En opeens zijn wij toch aan de beurt. Wij, de zondoorstoofde generaties van deze decennia, we zijn plotseling uit onze roes wakker geschopt en proeven nu voorzichtig het vergeten woord ‘noodlot’ op onze tong. Een vrouw in Sarajevo vertelde me ooit over het begin van de oorlog, hoe zij dat als jong meisje had beleefd. „Ach”, zei ze, „Mijn ouders, mijn grootouders, iedere generatie had wel een oorlog meegemaakt. Wij dachten simpelweg: oké, nu is het onze beurt.”
Zo is het nu ook met ons.
Het wordt zwaar weer. De enige zekere uitweg is een nieuw vaccin, maar daar mogen we voorlopig niet op rekenen. In de tussentijd kan er dus heel veel gebeuren. Allereerst met ons persoonlijk. De hartverscheurende taferelen die zich nu in Italië en Spanje afspelen kunnen in Nederland misschien nog worden voorkomen, elders zal dat niet het geval zijn. Deze ramp zal, zoals altijd, vooral de allerarmsten zwaar treffen: de sloppenbewoners in Azië, de miljoenen mensen in Afrika en elders die toch al nauwelijks beschikken over medische voorzieningen, de tienduizenden vluchtelingen die, in de steek gelaten door Europa, op de Griekse eilanden opeengepakt hun lot afwachten.
Maar ook in economisch en politiek opzicht zal, dat is nu al duidelijk, de impact van deze crisis enorm zijn. Hier en daar wordt gesproken over het einde van dit verbluffende en ontwrichtende tijdperk van globalisering en neoliberalisme, zo nu en dan valt zelfs al de term ‘paradigmawisseling’. We hebben te maken met een crisis die verder en dieper reikt dan de bankencrisis van 2008. Toen stond bij de hoofdrolspelers regelmatig het zweet in de handen: het hele financiële systeem kon van het ene moment op het andere vastlopen, er kon opeens geen euro meer uit de geldautomaten komen, ze keken uit het raam naar het leven op straat en dachten: beseffen jullie wel dat dit in één klap tot stilstand kan komen?
Geen 1929, geen 2008
Wat toen ternauwernood werd voorkomen, is de afgelopen twee weken alsnog werkelijkheid geworden. Alleen draaien nu de geldautomaten door, maar komen, over de hele wereld, de mensen niet meer uit hun huizen. En dat maakt dat deze crisis, anders dan in 1929 en 2008, de concrete economie, vooral de kleine en middelgrote bedrijven, in het hart treft, onmiddellijk en direct. Die abrupte en totale stilstand vormt een mondiale ordeverstoring op een ongekende schaal.
Een ‘oorlog’ is eigenlijk geen goed beeld. In zo’n situatie ontstaat juist een enorme dynamiek, alle fabrieken beginnen op volle toeren te draaien om de oorlogsinspanning te ondersteunen. Nu hebben we te maken met het tegendeel: diepe stilte en een aanrollende globale recessie. Nederland komt, volgens de schattingen van het CPB, op een economische achterstand van 3 tot 9 procent. Voor een land als het Verenigd Koninkrijk wordt echter al gerekend op een daling van het bbp van 15 tot 20 procent.
Voor Spanje en Italië doemen, achter alle menselijke ontreddering van dit moment, ook nog eens gigantische schuldenproblemen op. Waar Nederland en Duitsland kunnen putten uit diepe zakken, beschikken deze zuidelijke eurolanden nauwelijks over enige reserve. Spanje zal, volgens sommige schattingen, zeker 200 miljard aan Europese fondsen nodig hebben om overeind te blijven. Tegenover de 750 miljard euro die Duitsland in de eigen economie steekt kan Italië niet meer dan 28 miljard opbrengen, nog geen 4 procent van het Duitse reddingspakket.
In tegenstelling tot de andere Zuid-Europese landen heeft Italië bovendien de meeste noodzakelijke hervormingen voor zich uitgeschoven. De economische groei hobbelt dan ook ver achter bij die van andere eurolanden. De staatsschuld zal nu vermoedelijk stijgen tot 150 procent van het bbp, bijna drie keer zoveel als die van Duitsland. Het land is, kortom, ‘de achilleshiel van de eurozone’. Een nieuwe eurocrisis, ditmaal rond de derde economie van Europa, ligt zomaar om de hoek.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/03/data56811690-89ae2e.jpg)
Clusterfuck
Deze weken zijn een moment van de waarheid. De pandemie versnelt en verhevigt bestaande problemen, overal ter wereld, op allerlei terreinen. „Het antwoord van een natie op een ramp zegt iets over haar kracht – maar ook over haar disfunctioneren”, schreef de historica Anne Applebaum in The Atlantic. De Amerikanen hebben de afgelopen week een hulppakket opgetuigd van tweeduizend miljard; het dubbele van de enorme ‘bazooka’ die Obama hanteerde na de crisis van 2008.
Dat zegt alles over de ernst van de situatie. De analisten van Goldman Sachs rekenen op een – tijdelijk – productieverlies van 24 procent. De Fed, de centrale bank, voorziet mogelijk een legioen van 46 miljoen werklozen.
In de Verenigde Staten is echter, meer nog dan elders, sprake van een opeenstapeling van problemen: New York wordt al „een tweede Wuhan” genoemd, de gezondheidszorg is voor grote groepen nauwelijks toegankelijk en met een zwakke sociale bijstand die veel mensen dwingt om te blijven werken en preventiecentra die voor de helft zijn wegbezuinigd. Met daarbovenop nog eens de dominante aanwezigheid van een gestoorde en incompetente president. In militaire kringen heet zoiets een ‘clusterfuck’.
