De Nederlandse inkoop van mondkapjes komt te traag op gang. Daarvoor waarschuwen ziekenhuizen, brancheorganisaties en fabrikanten. Ze hebben scherpe kritiek op de samenwerking tussen het ministerie en het landelijk inkoopcentrum LCH. Besluiten over leveringen worden niet snel genoeg genomen en de samenwerking verloopt niet goed.
Zo had Nederland eerder kunnen beginnen met de eigen productie van mondkapjes. Een deal daarover tussen producenten en de overheid werd woensdag gesloten, maar wachtte al twee weken op een besluit van minister Martin van Rijn (Medische Zorg), zeggen betrokkenen tegen NRC.
Donderdag kondigden beddenfabrikant Auping en luchtfilterproducent Afpro alsnog aan zelf mondkapjes te gaan maken. Vanaf eind april moeten de eerste mondmaskers van de band rollen. In eerste instantie worden drie miljoen mondkapjes geproduceerd. Dat is echter lang niet genoeg. De zorg heeft er 4,5 miljoen per week nodig. Met name de thuiszorg en verpleeghuizen krijgen nu te weinig hulpmiddelen.
De industrie onderkende dit probleem al eind februari en ging daarom aan de slag. Twee weken geleden werd duidelijk dat de productie kon worden opgezet. Goedkeuring van minister Van Rijn bleef tot woensdag echter uit. „Dat waren kostbare weken. Dan hadden we al veel eerder kunnen beginnen, bijvoorbeeld met het maken van afspraken met grondstofleveranciers. Nu hobbel je er als Nederland achteraan omdat elk land die grondstoffen wil hebben”, zegt Afpro-directeur Joost Verlaan.
Vijfhonderdduizend mondkapjes per dag
Ook nu nog wachten de bedrijven op de overheid, zeggen ze. Ze willen de komende maanden vijfhonderdduizend mondkapjes per dag produceren, maar vragen eerst om een inkoopgarantie. Die is er nog slechts voor drie miljoen mondkapjes. Verlaan: „In Duitsland heeft de regering gewoon gezegd: we kopen tot zeker eind 2021 mondkapjes in. Dat wil je hier ook. Dan kun je investeren in materialen en zijn partijen bereid een structurele relatie met je aan te gaan.”
Om de tekorten aan hulpmiddelen op te lossen, werd half maart het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) opgericht. Inkopers van ziekenhuizen en vertegenwoordigers van de industrie selecteren daarin wie mogen leveren aan de overheid. Vervolgens beslist het ministerie of de aankoop doorgaat. Maar diverse betrokkenen zeggen dat er te veel bureaucratie is en besluiten traag genomen worden. Ook is Nederland volgens hen vooral gericht op het halen van mondmaskers uit China, terwijl er al enige tijd een voorstel lag om de maskers lokaal te produceren. Verder klagen diverse leveranciers dat ze nauwelijks reactie krijgen op aanbiedingen die ze al weken geleden hebben gedaan.
Volgens een betrokkene rond het ministerie gaat Nederland veel te gecalculeerd te werk. „Alles wordt eerst doorgerekend. Hoeveel kost dit? Kunnen we het voor onze prijs krijgen? Bij veel fabrieken is het nu gewoon afrekenen bij de poort, anders is het weg.”
Zorginstellingen bestellen daarom nog steeds op grote schaal buiten het LCH om. Ze concurreren daarmee in feite met het consortium. „Zo’n LCH lijkt een goed idee, maar is heel moeilijk te coördineren”, zegt Bart Berden, voorzitter van het regionale netwerk acute zorg (ROAZ) in Noord-Brabant. „Natuurlijk gaan ziekenhuizen en zorginstellingen om het LCH heen om op meerdere paarden proberen te wedden.”
Het probleem met tekorten aan testen en hulpmiddelen lost het LCH op korte termijn niet op, zegt Berden. „Daar kun je een landelijk centrum tegen aan zetten, maar het levert beperkte effectiviteit en veel frustratie op. Het kost heel veel tijd.”
Eric Kroon van de raad van bestuur van het Deventer Ziekenhuis noemt het landelijk netwerk „op zich een goed idee”. „Maar het werkt wel vertragend met allerlei tussenschakels. Dat is frustrerend. Dan hoor ik minister De Jonge zeggen dat het lastig is voldoende hulpmiddelen bij elkaar te krijgen, terwijl al meer dan tien dagen wordt gewacht op uitsluitsel over een Nederlandse fabrikant. Dat had veel sneller gekund en gemoeten.”