Reportage

Die stapel minirokjes blijft liggen in de fabriek in Delhi

Textielfabriek Miljoenen textielarbeiders in Azië dreigen hun baan te verliezen nu grote modeketens hun bestellingen massaal annuleren. „Al die praatjes van kledingmerken over ‘best practices’ zijn flinterdun gebleken.”

Bengaalse werknemers van textielfabrieken protesteren in Dhaka omdat ze hun salaris niet krijgen nu kledingketens hun bestellingen annuleren.
Bengaalse werknemers van textielfabrieken protesteren in Dhaka omdat ze hun salaris niet krijgen nu kledingketens hun bestellingen annuleren. Foto Monirul Alam/EPA

Op de vloer liggen hopen van reepjes stof. Een groene ruit, lichtblauw met stippen. De resten van wat moest eindigen als het jurkje dat in doorzichtig plastic boven de productielijn bungelt. Volgende halte: Kalverstraat. Oxford Street. Rue de Rivoli.

Anil Peshawari (59) staart naar de lege stoelen waar zijn fabriekswerkers zouden moeten zitten. Naar de twee grote bakken met minirokjes die klaar staan om naar de lift gerold te worden. Hij weet: die gaan Europa niet meer halen.

Een week eerder, halverwege april, ontving Peshawari een mail van zijn Spaanse klant Inditex, het miljardenconcern waaronder bekende modeketens als Zara en Pull&Bear vallen. Hun uitstaande bestellingen bij zijn textielfabrieken aan de rand van Delhi wilden ze hierbij annuleren.

De inbox van Peshawari, een man met zilvergrijs haar en een blauwe polo in zijn pantalon, loopt ermee vol. Mails van klanten uit Europa en de Verenigde Staten over annuleringen en uitstel van betaling. „Dit zijn uitzonderlijke tijden”, beginnen ze stuk voor stuk.

Dat hoeven ze Peshawari niet te vertellen. Zijn zeven fabrieken staan al ruim een maand stil. Nu betwijfelt de ondernemer of er straks nog iets van zijn bedrijf Meenu Creation (jaaromzet 52 miljoen dollar, 4.500 werknemers) over is als India in mei weer opengaat.

Hij zou niet de enige zijn. De pandemie bedreigt het voortbestaan van duizenden kledingfabrikanten in Azië en maakt duidelijk hoe scheef de machtsbalans is in deze industrie, die draait op flinterdunne marges en loonstrookjes van soms amper 80 euro per maand. De afgelopen weken probeerden grote westerse merken de schade van hun eigen gesloten winkels en teruggelopen omzet te beperken, door bestellingen ter waarde van miljarden dollars af te zeggen bij hun leveranciers in landen als India, Bangladesh en Myanmar.

Sommige modeketens gaan zelfs zo ver dat ze de kleding die al in hun winkels hangt, voorlopig weigeren te betalen

De productie voor die bestellingen was vaak al begonnen, de stoffen ingekocht. Of ze eisen kortingen van soms wel 50 procent. Sommigen gaan nog verder: zelfs de kleding die al in hun winkels hangt, gaan ze voorlopig niet betalen.

„Mocht je deze producten willen terugnemen, dan maken we deze graag beschikbaar voor je in ons distributiecentrum”, stond in de brief die Peshawari en andere leveranciers op 2 april van het Britse merk New Look kregen, in bezit van NRC. Hun openstaande rekening, zegt Peshawari: 150.000 dollar. „En dan?”, zegt hij. „Het terughalen van die stukken gaat mij meer kosten dan ze waard zijn.” New Look laat in een reactie weten dat het handelde „uit absolute noodzaak”, maar dat het inmiddels „waar mogelijk” is begonnen leveranciers te betalen.

Met Inditex, dat eind maart onder publieke druk aankondigde voor uitstaande bestellingen toch de afgesproken prijs te zullen betalen, is Peshawari nu in gesprek. Liever gaat hij daar niet verder op in. „Ik ben hoopvol”, zegt hij alleen.

