Nog voordat het coronavirus ons dagelijks leven op de schop nam, was het al een bekend probleem in de academische wereld: publicatiedruk. Aan de Universiteit van Cambridge, waar ik zelf onderzoek doe in onderwijskunde, is dat niet anders. Sinds de uitbraak van Covid-19 is de stress alleen maar toegenomen. De wedloop om de ontwikkeling van het eerste vaccinatiemiddel is in volle gang, en ook Cambridge doet volop mee. Eenzelfde wedloop is ook gaande onder filosofen, sociologen en andere intellectuelen.
Ze buitelen over elkaar heen om hun ‘hot take’ op de coronacrisis te leveren, en liefst zo snel mogelijk. Historicus en bestsellerauteur Noah Harari wees midden maart al op de gevaren rondom toenemende surveillance, de marxistische denker David Harvey presenteerde als een van de eersten een antikapitalistische analyse van de pandemie.
Dit soort tijdige artikelen zijn belangrijk. Maar denken met spoed leidt niet altijd tot de beste kwaliteit, want in de haast om er zo snel mogelijk bij te zijn, is er vaak te weinig tijd om een originele analyse goed uit te werken. Het resultaat? Vooral veel knip-en-plak-werk, soms gevaarlijk grenzend aan zelfplagiaat.
In een lichte variant van zo’n copy-paste methode gaat het om het recyclen van eerdere ideeën. Dat is niet ongewoon onder academici maar het wordt problematisch wanneer oude concepten als kant-en-klare kaders op geheel nieuwe contexten worden toegepast, zonder kritisch te kijken naar de unieke omstandigheden van de situatie.
Zo kwam de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben eind maart in opspraak met zijn bewering dat de huidige pandemie een voorbeeld is van zijn theorie over de ‘staat van uitzondering’, een concept waarmee hij machtsbeluste regeringen aanduidt die momenten van crisis misbruiken om mensen hun constitutionele rechten te ontnemen. Voor Agamben waren de uitzonderlijke lockdown-maatregelen in Italië buitensporig en volledig onterecht. Hij schreef dat, na eerst ‘terrorisme’ te hebben uitgebuit als smoesje om burgerlijke vrijheden in te perken, de regering nu dit ‘griepje’ zou hebben aangegrepen als voorwendsel om mensen nog verder te reduceren tot een rechteloos ‘bare life’. Deze redenering viel niet bij iedereen in goede aarde.
Een veel zwaarder geval van knip-en-plak-werk kwam van de bekende en controversiële filosoof Slavoj Zizek. Bijna direct na de corona-uitbraak kondigde hij een nieuw boek aan, geheel gewijd aan de corona-epidemie. Het is inmiddels verschenen. Zo’n vlugge publicatie kan bijna niet anders dan oppervlakkig gerecycleerd materiaal zijn. In sociologische kringen te Cambridge wordt er schande van gesproken.
Getrouwtrek tussen intellectuelen
Wat dit getouwtrek tussen publieke intellectuelen laat zien is een weerspiegeling van een wijder verspreid probleem: dat van publicatiestress gemixt met ellebogenwerk. De strijd om de plek vooraan in de rij creëert een sfeer van stress, gepaard met haast en dus resulterend in ondoordachtheid. Dat kan fataal zijn voor theoretisch kwalitatief debat.
In plaats van de Covid-19-pandemie te bekijken met frisse ogen en een open geest, gebruiken denkers de crisis als handig middel om hun gelijk te halen. Een collega sprak over de coronacrisis als „een uit de hemel gevallen godsgeschenk”, een ideale aanleiding om meer intellectuele buzz te creëren door snel een aantal spraakmakende artikelen te schrijven.
Die opportunistische houding is aanstekelijk: ook ik heb me de afgelopen weken menigmaal afgevraagd of ik geen grote kansen misliep door niet ook als een dolle aan het analyseren te slaan.
Een van de meest verkondigde boodschappen, bijna messianistisch aandoend, is het idee dat er geen terugkeer meer komt naar de normaliteit van vóór de epidemie. Velen beweren dat de crisis de wereld voorgoed zal veranderen, zoals wereldoorlogen of 9/11 dat deden. Na weken of zelfs maanden van collectieve huisarrest zullen we wakker worden in een nieuwe realiteit: welkom in de Postcoroniale Wereld.
Wellicht kunnen studenten binnenkort ook postcoroniale theorie studeren, net zoals zij zich ook in postkoloniaal gedachtegoed kunnen specialiseren. Hoe zal dit nieuwe domein van kennis eruitzien, welke stemmen zullen er de boventoon gaan voeren en wat voor vocabulaire wordt daarbij ingezet? De taal die we gebruiken om betekenis te geven aan de corona-uitbraak is noch onschuldig noch zonder gevolg. We zagen hoe snel racisme en xenofobie de kop opstaken toen de Amerikaanse president het virus als ‘Chinees’ bestempelde. Te midden van alle hot takes, is het dus juist nu zinvol om een stap terug te doen en te observeren: wie krijgt het woord, en belangrijker nog, wie krijgt het niet?
Machtigen bepalen
Sociologen en onderwijskundigen in Cambridge hebben het nu veel over het „politieke mechanisme van kennisproductie”. We kennen allemaal de uitdrukking ‘kennis is macht’, maar de filosoof Michel Foucault wees er al eerder op dat het de machtigen zijn die bepalen wat kennis überhaupt is. Welke perspectieven ontvangen de meeste autoriteit, wat is de rol van onderzoeksinstituten in dit proces, welke commentatoren krijgen het grootste platform?
In Cambridge, zelf een van de meest hoog aangeschreven (en dus machtige) onderwijsinstanties, wordt steeds meer nagedacht over hoe dit proces van kennisproductie democratischer kan, met meer diversiteit in deelname. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan en dat geldt al helemaal in tijden van crisis, wanneer er haast is geboden bij het duiden en conceptualiseren van gebeurtenissen zo ingrijpend als een wereldwijde pandemie. Het resultaat? Een terugval op een elitair machtssysteem van kennisproductie, conform aan het vertrouwde credo van opportunistische publicatiedrang.
Maar, zoals Winston Churchill al zei: „Never let a good crisis go to waste”. En daarin heeft hij gelijk. De coronacrisis biedt ons de unieke mogelijkheid om onze oude manieren van doen te heroverwegen en uiteindelijk een nieuw vocabulaire op te bouwen om uitdrukking te geven aan een wereld die nooit meer dezelfde zal zijn. Dat lukt niet wanneer we haastig toesnellen op de pandemie om haar vervolgens weergaloos in te kaderen binnen theoretische discours die ons precoroniale denken typeerden.
Wat beter werkt is om tijd te nemen voor bezinning, de ellebogen wat rust te gunnen en plaats te maken voor de andersdenkenden die in het ‘normaal van vroeger’ machteloos stonden. De opkomst van een postcoroniaal gedachtegoed heeft tijd, rust en ruimte nodig