Recensie

Recensie Beeldende kunst

Rafaël, de machtige wonderboy van de Renaissance

Rafaëljaar Om te herdenken dat Rafaël op 6 april vijfhonderd jaar geleden stierf, zijn wereldwijd tentoonstellingen over de Italiaanse kunstenaar voorbereid. In zijn thuisstad Rome, waar zijn fresco’s de muren van paleizen en kerken sieren, ging begin maart de belangrijkste expositie heel even open. Die is nu dicht, maar dat is geen reden om niet uitgebreid bij zijn oeuvre stil te staan.

Rafaël, Portret van Paus Leo X met de kardinalen Giulio de' Medici en Luigi de' Rossi, 1518. Olieverf op paneel.
Rafaël, Portret van Paus Leo X met de kardinalen Giulio de' Medici en Luigi de' Rossi, 1518. Olieverf op paneel. Foto Gabinetto/ Uffizi, Florence

De dag dat de jonge schilder en architect Raffaello di Giovanni Santi overleed, liep heel Rome uit om hem te eren. Acht dagen eerder had de kunstenaar, beter bekend als Rafaël, plots hoge koorts gekregen. Op 6 april 1520, zijn 37ste verjaardag, stierf hij van uitputting, of aan syfilis – volgens zijn biograaf Giorgio Vasari had de ongetrouwde Rafaël een buitensporig seksleven. Naast zijn sterfbed stond de Transfiguratie opgesteld, een altaarstuk voor de kathedraal van Narbonne dat zo goed als gereed was en dat nu opeens Rafaëls zwanenzang was geworden. Een dag later werd zijn lichaam door collega-kunstenaars in een processie door de straten gedragen en, volgens Rafaels laatste wens, bijgezet in het Pantheon. Deze antieke tempel was altijd zijn lievelingsgebouw geweest.

Rafaëls sterfdag, op Goede Vrijdag van het jaar 1520, is maandag 6 april precies vijfhonderd jaar geleden en wordt dit jaar wereldwijd herdacht met tal van tentoonstellingen in onder meer de National Gallery in Londen en de National Gallery in Washington. Verreweg de belangrijkste Rafaël-expositie is georganiseerd in zijn thuisstad Rome. In de Scuderie del Quirinale zijn ruim tweehonderd topstukken bijeengebracht, waarvan honderdtwintig van Rafaël zelf – het grootste aantal dat ooit bij elkaar te zien was. Omdat de Scuderie zelf geen collectie heeft, zijn die werken afgestaan door 55 bruikleengevers, onder wie de Britse koningin Elizabeth. Het grootste deel, 49 werken, is afkomstig uit het Uffizi in Florence.

Rafaël, Portret van een vrouw genaamd ‘La Velata’, 1512-1513. Olieverf op doek. Foto Gabinetto/Uffizi Florence

Voor de mega-show waren in de voorverkoop al 70.000 kaarten verkocht, toen het coronavirus eind februari de kop opstak in Italië. Scholen en universiteiten werden gesloten, maar de Romeinse musea mochten nog even openblijven. En dus kon Raffaello 1520-1483 op 4 maart toch gepresenteerd worden aan de massaal toegestroomde pers. Welgeteld drie dagen was de tentoonstelling, die verzekerd is voor het onwaarschijnlijk hoge bedrag van 4 miljard euro, open voor het publiek. Toen moesten alle Italiaanse musea sluiten.

Op de website van het museum staat nu dat de expositie voor onbepaalde tijd dicht is, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat er de komende maanden bezoekers zullen worden toegelaten. De tentoonstelling, die tot 2 juni zou duren, kan waarschijnlijk niet worden verlengd. Veel bruiklenen worden later dit jaar op andere Rafaël-shows verwacht.

Het is een vreemd idee, dat er achter de gesloten poort van de Scuderie een waanzinnige tentoonstelling huist, zo één die in marketingtermen once-in-a-lifetime wordt genoemd, en die door vrijwel niemand is gezien. Opeens is het museum een soort mausoleum geworden, waar de schilderijen netjes op temperatuur gehouden worden - totdat ze straks weer door hun eigenaren worden opgehaald, of bijgezet worden op andere exposities.

