Hoe kan de overheid de economie het beste steunen in deze crisis?

Economisch noodpakket Economen waren bij de lockdown opvallend eensgezind: het kabinet moet banen redden door de lonen van bedrijven te subsidiëren. Nu beginnen ze van mening te verschillen. „Het is een beetje onnozel mensen op te sluiten in hun baan.”

Coronamaatregelen op de Amsterdamse Albert Cuypmarkt. „Ik zou kleine bedrijven eenmalig een bedrag geven. Dan geeft de overheid die bedrijven nog even lucht om zelf keuzes te maken”, zegt een econoom over steunmaatregelen. Foto Simon Lenskens
Coronamaatregelen op de Amsterdamse Albert Cuypmarkt. „Ik zou kleine bedrijven eenmalig een bedrag geven. Dan geeft de overheid die bedrijven nog even lucht om zelf keuzes te maken”, zegt een econoom over steunmaatregelen. Foto Simon Lenskens

Hoe ver moet de overheid gaan in haar steun aan bedrijven die door de coronacrisis worden getroffen? Economen waren het bij de lockdown half maart opvallend eens. De overheid moet royaal de portemonnee trekken.

Voor de volksgezondheid sloot het kabinet delen van de economie af. Daardoor keldert de omzet in sectoren als de detailhandel, de horeca, luchtvaart, en de reis- en evenementenbranche. Gemiddeld daalt de omzet van de 94.500 bedrijven die loonsubsidie voor hun personeel krijgen met 72 procent.

Lees ook: Kabinet wil 2 tot 4 miljard euro steun voor KLM

In de tijd die het kost om het virus onder controle te krijgen, moet de overheid het bedrijfsleven massief steunen, vinden economen. Ook al kost dat veel geld. Want het alternatief is duurder: een golf van faillissementen, ontslagen en wanbetalingen, waardoor ook de banken geraakt zouden worden. Deze coronacrisis moet geen financiële crisis worden.

De hoop was dat zo de economie na de lockdown snel zou terugveren. Even op pauze en dan weer als vanouds verder. Na drie maanden, of misschien zes. Maar nu wordt steeds duidelijker dat het coronavirus het maatschappelijk en economisch verkeer wel eens veel langer zou kunnen beperken. Is deze steun dan nog steeds zinnig? Het idee was in de kern gezonde bedrijven te steunen, maar nu de crisis langer duurt, wordt steeds onduidelijker welke bedrijven nog gezond zijn.

Liever ruimhartig

Vraag het drie economen en ze geven verschillende antwoorden. Ze zien alledrie de nadelen van de huidige noodsteun groter worden hoe langer die duurt. Die steun komt nu voornamelijk in de vorm van loonsubsidies voor het personeel van getroffen bedrijven en in de vorm van overheidsgaranties voor verzekeringen en leningen aan mkb-bedrijven. Looptijd van het eerste steunpakket: maart, april, mei.

Het gaat economen niet om de tientallen miljarden euro’s die de steun per kwartaal kost, maar om welke soort steun de economie het meest helpt. Voor de een zijn die nadelen een acceptabel offer, voor de ander een reden om de steun aan te passen.

„Ik zou liever te ruimhartig zijn dan te voorzichtig,” zegt Lex Hoogduin, hoogleraar aan Rijksuniversiteit Groningen en oud-directeur van De Nederlandsche Bank. „Anders maak je teveel kapot.”

„Dit stuttingsbeleid is na zes maanden over zijn houdbaarheid heen. Er komen harde keuzes aan,” zegt Arnoud Boot, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. „Daarbij gaat het niet om geld, maar om wat goed is voor de economie.”

„De overheid betaalt nu de salarissen van het personeel grotendeels door. Dat is natuurlijk heel vriendelijk. Maar we moeten het idee achter de steun veranderen; van het doorbetalen van lonen en het garanderen van leningen naar het geven van eigen vermogen aan bedrijven. Dat is veel slimmer,” zegt Dirk Schoenmaker, hoogleraar aan de Rotterdam School of Management.

Het kabinet werkt nu aan een tweede steunpakket dat in juni moet ingaan. Schoenmaker en Boot adviseren de steun te veranderen. Of – als het kabinet dat niet aandurft – aan te kondigen dat het de laatste keer is dat de overheid salarissen van bedrijven drie maanden grotendeels doorbetaalt.

Wat is het probleem van de huidige vorm van de noodsteun?

In de politiek is er al een hevig debat over uitgebroken. De steun komt namelijk ook terecht bij internationale, beursgenoteerde bedrijven. Wat als die belastinggeld krijgen voor het betalen van hun personeel en straks doodleuk bonussen uitdelen aan hun topmanagers? Of in belastingparadijzen zitten? Het kabinet moet meer voorwaarden stellen, klinkt het breed. Denemarken, Polen en Frankrijk sluiten bedrijven uit van steun die dividend of bonussen uitkeren of eigen aandelen inkopen. De Tweede Kamer riep het kabinet Rutte deze week op hetzelfde te doen.

