‘Moeten ze hier in Nederland ook eens wat vaker gaan doen.’ Dit zinnetje, op 2 januari 2015 achtergelaten op de Facebookpagina ‘Steun de PVV’ houdt de strafkamer in Haarlem in februari 2020 twee uur bezig. Verdachte Dick weigerde destijds de strafbeschikking van 375 euro, waarmee hij de zaak had kunnen afkopen.
Zijn Facebook-reactie was te lezen onder een Telegraaf-bericht ‘Weer brandbom gegooid naar Zweedse moskee’. En had tot grote ophef geleid, vooral omdat hij niet de enige was die zoiets schreef. Er waren aangiftes geweest en de politie was bij hem langsgekomen. Net als trouwens een NRC-redacteur, die hem interviewde op de golfbaan. Die brand had hij inderdaad ‘hartstikke goed’ gevonden. Zo dacht hij er gewoon over. Vandaag zegt hij dat de politie hem destijds woorden in de mond heeft gelegd. Hij weet niet meer exact onder welk bericht hij z’n instemming had betuigd.
Dick blijkt afgekeurd, leeft van een uitkering, werkt incidenteel als klusjesman en woont op een woonboot, met twee honden, twee dobermanns. Hij heeft wel veel last gehad van z’n comment. Hij kreeg haatmail, zowel digitaal als in de brievenbus – boze mensen „op de dijk” en schade aan zijn auto. De kwestie werd breed uitgemeten op Joop.nl en Dutchturks.nl. Toenmalig Kamerlid Ahmed Marcouch riep op tot aangiftes. Zijn impulsieve zinnetje was een kwestie geworden.
Het OM dagvaardde hem in 2016. Maar de zaak werd aangehouden omdat de beheerder van die Facebook-pagina moest komen uitleggen of die pagina nu openbaar was of besloten. Art. 137d Wetboek van Strafrecht stelt immers als voorwaarde dat aanzetten tot haat ‘in het openbaar’ moet gebeuren.
Dick en zijn advocaat houden deze ochtend staande dat die pagina besloten was, „anders was er ook helemaal geen beheerder nodig”. En dat alle aangiften waren gebaseerd op wat die andere websites met ‘knip-en-plakwerk’ hadden geconstrueerd. Geen enkele aangever kan Dicks reactie in de originele context hebben gelezen. Er is derhalve geen hard bewijs.
Die paginabeheerder kon door de politie vervolgens niet gevonden worden. Zij bleek een dag na de rel de pagina offline te hebben gehaald en te zijn ondergedoken. In het dossier zit alleen nog een screenprint. En een verklaring van een politieman die verklaarde dat die pagina destijds echt openbaar was.
Dick bijt van zich af. Onzin! Dat zinnetje – dat we in Nederland „dat” eens „vaker moesten doen” – kon overal vandaan komen en op van alles slaan. Hij wijst op de volgorde waarin die andere websites de reacties opnieuw hebben geplaatst – niet op chronologie. Dick voelt zich geslachtofferd door ‘knip-en-plakwerk’. Hij was destijds lid van wel vijftig of zestig Facebook-pagina’s en gaf vaak commentaar. Dat de politie nooit de paginabeheerder, een zekere Annette, heeft kunnen vinden vindt Dick ongelooflijk. Zelf traceerde hij haar online, chatte hij met haar en begreep hij dat ze ‘nergens meer mee te maken wil hebben’. Annette blijkt trouwens ook in NRC geïnterviewd, in een stuk over de normen die paginabeheerders van populistische sites hanteren. Maar hoe kan het dan, vraagt de rechter, dat de rechter-commissaris wel vier keer heeft gevraagd om haar adres, zodat zij als getuige kon worden gehoord. Dick weet het niet, behalve dat hij zich niet verplicht voelt om justitie bewijs te leveren.
De officier van justitie vindt dat Dick mist opwerpt. „Waarom komt u er niet gewoon voor uit?” Het screenshot van de inmiddels opgeheven pagina met Dicks fameuze zinnetje is voldoende bewijs. Evenals de getuigen. Dick pleegde ernstig inbreuk op het veiligheidsgevoel van moslims. De zaak is inmiddels wel heel oud – de termijn van twee jaar waarbinnen moet worden vervolgd is met ruim twee jaar overschreden. Daarom eist de officier een boete van nog maar 175 euro.
Twee weken later veroordeelt de rechtbank Dick tot precies dat lagere bedrag. Zijn eigen verklaring bij de politie is doorslaggevend. Hij had moeten bedenken dat zulke uitingen de kans op discriminerende en gewelddadige bejegening van anderen, moslims, verhogen.