Hoe in moppen de Belgen, domme blondjes en Duitsers zijn vervangen door oenen

Moppen Vroeger gingen moppen over Belgen, domme blondjes, Duitsers en gekken, nu zijn de hoofdrolspelers bijna altijd oenen. Om niet te stigmatiseren en uit angst voor boze ouders. „Ik wil over onze moppenpagina geen gedoe.”

Illustratie Martien ter Veen

Er lopen twee Belgen over het strand, zegt de één tegen de ander: „Mag ik nu in het midden?” Een jaar of twintig geleden was deze mop volstrekt normaal. Net als die over de Belg die een krant in zijn auto bewaart om door de bochten te scheuren. En die ene over het domme blondje dat op maandagen naast haar stoel staat omdat het weekend erop zit.

Ze worden ook nog steeds verteld, ze staan in Kidsweek, Donald Duck en op moppensites. Alleen de hoofdrolspelers zijn niet meer dezelfden. Cabaretier Theo Maassen verzuchtte het al in zijn recentste show Situatie Gewijzigd: zijn kinderen maken alleen nog maar moppen over oenen.

Ze hebben geen uiterlijke kenmerken, geen nationaliteit of geestelijke beperking. Belgen, Duitsers, Turken, domme blondjes, gekken, ze verdwijnen uit onze grappen. Waar zijn ze gebleven?

Elke week krijgt Jacqueline Ancona, al tien jaar de moppenredacteur bij kinderkrant Kidsweek, zo’n honderd moppen binnen van kinderen, die hopen op de moppenpagina te komen. „80 tot 90 procent van die moppen kennen we al, maar als kinderen een nieuwe mop leren, willen ze die natuurlijk met zoveel mogelijk mensen delen”, zegt ze. „We krijgen af en toe nog weleens moppen over blondjes of nationaliteiten binnen, maar steeds minder.” Die past ze dan vervolgens aan; van blondjes, Belgen en gekken worden oenen gemaakt. „De clou blijft hetzelfde als je de hoofdpersonen verandert.”

De eerste oenen werden in 2005 in Kidsweek geïntroduceerd, in de loop van de tijd verdwenen daarna de stereotypen: de laatste mop over domme blondjes stond in 2011 in Kidsweek, de laatste over gekken een jaar later. Tot in 2013 waren Belgen nog weleens het onderwerp.

Jut en Jul

Schrijvers- en moppenduo Erik van Os en Elle van Lieshout schreven naast liedjes, gedichten en romans vier moppenboekjes. Ze maken bestaande moppen geschikt voor kinderen die net kunnen lezen. Dat betekent taalkundige aanpassingen, niet te veel lettergrepen, maar ze schrappen ook nationaliteiten of uiterlijke kenmerken. „Wij maken er vaak dieren van, of Jut en Jul”, zegt Van Os. „Moppen zijn perfect voor kinderen die niet zo van lezen houden. Het zijn korte verhaaltjes en je krijg snel een beloning, namelijk lachen. Maar we willen niet dat dat ten koste gaat van een bevolkingsgroep, of een religie.”

Ook Kidsweek wil niet stigmatiseren, zegt Ancona. Maar ze noemt nog een reden om moppen aan te passen: boze ouders. Die melden zich als ze een mop ongepast voor hun kind vinden. „Een tijdje geleden hadden we een grap over een zwerver, dat vonden sommige ouders niet kunnen. Daar houd ik dan in het vervolg rekening mee. Ik wil over onze moppenpagina geen gedoe, geen discussies. Daarom ook geen seks en drank in onze moppen. Sommige dingen moeten wel gewoon kunnen. Zo hadden we laatst het raadsel: welk woord begint met een V en eindigt op A? Je zou denken vagina, maar het antwoord was voorpagina. Dat is gewoon grappig, ook al kregen we daar ook een mail over van een vader die het minder geslaagd vond.”