Dit soort eisen stellen aan bedrijven die steun krijgen, is prima, zeggen de economen. Zolang de overheid achteraf controleert, en niet vooraf, waarschuwt Lex Hoogduin. Want dan is het risico te groot dat de hulp te langzaam komt. „Je moet niet in deze acute fase al proberen de rekening van de crisis te verdelen. Dat kost teveel tijd en dan komen gezonde bedrijven alsnog in problemen. De rekening verdelen kan ook achteraf, door belasting te heffen bij bedrijven, sectoren en vermogenden die er goed doorheen zijn gekomen.”

Een andere eis die politici opperen: dat bedrijven zich committeren aan het verminderen van hun Co2-uitstoot. Schoenmaker is voor, maar alleen als de voorwaarde algemeen wordt geformuleerd, zodat bedrijven zelf mogen bepalen hoe ze dat doen. Hoogduin en Boot zijn terughoudend: het maakt steun te politiek, te ingewikkeld en daardoor minder effectief. Voer liever een algemene CO2-belasting in als de overheid de uitstoot wil verminderen.

Niet alle pijn kan worden weggenomen, erkende minister Koolmees in de Tweede Kamer: Ontslagen en faillissementen zijn onvermijdelijk

Valkuil: geen mensen ontslaan

Juist de voorwaarde waar politieke partijen eensgezind sterk aan hechten – de eis dat bedrijven geen mensen ontslaan – is een valkuil volgens Schoenmaker en Boot. Neem KLM. Is het verstandig van KLM te eisen dat het alle 30.000 banen behoudt als de luchtvaart misschien wel langdurig krimpt? Boot: „De kans is groot dat we jarenlang minder gaan vliegen. Als de overheid probeert KLM in de huidige omvang in stand te houden, dan ben je bedrijfseconomisch inefficiënt bezig. Een levensvatbaar bedrijf zal moeten krimpen voordat het weer verder kan groeien.” Dat geldt voor meer sectoren.

Lees ook: Kabinet wil 2 tot 4 miljard euro steun voor KLM

Schoenmaker: „Ondernemers moeten geprikkeld worden om na te denken hoe ze hun businessmodel in en na de lockdown aanpassen. De loonkostensubsidie helpt daar niet bij. Maar we moeten realistisch zijn: ook zonder de coronacrisis had de wereld er anders uitgezien aan het eind van het jaar. Dus de economie kost wat kost houden zoals die in maart was, is niet verstandig.”

Diezelfde huiver heeft Schoenmaker bij het compenseren van vaste lasten als de huur voor bedrijven. „Het kan niet zo zijn dat de overheid via ondernemers nu vastgoedeigenaren in de lucht gaat houden. Die hebben de afgelopen jaren goed verdiend en mogen ook de broekriem aanhalen. Als we met geld blijven strooien is er geen reden voor verhuurders om de huur te verlagen. Terwijl dat heus zou gebeuren, als ondernemers het niet meer kunnen betalen.”

Boot ziet nog een ander probleem bij de loonkostensubsidie van het kabinet. „Je sluit mensen op in hun huidige betrekking. Dat is voor drie maanden te begrijpen, maar niet voor langer dan zes. Zeker voor werknemers in de horecasector is het een beetje onnozel om mensen op te sluiten in het beroep dat ze nu hebben.”

Boot en Schoenmaker zijn bang dat de steun noodzakelijke aanpassingen in de economie tegenhoudt. De overheid moet de economie stutten, maar niet hinderen in de aanpassing aan de nieuwe realiteit, en ook niet voorkomen dat partijen die voldoende geld hebben verliezen nemen, zoals verhuurders. De corona-economie levert immers ook nieuwe bedrijvigheid op. In de horeca zit personeel thuis, terwijl er in de tuinbouw en distributie juist mensen worden gezocht.

Boot: „Het risico is dat elk privaat initiatief nu wordt gesmoord. Werknemers blijven hangen en gaan niet naar productieve sectoren toe. Nieuwe bedrijfjes krijgen minder kans. Iedereen kijkt nu naar de overheid, maar de Nederlandse maatschappij en het Nederlandse bedrijfsleven draaien normaal gesproken heel goed omdat die hun eigen verantwoordelijkheid nemen. De overheid moet een stapje terug doen om het bedrijfsleven de ruimte te geven eigen keuzes te maken.”

