In de brandende middagzon stappen plukjes mannen in vale T-shirts met rugzakken en plastic tassen het gele hek door bij het checkpoint Tarqumiyah. Dit is een van de grootste doorgangen tussen Israël en de Palestijnse gebieden. Qadr al-Haddar (51), zijn mondkapje iets opzijgeschoven voor een sigaret, heeft er flink de pas in. Hij is na bijna vier weken in Israël eindelijk op weg naar zijn vrouw en zeven kinderen. Nu veel arbeiders vlak voor de islamitische vastenmaand ramadan naar huis zijn gegaan, vrezen de Palestijnen dat zij het virus hebben meegenomen uit Israël.
Terwijl de afgelopen weken het openbare leven in Israël vrijwel stillag, was er op één terrein opvallend veel activiteit. Vanuit het geraamte van wolkenkrabbers klonk schrapen, kloppen en boren: restauranthouders grepen de gedwongen sluiting aan om hun zaak een likje verf te geven en graafmachines reden af en aan langs opgebroken trottoirs.
De bouw mocht doorgaan, net als enkele andere als essentieel beschouwde economische sectoren. Voor die werkzaamheden is mankracht nodig. In Israël werken ruim honderdduizend Palestijnse inwoners van de Westelijke Jordaanoever, voornamelijk in de bouw en landbouw.
Toen de checkpoints tussen de Westelijke Jordaanoever en Israël half maart dichtgingen, kregen Palestijnse arbeiders drie dagen om te beslissen: terug of blijven. Ze mochten voor één of twee maanden in Israël blijven werken, mits hun werkgevers voor onderdak zorgden. Dagelijks heen en weer reizen was verboden.
Het leek in eerste instantie een win-winsituatie: de arbeiders behielden hun werk, een deel van de Israëlische economie kon blijven draaien. De Israëlische en Palestijnse autoriteiten werken nauw samen om de coronaverspreiding in de hand te houden. Zij kregen vorige maand zelfs complimenten van de plaatselijke Verenigde Naties-gezant voor de „uitstekende” coördinatie.
Al snel bekoelden echter de verhoudingen. De Palestijnse premier Mohammed Shtayyeh riep de arbeiders „voor hun eigen veiligheid” terug. Dit volgde onder meer op een incident waarbij een Palestijnse arbeider met coronaverschijnselen bij een checkpoint was tegengehouden – volgens de Israëlische autoriteiten verbleef hij illegaal in Israël – en de besmetting van Palestijnse arbeiders bij een kosjere kippenslachterij.
Daarnaast klaagden arbeiders in de media over onhygiënische en onveilige werkomstandigheden; terwijl sommigen in appartementen of hotels werden gehuisvest, moesten anderen op bouwterreinen slapen.
Door naar het testcentrum
Bij Tarqumiyah gaan Al-Haddar en zijn collega’s via het Israëlische checkpoint naar een Palestijns coronacontrolepunt, waar mannen in fluorescerende hesjes de gegevens van elke terugkeerder noteren. Wie symptomen heeft gaat door naar een testcentrum; de rest krijgt de opdracht twee weken in quarantaine te gaan.
Medewerker Rizq Tomesi gebaart echter naar de afscheidingsmuur die zich over de heuvels uitstrekt. „Daar zitten allemaal gaten in”, zegt Tomesi. „De Israëliërs sluiten het checkpoint, maar laten ondertussen allerlei doorgangen open.” Arbeiders kunnen zich op die manier aan de controle en de verplichte quarantaine onttrekken. Israël test de arbeiders niet.
Palestijnse leiders beschuldigen Israël ervan laks te zijn en zelfs ervan het virus expres te verspreiden. 73 procent van de coronagevallen is volgens het Palestijnse ministerie van Gezondheid te herleiden tot arbeiders. Israël heeft woedend gereageerd op wat het een „racistische opruiingscampagne” noemt.
Achter de Palestijnse retoriek zit frustratie met andere aspecten van het Israëlische beleid. Zo arresteerde de Israëlische politie in Oost-Jeruzalem medewerkers van een Palestijns testcentrum en zijn volgens de VN de aanvallen op Palestijnse bezittingen en personen door Israëlische kolonisten in de crisisperiode met 80 procent toegenomen. Ondanks de coronacrisis heeft de Israëlische regering-in-wording de annexatie van Palestijns gebied op de agenda staan.
Enkele tientallen IC-bedden
Zowel in Israël als op de Westelijke Jordaanoever werden afgelopen week de eerste stapjes tot verlichting van de strenge coronamaatregelen gezet. Toch zijn de Palestijnen bang dat de grote aantallen teruggekeerde arbeiders het virus alsnog verspreiden. Het aantal geregistreerde gevallen op de Westelijke Jordaanoever is beperkt tot 325 (tegenover bijna 15.559 in Israël), maar mogelijk lopen er ongemerkt meer zieken rond.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2020/04/web-2004buigantz.jpg)
Bij een grote uitbraak zijn de medische voorzieningen niet toereikend. Dat geldt al helemaal voor de dichtbevolkte Gazastrook; voor twee miljoen inwoners zijn daar enkele tientallen intensivecarebedden beschikbaar. Tot nu toe is deze ramp uitgebleven.
Al-Haddar hijst zijn zwart-rode rugzak op zijn rug. Hij gaat zich naar eigen zeggen zeker aan de quarantainevoorschriften houden. „Of ze het nou controleren of niet, ik wil mijn familie niet in gevaar brengen.” Natuurlijk is hij bang dat hij in Israël besmet is geraakt, maar het alternatief leek hem erger. „Niet werken betekent niet eten.”