Opinie

Niets zal meer hetzelfde zijn

Coronacrisis Alles zal veranderen, op twee zaken na, schrijft Nobelprijswinnares . Het virus laat het oude chauvinisme terugkeren en laat ons zien hoe ongelijk we ook alweer zijn.
Illustratie Cyprian Koscielniak

Vanuit mijn raam zie ik een witte moerbei, een boom die me fascineert en die een van de redenen was waarom ik hier ben ingetrokken. De moerbei is een gulle plant – de hele lente en zomer door voedt hij met zijn zoete, gezonde vruchten tientallen vogelfamilies. Alleen nu draagt de moerbei nog geen bladeren, dus zie ik een uitsnede van een rustige straat . Het weer in Wroclaw, Polen, voelt bijna zomers aan, de zonschittering verblindt, de lucht is hemelsblauw en schoon. Tijdens een wandeling zag ik vandaag hoe twee eksters een uil uit hun nest verjoegen. Van slechts één meter afstand keken de uil en ik elkaar in de ogen. Ik heb de indruk dat ook dieren in afwachting zijn van de dingen die komen gaan.

Voor mij was het al langere tijd te veel wereld. Te veel, te snel, te luid. Ik ondervind daarom geen ‘trauma van thuisisolatie’ en ik lijd er niet onder dat ik geen mensen meer ontmoet. Ik betreur niet dat de bioscopen werden gesloten, het kan me ook niet schelen dat de winkelcentra dicht zijn. Ik maak me alleen zorgen als ik denk aan al diegenen die nu hun baan zijn kwijtgeraakt. Toen ik van de preventieve quarantaine hoorde, voelde ik een soort van opluchting en ik weet dat velen dit gevoel herkennen, ook al schamen ze zich ervoor. Mijn introverte natuur, al lang onderdrukt en gekastijd door het dictaat van hyperactieve extroverten, klopte het stof van zich af en is uit de kast gekomen.

Door mijn raam kijk ik naar mijn buurman, een overwerkte advocaat, die ik tot voor kort ’s ochtends zag als hij met zijn toga over zijn schouder naar de rechtbank vertrok. Nu, gehuld in een slobberig trainingspak, meet hij zich met een boomtak in zijn tuin; hij is kennelijk aan het opruimen geslagen. Ik zie een jong tweetal dat een oude hond uitlaat die sinds afgelopen winter nauwelijks meer kan lopen. De hond wiebelt op zijn pootjes, en ze begeleiden hem geduldig door hun langzaamste pas te lopen. Ondertussen haalt de vuilniswagen met veel lawaai het afval op. Het leven gaat door, nou en of, maar in een compleet ander ritme. Ik heb mijn kast opgeruimd en uitgelezen kranten naar de papierbak gebracht, mijn planten verpot, mijn fiets bij de fietsenmaker opgehaald. En ik geniet van koken.

Hardnekkig duiken beelden uit mijn kindertijd in mijn hoofd op, toen er nog veel meer tijd was en je hem ‘verspillen’ kon door urenlang uit het raam te staren, door naar de mieren te loeren, door onder de tafel te gaan liggen en je voor te stellen dat het een ark was. Of door een encyclopedie te lezen.

Normaal levensritme

Is het niet zo dat we wellicht weer teruggekeerd zijn naar een normaal levensritme? Dat niet het virus van de norm afwijkt, maar juist andersom: dat die hectische wereld van voor het virus niet normaal was?

Het virus heeft ons tenslotte doen herinneren aan wat we zo hartstochtelijk verdrongen hadden: dat we kwetsbare wezens zijn, van de fijnste stof gebouwd. Dat we doodgaan. Dat we sterfelijk zijn. Dat we van de wereld door onze ‘menselijkheid’ en uitzonderlijkheid niet afgescheiden zijn, maar dat de wereld een soort groot web is, waarin we hangen, verbonden met andere wezens via onzichtbare draden van afhankelijkheid en invloed. Dat we – zonder dat het uitmaakt uit welke verre landen we komen, welke taal we spreken of welke kleur onze huid ook heeft – afhankelijk van elkaar zijn en we net zo makkelijk aan een ziekte bezwijken, en net zo bang of net zo sterfelijk zijn.