Rafaël schilderde de levendigste gezichten van zijn tijd. Iedere penseelstreek is teder, zacht, lief

Het museum heeft inmiddels een 13 minuten durende tour (in het Italiaans) op YouTube gezet, die een indruk geeft van de tentoonstelling. Vanuit hun woonkamers vertellen de conservatoren nu in geïmproviseerde YouTube-filmpjes blijmoedig verhalen over Rafaëls leven. Op Instagram en Facebook delen ze zijn mooiste werken onder de hashtags #RaffaelloOltreLaMostra en #RaffaelloInMostra. Maar het lijkt de pijn van het gemis van hun tentoonstelling alleen maar te versterken. Jarenlang hebben ze zich ingespannen om de topstukken los te peuteren bij privé-verzamelaars en collega-instellingen. Met de grootste zorgvuldigheid zijn de uiterst kwetsbare werken vanuit alle hoeken van de wereld naar Rome gevlogen. En nu ze voor het eerst in de geschiedenis zo massaal bijeen hangen, komt er niemand naar ze kijken. Een spooktentoonstelling is het, waar de geesten van pausen en bijbelse figuren rondwaren en waar Rafaëls muzen onbespied kunnen lonken naar de knappe edelmannen en jongelingen die er ook ingelijst aan de muren hangen.

Rafaël, Zelfportret, 1506-1508. Olieverf op paneel. Collectie Uffizi, Florence. Foto Gabinetto

Als een flashback

De tentoonstelling Raffaello 1520-1483 begint bij de tragische dood van de kunstenaar en werkt, als een soort flashback, terug naar zijn jonge jaren in Florence, Perugia en Urbino. De eerste schilderijen op de tentoonstelling zijn dan ook niet van Rafaël zelf, maar van negentiende-eeuwse kunstenaars als Pierre-Nolasque Bergeret en Pietro Vanni. Zij schilderden op realistische wijze het doodsbed en de begrafenis van Rafaël - een geliefd thema in de negentiende eeuw, toen de verering van de schilder een hoogtepunt beleefde. Tot die tijd werden Michelangelo en Leonardo da Vinci als de grote genieën van de Italiaanse hoog-renaissance gezien, maar vanaf de achttiende eeuw werd Rafaëls invloed pas echt op waarde geschat.

De volgende zalen zijn gewijd aan de twaalf succesvolle en lucratieve jaren in Rome, toen Rafaël in opdracht van de pausen Julius II en Leo X in het Vaticaan werkte, en voor steenrijke notabelen als de Sienese bankier Agostino Chigi villa’s en kapellen ontwierp. Rafaël had zich in 1509 in Rome gevestigd en werd er direct onthaald als een wonderboy. De dertig jaar oudere Leonardo en de acht jaar oudere Michelangelo, zijn grootste rivaal, waren minder makkelijk in de omgang. En dus werd de aimabele Rafaël al snel een geliefde kunstenaar in de hoogste kringen. Volgens Vasari’s biografie was Rafaël „zo uiterst vriendelijk en zo vervuld van naastenliefde dat zelfs de dieren van hem hielden, laat staan de mensen”.

In 1514 kreeg Rafaël de leiding over de bouw van de Sint Pieter. Toen hij in 1517 bovendien werd aangewezen als ‘hoofd antiquiteiten’, waardoor hij niet alleen verantwoordelijk was voor de opgravingen van het antieke Rome maar ook voor alle artistieke projecten in de stad, besloot een gefrustreerde Michelangelo terug te keren naar Florence. Aan het eind van zijn leven stond Rafaël aan het hoofd van een enorme werkplaats, met meer dan vijftig assistenten. Hij ontwierp kartons voor wandtapijten die vervolgens bij de beste Brusselse wevers werden vervaardigd. Hij decoreerde villa’s, ontwierp gebouwen, en vond tussendoor ook nog tijd om de mooiste portretten en altaarstukken te schilderen.

