De rupsenbestrijders die vorige zomer in maanpakken eikenprocessierupsen uit de bomen zogen, krijgen er dit jaar collega’s bij: koolmezen. De koolmees is een natuurlijke vijand van de eikenprocessierups en dit nieuwe seizoen een populair wapen onder Nederlandse gemeenten. In alle provincies – behalve in Zeeland en Flevoland, waar vorig jaar relatief weinig overlast van de rups was – hebben gemeentes nestkastjes opgehangen om de koolmezen te lokken.
In de zomer van 2019 ontstond een piek in het aantal Nederlanders dat met jeukklachten naar de huisarts ging. Wekelijks waren dat er 85 op 100.000, normaal zijn dat er maar 20. De oorzaak: de eikenprocessierups. Vanuit eikenbomen lieten ze hun haren naar beneden dwarrelen. Mensen die ermee in aanraking kwamen, kregen last van jeukerige, rode bultjes.
Brandharen vanaf mei
Dit jaar wordt een nieuwe plaag verwacht. Zo’n drie weken geleden zijn de rupsen uit hun ei gekropen en halverwege mei zullen ze brandharen ontwikkelen. „Je ziet dat de plaag van afgelopen jaar de ogen heeft geopend bij een heleboel gemeentes”, zegt Bastiaan Meerburg, directeur van het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) in Wageningen. Het KAD is aangesloten bij het landelijke kennisplatform eikenprocessierups dat vorig jaar is opgericht. „Vorig rupsseizoen begonnen gemeenten pas met bestrijden toen de overlast al in volle gang was. Dit jaar gaan ze preventiever te werk, bijvoorbeeld door het ophangen van de nestkastjes voor de koolmees.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50167551-8dbd0b.jpg)
Wethouder met eerste nestkastje
Het adviescentrum vindt het ophangen van nestkastjes een goede bestrijdingsmethode, maar het werkt niet altijd even goed. Het is bijvoorbeeld belangrijk om na te denken over wanneer de nestkastjes worden ophangen. Hoe later, hoe kleiner de kans dat koolmezen er gebruik van maken.. De meeste foto’s van wethouders die trots een eerste nestkastje aan een boom timmeren verschenen pas vanaf februari op Twitter. Ook berichten in regionale media laten zien dat de meeste gemeentes vanaf februari de nestkastjes ophingen. Een enkele, zoals Woerden, deed dat zelfs pas eind maart.
„Maar nestkastjes kun je het beste al in het najaar ophangen”, zegt een woordvoerder van Vogelbescherming Nederland. „De koolmees broedt doorgaans vanaf april, maar zoekt al eerder een broedplaats. De ervaring leert dat bij een zachte winter soms al in januari kastjes worden bezet.”
Koolmeesjes kunnen de kastjes in de winter dan als slaapplaats gebruiken. En als een koolmees een kastje heeft gebruikt om in te slapen, is de kans groter dat hij er in april in gaat broeden.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data57003823-56b895.jpg)
Groot territorium
Sommige gemeenten lijken ook niet goed nagedacht te hebben over de vraag aan hoeveel bomen ze een nestkastje hangen. Er zijn eikenlanen waar aan elke eik een kastje is opgehangen. Dat heeft helemaal geen zin, zegt een woordvoerder van Vogelbescherming Nederland. „Het beste is om de kastjes een meter of dertig uit elkaar te hangen. Als je aan elke boom een kast hangt, is het zeker dat de meeste niet bezet worden.”
Koolmezen, zegt de woordvoerder, hebben een groot territorium en zullen dus niet dicht bij elkaar in de buurt gaan broeden. „Daarnaast kun je de kastjes beter niet op de eik zelf hangen, maar aan een ander soort boom in de buurt. Dan weet je zeker dat er geen rupsen in de kastjes gaan zitten.”
Silvia Hellingman – onderzoeker bij het kenniscentrum eikenprocessierups – waarschuwt dat gemeenten de nestkastjes niet aan of in de buurt van bomen moeten hangen die worden bespoten met bacteriepreparaten, die eveneens worden gebruikt voor de bestrijding van de eikenprocessierups. Het nadeel van deze methode is dat andere rupsensoorten ook doodgaan, zodat er weinig eten overblijft voor koolmezen.
Ook de omgeving is van invloed. Het is belangrijk dat er planten staan die koolmezen aantrekken, zoals bepaalde struiksoorten. Nestkasten langs drukke wegen is géén goed idee, volgens Hellingman. “Ik zie dat af en toe, maar als de vogeltjes daar al gaan nestelen, zullen er heel veel verkeersslachtoffertjes volgen.”