Het heeft ons doen beseffen dat – hoe zwak en machteloos we ons ook voelen in het aangezicht van deze bedreiging – er om ons heen mensen zijn die nog zwakker zijn en onze hulp hard nodig hebben. Het heeft ons eraan herinnerd hoe kwetsbaar onze bejaarde ouders en grootouders zijn en hoezeer ze onze zorg behoeven. Het virus heeft ons laten zien hoe onze koortsachtige beweeglijkheid de wereld bedreigt. En het heeft die ene vraag opgeworpen die we ons zelden durven te stellen: waar zijn we eigenlijk naar op zoek?

De angst voor de ziekte heeft ons dus weer van ons kronkelige pad gebracht en ons herinnerd aan het warme nest waar we vandaan komen en waar we ons veilig voelen. Ook al waren we de meest onvermoeibare reizigers, in een situatie als deze trokken we altijd naar een soort van thuis.

Tegelijkertijd werden aan ons de trieste waarheden onthuld: in tijden van dreiging keert het denken in de in- en uitsluitende categorieën van naties en grenzen terug. In deze moeilijke tijd hebben we ook gezien hoe zwak de idee van de Europese gemeenschap in de praktijk is. De Europese Unie heeft de wedstrijd feitelijk verspeeld, door in deze crisistijd de besluitvorming aan de natiestaten over te laten.

Lees ook dit interview met Olga Tokarczuk, over haar boek ‘De Jacobsboeken’.

De grootste nederlaag

Ik beschouw het sluiten van de nationale grenzen als de grootste nederlaag van dit ellendige tijdperk; het oude chauvinisme is terug van weggeweest, zo ook de categorieën van ‘het onze’ en ‘het uitheemse’, precies dat wat we de afgelopen jaren hebben bestreden, in de hoop dat het nooit meer ons denkvermogen zou formatteren. De angst voor het virus riep automatisch de meest eenvoudig, atavistische overtuiging op dat buitenlanders hiervoor de schuld moeten krijgen en dat zij het altijd zijn die de dreiging met zich mee brengen. Het virus is ‘van elders Europa’ in gekomen, het is niet van ons, het is vreemd. In Polen wordt iedereen die uit het buitenland terugkeert nu als verdacht beschouwd.

Een golf van dichtslaande grenzen en gigantische wachtrijen bij de grensovergangen waren voor veel jongeren vermoedelijk een schok. Het virus herinnert ons eraan dat de grenzen bestaan. Ik vrees ook dat het virus ons aan nog één oude waarheid gaat herinneren: aan hoe ongelijk we ook alweer zijn.

Sommigen van ons zullen met privévliegtuigen kunnen vertrekken, naar een huisje op een eiland of afgezonderd in het bos. Anderen zullen in de steden moeten achterblijven om de elektriciteits- en waterleidingen draaiende te houden. Nog anderen zullen hun gezondheid riskeren door in winkels en ziekenhuizen te blijven werken. Sommigen zullen aan de epidemie geld verdienen, anderen zullen al hun bezittingen verliezen. De naderende crisis zal waarschijnlijk de regels die ons zo stabiel leken, ondermijnen; veel landen zullen de crisis niet aankunnen en pas na hun ineenstorting zullen er nieuwe ordes ontstaan, zoals vaak het geval is na een crisis.

Strijd om de nieuwe werkelijkheid

We zitten thuis, lezen boeken en kijken series, maar eigenlijk bereiden we ons voor op de strijd om een nieuwe werkelijkheid die we ons nu nog niet eens kunnen voorstellen. Slechts langzaam begint het tot ons door te dringen dat niets meer hetzelfde zal zijn. De gedwongen quarantaine, oftewel het inkwartieren van het hele gezin in één huis, kan ons bewust maken van hetgeen we alleen met tegenzin willen toegeven: dat ons gezin ons op de zenuwen werkt, dat onze huwelijksband al lang is verslapt. Onze kinderen zullen als internetverslaafden uit de quarantaine komen en velen onder ons zullen plots besef krijgen van de onzin en nutteloosheid van de situatie waarin we ons bevinden, waarin we mechanisch, onder invloed van inertie, vastzitten.

En wat gaat gebeuren als het aantal moorden, zelfmoorden en geestesziekten toeneemt? Het beschavingsparadigma dat ons de afgelopen tweehonderd jaar heeft gevormd verdwijnt als rook voor onze ogen: het paradigma dat we de heren van de schepping zijn, dat we alles kunnen doen en dat de wereld ons toebehoort.

Er breken nieuwe tijden aan.

Vertaling Iwona Gusc

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.