Opinie

Met tranen in de ogen zongen we Münninghoff de Russische hemel in

Michel Krielaars

Eind jaren tachtig verbleef ik voor het eerst langere tijd in Moskou. Het waren de nadagen van Gorbatsjovs perestrojka, wat er in de praktijk op neerkwam dat in de winkels amper voedsel te krijgen was. Als je geluk had stuitte je bij een metrohalte op een boerenvrouwtje dat, zittend op een krukje, zakjes gehakt en drie wortelen verkocht.

Ik logeerde in die dagen bij mijn vriend Marten Levendig, de correspondent van De Telegraaf. In het jagen op voedsel was hij ervarener dan ik. Soms kwam hij met een groot blik kaviaar thuis, dat we met soeplepels leeg aten. Als hoofdgerecht volgde dan tomatensoep uit een poederzakje van Knorr.

Toen Pasen naderde ging het sneeuwen. Het werd zo koud dat zelfs de boerenvrouwtjes verdwenen. Maar ineens kwam er redding, want op Eerste Paasdag werden we uitgenodigd door Alexander Münninghoff, de correspondent van de Haagsche Courant, en zijn vrouw Ellen. Ik kende hen niet, maar ik zat nog geen kwartier aan hun mooi gedekte dis of ik voelde me thuis. Er werd wodka geschonken, er waren blini’s, er was bouillon, en daarna vis, lamsvlees en taart. En er waren gesprekken, vooral over het leven in het absurdistische Rusland waar niets ging zoals je zou verwachten.

Alexander, die een Russische gravin als grootmoeder had, leek op een Petersburgse aristocraat uit de dagen van de tsaar. Met zijn donkere ogen, haar en snor had zijn portret zo in de eregalerij met schilderijen van 19de-eeuwse generaals in de Hermitage kunnen hangen. Alleen het cavalerie-uniform, de sabel en het paard ontbraken nog.

In februari 1991 stierf Marten Levendig in Moskou aan een aneurysma. Hij was dertig. Ruim een jaar eerder was de acht maanden oude Floris, de jongste van de vier kinderen Münninghoff hem voorgegaan. Het verdriet was onmetelijk.

Nadat de eerste tranen waren opgedroogd besloten we onze doden jaarlijks te herdenken, op zijn Russisch, met een diner met toespraken, wodka en kaviaar. We waren met zijn achten.

Tijdens een van die etentjes vertelde Alexander ineens over zijn vader, die bij de Waffen-SS tegen de Sovjets had gevochten om het in 1940 geconfisqueerde familiebezit in Letland terug te krijgen. Hij wilde er een boek over schrijven. Op een gegeven moment was er zelfs een titel: De Herenkamer. Maar de jaren vlogen om en het schrijven schoot niet op. Dat kwam vooral door zijn schaamte over zijn vaders SS-verleden, waar maar weinigen van wisten.

In februari 2009 hielden we ons herdenkingsetentje in Moskou, waar ik toen woonde. Avond aan avond hadden we het over Alexanders boek, waaraan hij nog altijd werkte. Steeds meer kreeg ik het gevoel dat het nooit zou verschijnen. Maar in 2014 was het er ineens toch. Na vijftien jaar. Alexander had de schaamte overwonnen. De stamhouder werd terecht een bestseller. „Ik loop op wolken”, zei hij sindsdien als we elkaar zagen.

Afgelopen september vierden de Münninghoffs hun vijftigjarig huwelijk met een groots diner voor honderd man. Kort daarna bleek Alexander kanker te hebben. Met Pasen gingen we met ons groepje naar hem toe om in zijn tuin drie Russische liederen voor hem te zingen. Omringd door zijn gezin zat hij op het balkon van zijn slaapkamer. In kamerjas, met een glas champagne, als een oude generaal uit de Hermitage. Met tranen in de ogen zongen we hem de Russische hemel in.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.