Studio NRC

Die ongelofelijke productie en veelzijdigheid wordt op de tentoonstelling mooi inzichtelijk gemaakt aan de hand van architectonische tekeningen, stedenbouwkundige plannen en schetsen voor wandtapijten, altaarstukken en fresco’s. Het bijzondere van deze locatie, middenin het oude centrum van Rome, is dat je de resultaten van die voorstudies op loopafstand kunt zien [zie het kader onder dit artikel]. In de Romeinse kerken en paleizen vind je de muurschilderingen en mozaïeken die voor eeuwig zijn vergroeid met de gebouwen waarvoor Rafaël ze had bedacht.

Zo omvat de tentoonstelling een prachtige tekening in rood krijt die Rafaël in 1517 maakte van Venus en Cupido (uit de collectie van de Nederlandse verzamelaar Frits Lugt). Aan de overkant van de Tiber is in de Villa Farnesina op een mierzoete plafondschildering te zien hoe Rafaël de mollige billetjes van Cupido uiteindelijk met roze verf heeft ingekleurd. En terwijl op de tentoonstelling drie schetsen voor de Transfiguratie bijeen zijn gebracht, is het schilderij zelf permanent te zien in het Vaticaan. Ten minste, als straks het reisverbod weer voorbij is. Struin dan vooral ook langs Rafaëls geliefde ruïnes uit de Romeinse tijd, die er mede dankzij hem nog net zo bijliggen als vijf eeuwen geleden.

Brief aan de paus

Want het was Rafaël die in 1519 een brief aan paus Leo X schreef om aandacht te vragen voor Romes oudheidkundige schatten. Alleen door het conserveren van die antieke monumenten kon Rome weer het centrum van de wereld en het culturele leven worden, zo meende Rafaël. Het waardevolle document, dat gezien wordt als de theoretische basis van het moderne idee van cultureel erfgoed, ligt nu in Rome in een vitrine, uitgeleend door het Staatsarchief in Mantua. Het lijkt of Rafaël de brief in één ruk en recht uit het hart heeft opgeschreven, zoveel doorhalingen en verbeteringen staan erin. Maar hij kreeg gelijk: in de eeuwen die volgden werd de ‘grand tour’ naar Italië onmisbaar in de educatie van iedere zichzelf respecterende schilder in Europa.

Rafaël, Portret van Baldassare Castiglione (1478-1529), 1513. Olieverf op doek. Foto Angèle Dequier/Louvre, Parijs

Rafaël was dus een typische ‘uomo universale’, een allesweter en alleskunner, een Renaissance man. Maar het zijn op deze tentoonstelling toch vooral zijn portretten die de show stelen. Rafaël schilderde de levendigste gezichten van zijn tijd. Hij gaf al zijn geportretteerden een karakter mee, ook al waren het bijbelse figuren of Griekse goden. Of hij nu de flinterdunne huid van een oude vrouw vastlegde, of de blozende meisjeswangen van zijn jonge minnares, de bakkersdochter Fornarina: alles is met evenveel gevoel geschilderd. Iedere penseelstreek is teder, zacht, lief. Zelfs de schele ogen van zijn goede vriend, de acteur Tommaso Inghirami, hebben bij Rafaël iets aandoenlijks.

Ook zijn tekeningen van menselijk naakt zijn een feest. De flamboyante arceringen die de gespierde dijen van een mannenlijf volgen, of de zwierige lijntjes die de opgestoken lokken van een Italiaanse schone verbeelden – je wordt vanzelf vrolijk van dat nonchalante handschrift. Het is alsof het tekenen Rafaël geen enkele moeite kostte, alsof de inspiratie hem vanzelf kwam aanwaaien.

De tentoonstelling eindigt bij het oudste werk van Rafaël, een pentekening van een hand en een gezicht uit circa 1497, gemaakt toen de kunstenaar pas een jaar of zestien was. Je herkent zijn trefzekere handschrift direct. Twee streepjes voor een kuiltje in een kin, een enkele veeg voor een adamsappel. Meer had Rafaël niet nodig.