Sommige andere type grappen zou Ancona nu niet meer plaatsen, zoals een grap uit het Het Superdikke Kidsweek Moppenboek uit 2018 waarin twee oenen elkaar bovenop een flatgebouw uitdagen om dingen naar beneden te gooien. Een steentje, een baksteen en, tot slot, een bom. Daarna zien ze de gevolgen van hun strapatsen: een huilend meisje is geraakt door het steentje, een huilend jongetje heeft de baksteen op zijn voet gehad en één jongetje ligt dubbel van het lachen. Waarom lacht hij zo, vragen de twee oenen. Het jongetje zegt gierend: „Ik liet net een scheet en toen ontplofte het hele huis!” Ancona: „Een ontploft huis is niet zo leuk in tijden van terroristische aanslagen. Die zou ik nu misschien niet meer plaatsen.”

Christiaan Weijts verkent in dit essay de explosieve grenzen van humor. Lees ook: Verdoof je hart en lach

Ze heeft geen moeite met zulke veranderingen. „Je praat nu toch ook niet meer over gekken in een gekkenhuis, maar over mensen met een psychische stoornis. Vroeger maakten mensen moppen over negers, dat woord gebruik je nu ook niet meer. De taal verandert, en daardoor ook onze moppen.”

Van Duitse immigranten naar blondjes

De hoofdpersonen in onze moppen zijn al veel vaker veranderd, schreef sociologe Giselinde Kuipers in haar proefschrift Goede humor, slechte smaak, waarmee ze in 2001 promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. „Dezelfde moppen over domheid zijn in de loop van de tijd verteld over Duitse immigranten, dienstmeisjes, boeren, Belgen, en het meest recent: blondjes”, schreef ze. „Het enige wat min of meer onveranderd blijft, is de clou.” In verschillende landen circuleert dezelfde mop, met per land wisselende hoofdrolspelers. Vaak een Europees buurvolk en soms een etnische of regionale minderheid, zoals de Britse socioloog Christie Davies beschrijft in zijn boeken Ethnic Humor around the world (1990) en Jokes and Targets (2011) .

De domme blondjes in de moppen kwamen uit de VS, daar waren het fraternity girls (corpsmeisjes) en in het Verenigd Koninkrijk heb je dezelfde grappen over Essex girls, een stereotype van een dommig en ordinair type vrouw dat vooral uit de regio Essex zou komen. Het is volgens Kuipers veelzeggend dat ze in Verenigd Koninkrijk een klassenconnotatie aan de domme moppen hebben gegeven, het land is immers altijd een klassensamenleving geweest. „De zichzelf als egalitair beschouwende Nederlanders voegen zo trouwhartig toe dat het om ‘domme’ blondjes gaat – en dus niet zomaar ieder blondje.”

De trend om het in moppen over oenen te hebben, komt volgens Kuipers, nu werkzaam bij de Katholieke Universiteit Leuven, deels doordat moppen steeds meer alleen door en voor kinderen gemaakt worden: „In de jaren 70 waren moppenboekjes voor volwassenen heel populair. Toen ik eind jaren 90 mijn onderzoek deed, was moppen vertellen ook iets voor volwassenen. De enige moppenboekjes die er nu nog zijn, zijn voor kinderen”, zegt ze aan de telefoon.

Morele vooruitgang?

Hoe zo’n ontwikkeling van nieuwe hoofdpersonen ontstaat, is volgens Kuipers moeilijk te zeggen. „Moppen bestaan bij de gratie van de verteller. Heel veel mensen vertellen grappen en maken bij het vertellen kleine veranderingen.” Dat media als Kidsweek moppen aanpassen, versterkt volgens Kuipers in ieder geval de trend, „dat gaan kinderen nadoen.”

Is de verandering positief? „Over het algemeen kan je zeggen dat grappen over groepen een negatief effect hebben op het beeld van die groep”, zegt Kuipers. „Maar de ‘domme’ grappen over kranten in de auto om te scheuren zijn zó absurdistisch. Om de introductie van oenen in die moppen als een morele vooruitgang te zien, vind ik een wat te grote conclusie.”

Lees ook: Ik wil grappig(er) worden, daar is een cursus voor

Eén hoofdpersoon komt in ieder geval nog altijd terug in moppen: Jantje. Jacqueline Ancona van Kidsweek: „Of kinderen nou Achmed of Merel heten, ze sturen allemaal nog steeds moppen in met Jantje in de hoofdrol.”