Voor zover hij hoopvol kan zijn, nu hij een bedrag van ruim 8 tot 12 miljoen dollar misloopt door het wegvallen van orders en al gemaakte kosten. Zijn thuiszittende werknemers heeft Peshawari in maart nog kunnen betalen. „Maar voor april zie ik niet hoe dat nog mogelijk is.”

De Indiase organisatie voor kledingexporteurs waarschuwde onlangs al dat met het wegvallen van orders mogelijk meer dan 5 miljoen banen verdwijnen.

Lees ook deze reportage: Een lockdown alleen al brengt de armsten in India in levensgevaar

De ramp in Rana Plaza

In Bangladesh is de situatie nog nijpender. Dat land werd na de dodelijke ramp in het Rana Plaza-complex in Dhaka – deze week zeven jaar geleden – het middelpunt van een wereldwijde campagne om de gevaarlijke werkomstandigheden in textielfabrieken te verbeteren. Het ontwikkelingsland leunt zwaar op deze fabrieken, die samen goed zijn voor 84 procent van de export (in India is dit 12 procent). De totale export had vorig boekjaar een waarde van 34,1 miljard dollar. Maar alleen al in de eerste helft van april liep de textielexport met ruim 80 procent terug, volgens de koepel van fabriekseigenaren.

In totaal trokken westerse modehuizen voor ruim 3 miljard dollar aan bestellingen bij hen in. Een deel van de opdrachtgevers beriep zich daarbij op ‘force majeure’ – overmacht, om onder betalingen uit te komen. Dat blijkt uit een rondgang van het Amerikaanse Center for Global Workers’ Rights onder ruim driehonderd Bengaalse kledingfabrieken.

Zo weigerde 91 procent van hun klanten te betalen voor al gemaakte productiekosten, en weigerde 98 procent deels mee te betalen aan de wettelijk verplichte vergoeding voor arbeiders die nu – in elk geval tijdelijk – zonder werk kwamen te zitten.

Meer dan een miljoen arbeiders zijn inmiddels ontslagen of weggestuurd, veelal zonder loon. Voor minstens een miljoen anderen dreigt hetzelfde lot. „Dit zijn mensen die leven van loonstrookje naar loonstrookje”, zegt Mark Anner, directeur van het onderzoekscentrum, aan de telefoon vanuit Pennsylvania. „Dat loon is al laag. Velen hebben bovendien schulden en andere familieleden voor wie ze moeten zorgen. Het is bijna ondenkbaar hoe kwetsbaar hun situatie nu is.”

De afgelopen weken gingen duizenden arbeiders in onder meer Dhaka en Chittagong de straat op om uitbetaling van hun salaris te eisen – zich weinig aantrekkend van de lockdown die sinds eind maart in het dichtbevolkte land van kracht is.

Bangladesh leunt zwaar op textielfabrieken, goed voor 84 procent van de export. Westerse ketens trokken voor ruim 3 miljard aan bestellingen bij deze bedrijven in.

Foto Munir Uz Zaman/AFP

Vier maanden salaris tegoed

Op een warme zondagochtend beent Shahnaz– haar vuisten gebald en haar gezicht deels verscholen achter een paarse hijab – van de gesloten poorten van de fabriek in Dhaka waar ze werkt naar het nabijgelegen politiebureau. Samen met zo’n vijftig collega’s. Ze heeft nog vier maanden salaris tegoed, zegt ze. „Vier maanden!”

Als zovelen komt Shahnaz (23) niet uit Dhaka, maar uit een dorp honderden kilometers verderop. Haar baby’tje van een paar maanden liet ze daar bij haar moeder achter om in Dhaka werk in een textielfabriek te zoeken, vertelt ze. Veel arbeiders zijn nu teruggegaan naar hun geboortedorpen. Zij bleef, in de hoop dat ze zou worden betaald. Ze moest wel. „Ik ben de enige kostwinner in mijn familie. Mijn dochtertje lijdt nu, omdat ik geen geld naar huis kan sturen voor eten.”

