Getallen lijken de enige houvast voor wie hongert naar dagelijks nieuws over het coronavirus. Ook voor de Italiaanse schrijver en natuurkundige Paolo Giordano is wiskunde vanaf zijn jeugd ‘dé manier om zijn angsten onder controle te krijgen’. Sinds 18 maart zit hij in quarantaine in Rome met vrouw en twee kinderen in een flat die is gebouwd voor drie.
Wiskunde is ‘een onmisbaar instrument om te begrijpen wat er aan de hand is en om ruis te negeren’. Giordano (o.a. De eenzaamheid van de priemgetallen en De hemel verslinden) publiceerde erover in de Corriere della sera en die essays zijn nu in zevenentwintig heel korte beschouwingen vertaald en gebundeld in In tijden van besmetting.
Natuurlijk gaan ze over hoe de besmetting begint en hoe die verloopt. Dus over het reproductiegetal R0, de verborgen kern van elke epidemie, en dat R0 kan veranderen afhankelijk van ons gedrag. Over de ‘wiskundige basis van voorzichtigheid’ aan de hand van een geplande wintersport waar hij beslist naar toe wilde. Sneeuwstorm, files en het advies van zijn vader – dat het in sommige situaties ook van moed getuigt om niet te gaan – voeren hem terug naar de formule over snelheidsduivels op de weg: dat de klap van een botsing vele malen harder aankomt dan je verwacht.
Na de epidemie
Giordano lanceert ook een nieuw dilemma: ‘Het dilemma van de quarantaine’. Je wordt uitgenodigd voor een verjaardagsfeest van een vriend. Je weet dat je er niet minimaal anderhalve meter afstand kunt houden. Alle genodigden zullen dezelfde twee mogelijkheden overwegen: gaan of niet gaan en wat daarvan de consequenties zouden kunnen zijn. Een variatie op het prisoner’s dilemma zou je kunnen zeggen. Voor het quarantaine dilemma geldt: ‘de beste beslissing is die welke zowel jouw berekening als die van alle anderen erbij betrekt’.
Na deze wiskundige dilemma’s, formules en statistieken, roept Giordano ons vooral op om na al dat tellen ook na te denken. We zitten thuis en hebben er de tijd voor. Laten we het besef inademen ‘dat we niet alleen deel uit maken van de gemeenschap der menselijke wezens, maar dat we de meest invasieve soort zijn in een fragiel en schitterend ecosysteem.’ We moeten daarom nadenken over wat er straks – als alles weer ‘normaal’ is – in ons eigen leven moet veranderen om epidemieën het hoofd te kunnen bieden. Want dat er weer een komt, weet ook Giordano als statisticus zeker.
De uitnodigende theses zijn een heldere aanzet op micro- en macroniveau. En Giordano zelf? ‘Ik ben bang voor alles wat de coronabesmetting kan veranderen. Ik ben bang dat de beschaving die ik ken een kaartenhuis is. Dat alles wordt uitgewist. Maar ik ben ook bang voor het tegenovergestelde: dat als de angst straks weg is, alles bij het oude is gebleven.’