Opinie

Het verwaarloosde geluk van een voorspelbaar dagelijks leven

Niet de gewone man, maar het gewone leven moet in politiek Den Haag leidend zijn, schrijven en .

We beleven de heftigste onderbreking van het gewone leven sinds lange tijden. Maar uitzonderingen als een enkel popfestival daargelaten, is het leuker om over bijzondere tijden en gebeurtenissen te lezen dan om ze mee te maken. Bijzonderheid bewaren we graag voor ons cv, voor vakantie-ervaringen of andere particuliere momentopnamen. Het kan zijn dat we in het buitenland graag vertellen dat ons land bijzonder is (‘exceptionalisme’) maar het binnenlands bestaan gaat ons meestal beter af onder zo gewóón mogelijke omstandigheden. Het is fijn om gewóón te leven en werken.

Dat is geen vanzelfsprekend inzicht. We hebben onszelf enige decennia wijsgemaakt dat we steeds individualistischer zijn geworden, onvoorspelbaarder, verrassender, diverser. Gewoonheid was saai maar vooral ook verleden tijd, door de emancipatie, door onze vrijgevochten cultuur waar iedereen kan zeggen en doen wat-ie denkt. ‘15 miljoen mensen die je niet de wet voorschrijft’, volgens het populaire liedje – inmiddels 17 miljoen. Daarom zou er dus ook niks gewoon meer zijn: iedereen zou anders zijn.

Dat was onzin. We gedroegen en gedragen ons overwegend als kuddedieren. En mede daarom maakte ‘de gewone man’ de afgelopen tien jaar weer zijn opwachting in de politiek. Niet het bijzondere, maar juist het gewóne moest weer gekoesterd. Over het hele partijenspectrum volgde de terugkeer van de gewone man. Door de meeste politici wordt die gewone man vooral voorgesteld als nuchter, wat betekent: wars van afwijkende identiteiten en opinies. De gewone man is de echte Nederlander. Die is, in de lijn van Geert Wilders en Thierry Baudet, seculier op christelijke basis (‘Kerstmis is eten met de familie’) en tolereert moslims hooguit als zij zich aanpassen en ook ‘gewoon’ worden.

Het gewone is een omgangsvorm

Soms is die gewone man ook nog eens de pineut, van banken of multinationals. En dan zijn debatten over Zwarte Piet of genderdiversiteit slechts pogingen om de gewone man af te leiden van de strijd daartegen. Zo konden rechts én links tot herwaardering van de gewoonheid komen, via ‘de gewone man’ als de mal.

Maar de coronacrisis leert ons dat het gewone geen sociale categorie is, geen mal waar je mensen in kunt drukken, maar een omgangsvorm. We voelen nu wat het verwaarloosde geluk van een voorspelbaar dagelijks leven inhoudt. Het gewone, dat is zonder vrees naar werk of vrienden kunnen. Geen stress over hoe dichtbij mensen komen staan op straat, en of je wel bij je zieke moeder langs kan. Ongetwijfeld zijn onze industriële leefwijze en reislustige cultuur mede debet aan de verspreiding van het virus, maar het gevolg van Covid-19 zou moeten zijn dat we het gewone herwaarderen als wat het daadwerkelijk is: wat mensen dagelijks onder elkaar doen en wat mensen bindt.

Lees ook dit interview met historicus Jos Palm: ‘De gewone man is in de eerste plaats een sociale categorie: het afvalputje, de eeuwige schlemiel, de ontevreden boze man’

Het gewone, dat zijn de routines waarmee we het dagelijks leven dragelijk maken. Dat leven staat nu overal onder druk, op straat, op het werk, in de supermarkt. Het geheel van die routineuze gedragingen zou je de macht der gewoonte kunnen noemen. Met deze macht bannen we de vrees uit ons leven.

Dat is ook een vorm van solidariteit. Veel mensen zijn in deze crisis behulpzaam, in tegenstelling tot wat de clichés over individualisering veronderstelden. En niet alleen met hun naasten, in tegenstelling tot wat politici ons vertelden. Er is bereidheid om mede verantwoordelijkheid te dragen voor mensen die je niet kent, of het nu in de supermarkt of op straat is.

Solidariteit met vreemden springlevend

Deze ‘anonieme’ solidariteit is de laatste decennia verwaarloosd, onder andere door de kabinetten-Balkenende en -Rutte die hun decentralisatie- en bezuinigingsbeleid rechtvaardigden vanuit de gedachte dat mensen eerst zelf om hun naasten moeten geven. Maar zie hier: solidariteit-op-afstand is cruciaal.

Dat is een ander verhaal dan we de afgelopen jaren hoorden. Het gaat nu weer over een daadkrachtige en herverdelende staat, en over zorg op afstand en bescherming van kwetsbare groepen, in plaats van rooskleurige betogen over ‘hun eigen kracht’.

Net zoals gewone zorg blijkt ook gewoon werk nu onmisbaar, zowel in inhoud (verplegers, verzorgers, vakkenvullers) als vorm (arbeidscontracten). De bejubelde ‘creatieve klasse’ en andere aan de flexibele arbeidsmarkt uitgeleverde beroepsgroepen lijden opeens aan fors status- en inkomensverlies. Dat had voorkomen kunnen worden door iets minder hysterisch te sturen op individuele verantwoordelijkheid, ondernemerschap en permanente aanpassing van mensen aan economische omstandigheden.

Herstel van het gewone leven

Daarom is het tijd voor een politiek van het gewone – dus niet een politiek van ‘de gewone man’. Om het gewone leven zonder angst maar met zijn gewone zorg en gewone werk te hernemen is collectief handelen nodig. Het is razend interessant om te zien hoe de vaardige crisismanager Mark Rutte ook deze transformatie zal maken, van de overtuigde neoliberaal die in het kabinet-Balkenende I aan de bijstand sleutelde, tot de nationalistische conservatief die de competitie met Wilders en Baudet aanging, tot sociaal-democraat bij de verkeerde partij ten tijde van de coronacrisis.

Uit naam van de gewone man zal het populisme in deze crisis nog munitie genoeg vinden om ‘de elite’ verdacht te maken. In Hongarije heeft Viktor Orbán alvast het parlement op vakantie gestuurd, ‘omdat het geen tijd is voor debat’. Het is daarom van belang ‘het gewone’ te zien voor wat het is: niet het onderscheidende kenmerk van een bepaalde groep maar de gezamenlijke uitbanning van vrees.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.