Volgens Mark Anner van het Center for Global Workers’ Rights is het nog maar de vraag of de force majeure-claim juridisch standhoudt. En dan nog, zegt hij: „Je kunt als merk je dure advocaten ieder haakje in je contract laten uitpluizen om onder afspraken uit te komen, maar zo verwoest je een industrie waar je straks weer van afhankelijk bent.”

De modehuizen verweren zich door erop te wijzen dat ook zij in „deze uitzonderlijke situatie” hard zijn geraakt. Zo sloot het Zweedse H&M tijdelijk twee derde van zijn vijfduizend winkels wereldwijd. Zara: bijna vierduizend winkels. Beide hebben ontslagen aangekondigd.

Primark uit Ierland kreeg felle kritiek toen het eind maart alle orders afbelde die nog niet waren verzonden – maar het bedrijf had „geen andere optie”, zei het in een verklaring. „Als we nu geen actie ondernemen, ontvangen we voorraad die we simpelweg niet kunnen verkopen.” Na eerder H&M en Zara kwam ook Primark daar begin deze week op terug. Het gaat alsnog betalen voor 420 miljoen euro aan uitstaande bestellingen.

Ja zeggen op alles

„Deze hele industrie draait op vertrouwen, want er zijn geen internationale wetten die fabrikanten beschermen”, zegt ondernemer Mostafiz Uddin, wiens jeansbedrijf Denim Experts ( jaaromzet 18 miljoen dollar, 2.000 werknemers) levert aan onder meer Topshop. „Daar is niets meer van over.”

Nee, laat hem dat anders uitleggen. „Het draait om ‘ja’ zeggen. Ja op alles. Ja, die vijf cent kan nog wel van de prijs af. Ja, de betalingstermijn kan worden opgerekt tot 60 dagen, 90 dagen.” Wat moeten ze anders, zegt Uddin. „Als je niet akkoord gaat met hun voorwaarden, staan er honderd fabrieken klaar die dat wel doen.”

Tekenend voor de scheve verhoudingen zijn de prijzen die de afgelopen jaren steeds lager werden. Zo daalde het bedrag dat merken hun Bengaalse leveranciers voor een T-shirt betalen sinds Rana Plaza gemiddeld met meer dan 10 procent, ontdekte onderzoeker Mark Anner. Intussen moesten fabrieken wél investeren in brandblussers en sprinklersystemen.

Al het risico ligt bij de fabrikant, zegt Anner. „Zij betalen voor de stoffen, de ritsen, de knopen. De betalingstermijn van hun klant begint pas op het moment dat hun goederen worden verscheept.”

Maar begin deze maand herinnerde de Britse Arcadia Group, waaronder Topshop valt, Uddin van Denim Experts er fijntjes aan zich het recht voor te behouden een bestelling „in iedere fase van het proces te annuleren”. Dat zou in het contract staan. „We begrijpen dat het moeilijk voor je kan zijn om goederen terug te halen die al zijn verscheept”, besloot topman Ian Grabiner zijn brief, die NRC las.

De handreiking: alle goederen die op 17 maart al onderweg waren, zouden ze alsnog afnemen. Maar: „Tegen een korting van 30 procent.” Chantage is het, zegt Uddin. Arcadia had voor 2,5 miljoen dollar aan bestellingen uitstaan, zegt hij. Een deel was al klaar voor verzending. Arcadia reageerde niet op een verzoek om commentaar.

In zijn fabriek aan de rand van Delhi doet Peshawari de lichten uit en kijkt toe hoe de beveiliger het dikke kettingslot om de deuren hangt „Al die praatjes van kledingmerken over compliance en best practices de afgelopen jaren zijn flinterdun gebleken”, zegt hij. „Dit is nooit een spel van gelijken geweest.”

M.m.v. Redwan Ahmed in Dhaka

Munir Uz Zaman/AFP