Rechtsfilosoof: met de oorlogsmetafoor rechtvaardigt een politicus verregaande maatregelen

Coronaretoriek Politici kiezen krijgstaal nu ze een pandemie bestrijden. Bij ziekte én in het politieke bedrijf zijn oorlogstermen geliefd.

Soldaten in Zuid-Afrika voor het Madal hostel in Johannesburg.
Soldaten in Zuid-Afrika voor het Madal hostel in Johannesburg. Foto Luca Sola / AFP

Premier Mark Rutte was nog voorzichtig. Hij noemde de coronauitbraak dinsdag „een van de hevigste crises waar Nederland ooit mee te maken heeft gehad buiten oorlogstijd”.

Andere politiek leiders zijn directer in hun oorlogsvergelijkingen. „We zijn in oorlog”, herhaalde de Franse president Emmanuel Macron maar liefst zes keer tijdens de toespraak van half maart waarin hij een nationale lockdown aankondigde. „Ik zie dit op de een of andere manier als een president in oorlogstijd”, aldus de Amerikaanse president Donald Trump. „We bevechten een onzichtbare vijand”, zei het Russische hoofd van het staatsinvesteringsfonds, Kirill Dmitriëv.

In Italië lijkt de uitdrukking „oorlog tegen het coronavirus” soms al gestandaardiseerd, zoals in deze sneer naar de EU van de uiterst rechtse politica Georgia Meloni: „Wat betreft de oorlog tegen het coronavirus is Brussel nooit een nastrevenswaardig voorbeeld of ankerpunt geweest en het zal dat ook nooit zijn.”

Dat politici op oorlogsretoriek terugvallen, is niet verrassend. Voor veel landen, zeker in West-Europa, is het decennia geleden dat ze echt in oorlog waren. Tegelijkertijd is de pandemie een crisis van een onbekende dimensie. Beeldspraak zoeken bij die andere arena van leven en dood ligt dan voor de hand.

Daarbij is oorlog een metafoor waar politiek leiders al snel hun toevlucht toe zoeken als ze verregaande middelen inzetten om een moeilijk haalbaar doel te bereiken. Vooral in de VS lijkt de metafoor geliefd, gezien de war on drugs die de Amerikaanse president Richard Nixon begon en de war on terror die George W. Bush verklaarde.

Louis Pasteur

En dan zijn termen als ‘strijd’ en ‘gevecht’ ook nog standaardbeeldspraak als het om ziekte gaat. Van Louis Pasteur, die de beeldspraak van het lichaam als „slagveld” van een „invasie” van ziekteverwekkers gebruikte, tot de stichting ‘Love life. Fight cancer’, die jongeren oproept „samen de strijd tegen kanker aan te gaan”.

Lees ook: Corona dwingt populistische leiders hun instincten te onderdrukken

Is het dus logisch dat politici terugvallen op militaire retoriek? In zekere zin wel. Met een oorlogsmetafoor maakt een politiek leider in één keer duidelijk dat er in zijn ogen sprake is van een uitzonderingstoestand, signaleert de Deense rechtsfilosoof Frederik Rosén, die eerder onderzocht hoe de term collateral damage wordt ingezet door politici. Met de metafoor rechtvaardigt een politicus de stap naar verregaande maatregelen, zegt hij. „Oorlog maakt alle andere zaken ondergeschikt aan de strijd tegen de vermeende vijand.”

Ook is oorlogsretoriek een beproefd middel voor een politicus die zijn bevolking op één lijn wil krijgen en wil mobiliseren. „De metafoor impliceert dat iedereen nu even moet doen wat hem opgedragen wordt”, zegt Rosén aan de telefoon vanuit Kopenhagen. „Je moet even niet doen wat je zélf wilt, maar wat er nodig is. Dergelijke zelfopoffering is een belangrijk element in het geromantiseerde beeld van de goede, heldhaftige soldaat.”

Nederlanders of Italianen zijn onbekend met militairen in hun straten

Zo proberen politiek leiders het land te motiveren, ziet Rosén. De burger moet zijn steentje bijdragen – door de staat te gehoorzamen, blijkt bijvoorbeeld uit de formulering van Angelo Borrelli, de directeur van de Italiaanse Bescherming Burgerbevolking, en de man die in Italië dagelijks om zes uur de dagelijkse dodentol bekendmaakt. „We winnen deze oorlog als onze burgers zich verantwoordelijk gaan gedragen.”

Maatschappelijke disruptie

De militaire retoriek maakt in comfortabele westerse samenlevingen ook de geesten rijp voor maatschappelijke disruptie, zegt Rosén. „Denen of Nederlanders of Italianen zijn onbekend met militairen in hun straten. Een leger dat bij een nationale ramp ingezet wordt? We kennen het alleen van ver weg, of uit rampenfilms.”

Metaforen zijn nooit neutraal. De krijgsmetafoor bij ziekte – zoals in ‘de strijd tegen aids’ – is al decennia onderhevig aan kritiek, omdat ze de rol van toeval, het noodlot, miskent.

De oorlogsretoriek die tijdens de coronapandemie ontsnapt aan de monden van politici wekt de onmiddellijke argwaan van Rosén. De woordkeus kan erop wijzen dat democratische politici hun bevoegdheden willen verruimen.

„Dat de vrijheden van burgers wordt ingeperkt, is gezien de aard van de epidemie verdedigbaar, maar het is ook niet zonder gevaar,” aldus Rosén. Het is „altijd maar de vraag wanneer een noodtoestand wordt teruggedraaid”.

Ook de Brit Joe Glenton, woordvoerder van de ngo ForcesWatch, die onderzoek doet naar het Britse leger, acht militaire termen niet zonder risico. „Het nauwkeurig bijhouden van besmettingen en doden doet zeker denken aan de frontlinies van een oorlog, waar zorgverleners heroïsch, zwaar en gevaarlijk werk doen.” aldus Glenton, zelf oud-militair. Dan zou je, zegt hij, al snel bijna vergeten dat „de crisis waarvoor zorgstelsels zoals het Britse nu staan niet alleen het gevolg is van deze externe ‘vijandige aanval’ van het virus, maar bijvoorbeeld ook van politieke besluiten tot bezuiniging”. Dat geldt in elk geval voor de Britse NHS, aldus Glenton.

Dat oorlogsretoriek door sommige burgers als overdreven ervaren wordt, blijkt uit een frase die rondzwerft op sociale media. Ja, mensen sterven aan het virus, grenzen zijn dicht en het openbare leven ligt lam. Maar van de immense tol aan mensenlevens die een oorlog eist, is in Europa geen sprake, net zomin als van grootschalige ontheemding, verwoesting of een gebrek aan eerste levensbehoeften.

„Je grootouders werden ten strijde geroepen, jij wordt opgeroepen om op de bank te blijven zitten. Je kunt het!”