Eigen vermogen uitdelen

Vergis je niet: Boot en Schoenmaker vinden dat de overheid bedrijven en hun werknemers nog steeds op grote schaal moet steunen. Maar op een andere manier. Bijvoorbeeld door werknemers omscholing te bieden en bedrijven eigen vermogen te geven. Kleine bedrijven kunnen dat voor niks krijgen, als een vervolg op de 4.000 euro die het kabinet in maart aan mkb-ondernemers in getroffen sectoren gaf.

Grotere bedrijven krijgen eigen vermogen onder keiharde financiële voorwaarden: ze moeten het terugbetalen met een forse opslag vóórdat aandeelhouders of schuldeisers geld krijgen. Hoogduin, Schoenmaker en Boot zien de overheidssteun aan ING tijdens de financiële crisis als een schoolvoorbeeld van hoe het moet. Schoenmaker: „Dat geeft bedrijven een prikkel om snel van de overheid af te willen. En de maatschappij deelt mee in de winst als bedrijven goed uit de crisis komen.” Zulke steun voorkomt dat de overheid zogenaamd alwetend de economie gaat aansturen en moet besluiten welke bedrijven wel en niet overleven. Bovendien worden bedrijven zo niet overladen met schulden, wat bij overheidsgaranties voor schulden en renteloze leningen wel gebeurt.

Schoenmaker zou ‘ING-stijl’ eigen vermogen willen geven aan alle mkb-bedrijven die eind 2019 kredietwaardig waren. Boot maakt een onderscheid tussen grote en kleine bedrijven. „De koffiezaak op de hoek hoeft de overheid vanuit economisch oogpunt niet te redden. Als de lockdown over is, zijn er zo weer nieuwe koffiezaakjes. Vanuit sociaal oogpunt wel. Ik zou de horeca, de slager op de hoek en de echt kleine bedrijven nu eenmalig een vast bedrag geven, van 4.000 of 8.000 euro. En erbij zeggen: meer hulp krijgen jullie niet. Dan krijgen bedrijven nog even lucht om zelf keuzes te maken, maar doet de overheid toch een stap terug.”

Voor bedrijven die de grootste meerwaarde hebben voor de economie, moet de overheid meer doen, vindt Boot. „Bedrijven waarvoor geldt: één plus één is veel meer dan twee. Bedrijven zoals ASML die unieke kennis en productieprocessen hebben. En bovendien een netwerkfunctie, voor allerlei bedrijven om ASML heen maar ook voor de universiteit in Eindhoven. Met zulke bedrijven verlies je echt iets.” Hoeveel dat er zijn? Boot kan alleen maar speculeren, maar hij komt al gauw op duizenden. Maar ook hier geldt: alleen als ze het zelf niet redden. „ASML kan prima zelf eigen vermogen aantrekken.”

Schoenmaker en Boot adviseren de loonsubsidie niet in één keer te schrappen, maar in stapjes te verlagen. Werkgevers krijgen nu maximaal 90 procent van de loonkosten vergoed, dat zou bijvoorbeeld naar 80 procent kunnen zakken. En dan zouden de werknemers, die nu hun hele salaris krijgen, ook wat kunnen inleveren. Schoenmaker: „Zij delen nu niet in de pijn. Ik zou ze 10 procent laten inleveren.” Hij wil niet sneller gaan, om niet de fout te maken die in de financiële crisis gemaakt werd, toen veel bouwbedrijven failliet gingen. „Toen de crisis over was, was er geen metselaar meer te vinden. Eeuwig zonde.”

Oorlogsfinanciering

Lex Hoogduin ziet alle bezwaren die Boot en Schoenmaker opwerpen ook. Toch vindt hij het beter als de overheid het huidige steunpakket verlengt voor nog eens drie tot zes maanden, en daarna hetzelfde recept zonder rigoureuze veranderingen tot het virus ingedamd is. Ook al wordt de kans steeds groter dat de overheid bedrijven stut die niet levensvatbaar zijn. Hij loopt liever dat risico dan dat er teveel bedrijven omvallen.

Want er komt nog genoeg ellende bovendrijven, nu alle landen in de wereld met economische krimp kampen. De financiële sector krijgt veel verliezen te werken, een grote zorg. Overheden moeten zich nu vooral niet druk maken over de kosten van deze steun, vindt Hoogduin. „Je moet een pandemie vergelijken met een oorlog. De kosten van een oorlog smeer je ook uit over honderd jaar. Stel dat de overheid anderhalf jaar lang 15 procent van de economie overeind houdt. Dan kost dat 22,5 procent van ons bbp, zeg 200 miljard euro. Die schuld laat je voor één keer, met de plechtige belofte nooit meer zoiets geks te doen, financieren door De Nederlandsche Bank. We spreken af dat na de crisis in 100 jaar af te lossen tegen nul procent rente. Dat kost 2 miljard euro per jaar. Dat kan makkelijk.”