze culturele waarden. En precies dan gaan we denken in zwart en wit: dit is goed, dat helemaal niet, dit zijn mijn soort mensen, maar die anderen natuurlijk niet. Dus wil ik iedereen oproepen: bedenk uit welke angst het voortkomt dat je bepaalde waarden verdedigt.”