‘Dat kan niet in verband met de corona”, hoorde ik mijn jongste dochter zeggen. Dat ze een lidwoord voor corona zet, vind ik mooi, dat doen ze in Arnhem ook. Mijn kinderen – ze zijn 3 en 4 – praten al over corona zoals wij het vroeger over kanker hadden, als een gegeven. Het is er altijd al geweest.
Als er een ambulance met loeiende sirenes door het dorp raast, dat is hier twee- tot driemaal daags omdat je via Wormer binnendoor kunt naar Jisp en Purmerend, verzucht de oudste: „Weer een coronapatiënt.”
Gisteren hadden ze buiten een badje voor hun poppen gemaakt met Dreft en hoorde ik ze praten.
„Je moet je goed wassen”, werd er tegen een pop gezegd, „anders krijg je de corona”.
De jongste: „En dan ga je dood, hè papa?”
„Ja, een gruwelijke dood”, hoorde ik mezelf terugzeggen.
Af en toe vloek ik voor de vorm wat over corona, ik heb er een zeker plezier in om alles wat misgaat aan corona te wijten. Later zullen ze zich deze tijd herinneren als een periode waarin hun vader altijd thuis was, woedend over alle coronabeperkingen.
Corona is onze onzichtbare vijand, waarvoor we niet echt bang zijn.
Tussen twee ijsjes door kwam de vraag wanneer ‘oma Velp’ eindelijk dood zou gaan, want het was ze niet ontgaan dat daar, vanwege corona natuurlijk, van alles mee aan de hand was. Was de techniek zover dat we konden beeldbellen, en dan had het eigenlijk geen zin meer omdat ze ons toch niet zou herkennen. Fysiek ging het allemaal wel, was me verteld, maar ‘mevrouw’ was door alle verhuizingen inmiddels wel ‘van het padje’. Ze vroeg de hele tijd: „Hoe laat vertrekt de trein naar Velp?”
Mijn oudste dochter stond inmiddels naast me, ze smeerde een grote klodder zonnebrand uit over mijn arm.
„De dinosaurussen zijn ook allemaal al dood.”
Ik geloof dat ze het lief bedoelde.
„Als je dood bent, blijven alleen je botten over”, vervolgde ze, „en dan kun je iemand gewoon weer in elkaar zetten”.
Als je er zo tegenaan keek, viel alles uiteindelijk wel mee. Als oma vanwege alle beperkingen straks van eenzaamheid omviel, zetten we haar later weer in elkaar en dan deden we de laatste fase gewoon nog een keer over.
Maar dat wilde ze helemaal niet, ze had liever een dinosaurus.