Dit wordt, voorspelt Anne Applebaum in een ander Atlantic-essay, een moment waarop Amerika, een natie die zichzelf altijd beschouwde als het voorbeeld voor de rest van de wereld, „een keizer zonder kleren blijkt te zijn”. De positie van het land als dominante wereldmacht, die toch al wankelde, zal met deze pandemie verder worden verzwakt. Nog geen tien jaar geleden speelde Amerika in dit soort situaties nog overal de rol van machtige en genereuze weldoener. Nu is het China dat die positie met het leveren van mondkapjes en medische apparatuur als vanzelfsprekend overneemt. Europa staat ernaast, machteloos.
Kwaliteit van de leiders
Ook voor de rest van de wereld gelden deze weken als een moment van de waarheid. De keuzes die nu worden gemaakt zeggen alles over de kwaliteit van onze politieke leiders, de vraag of ze niet alleen maar praatjes kunnen verkopen maar ook in staat zijn om serieus te regeren.
Dat geldt ook voor onze publieke discussie en het onderscheid tussen zin en onzin. Voor de rol van de publieke sector, die overal in Europa zo enorm is genegeerd en afgeknepen, en die nu opeens weer moet optreden als redder in de nood. Voor het burgerschap binnen een samenleving, en over het onderlinge vertrouwen, het cement dat alles bijeen houdt. En, niet in de laatste plaats, voor internationale samenwerkingsverbanden – van de Wereldgezondheidsorganisatie tot het IMF en de Europese Unie.
„Wat een Italiaanse dokter in Milaan in de vroege ochtend ontdekt kan mogelijk ’s avonds al levens redden in Teheran”, schreef denker Yuval Harari, in een vurig pleidooi voor internationale uitwisseling en solidariteit in de Financial Times, ook rond deze economische crisis. Toch lijkt het opeens voorbij met de globalisering. De natiestaat is opnieuw het vanzelfsprekende centrum, in dat oude thuis lijken we weer onze troost en veiligheid te zoeken. En dat terwijl we in werkelijkheid te maken hebben met een internationaal probleem bij uitstek, uitdagingen die smeken om een internationaal gecoördineerde aanpak.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data56838585-435003.jpg)
Emotionele neigingen
Beide krachten zijn binnen de Europese Unie momenteel sterk aanwezig: de praktische behoefte aan internationalisering en, aan de andere kant, de emotionele neiging tot renationalisering. De uitkomst is onzeker.
Zorg is binnen de EU altijd een nationale aangelegenheid gebleven, maar de ‘lockdown’ werd op geen enkele manier gecoördineerd: grenzen gingen dicht, Duitsland blokkeerde transporten van medisch materiaal naar de buurlanden en Italiaanse smeekbeden om hulp werden, net als bij de vluchtelingencrisis in 2015, opnieuw genegeerd, zelfs tests en gegevens worden niet uitgewisseld. In de woorden van Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie: „Toen Europa werkelijk moest bewijzen dat dit niet alleen maar een mooi-weer-unie was, weigerden te veel leden om hun paraplu’s te delen.”
Europa heeft nu dus wonderen nodig. Het zijn doorbraken die steevast plaatsvinden rond grote collectieve ervaringen, zoals oorlogen en pandemieën. Zo’n noodsituatie maakt immers een einde aan het keurslijf van alledag, opeens is er ruimte voor nieuwe vormen en gedachten.
Na de grote pestepidemie van 1348 in Florence schoot Giovanni Boccaccio als een leeuwerik uit de puinhopen omhoog en schiep Decamerone, een vrijmoedig en revolutionair meesterwerk. Op dezelfde manier had de gigantische aardbeving die Lissabon in 1755 grotendeels met de grond gelijk maakte – er vielen naar schatting 40.000 doden, eenvijfde van de bevolking – een enorme doorwerking: op de Verlichtingsfilosofen van die tijd, met name Rousseau, Voltaire en Immanuel Kant, en zelfs indirect op de Franse Revolutie. Na ‘Lissabon’ wilde Kant niets meer weten van het idee van een ‘goede God’: alleen de rede kon de wereld redden.
[Tekst gaat door onder de illustratie]
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data56846441-2a0f13.jpg|https://images.nrc.nl/8FMg8LQd56E4pbXrQ3y_Zt-O-HU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data56846441-2a0f13.jpg|https://images.nrc.nl/csslCNqCg9Mp3NE9USgyQxF2n-0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data56846441-2a0f13.jpg)
En zo’n wonder was natuurlijk ook het Europese project zelf, na de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog.
Ook in deze ramptijden vinden zulke wonderen plaats. Het duurde bijvoorbeeld ruim drie jaar voordat ECB-president Mario Draghi in 2012 het magische ‘whatever it takes’ in de mond durfde te nemen; zijn opvolger Christine Lagarde had daarvoor amper drie dagen nodig. Het starre Europese regelsysteem blijkt opeens in staat te zijn tot een ongekende flexibiliteit: fiscale grenzen worden losgelaten, staatssteun voor bedrijven is niet meer taboe, in plaats van ‘meer Europa’ is er nu ook alle ruimte voor ‘minder Europa’. Boris Johnson laat alle conservatieve principes varen: de Britse spoorwegen worden – althans tijdelijk – genationaliseerd. De immer zuinige Nederlandse regering strooit met miljoenen alsof het pepernoten zijn. De Duitsers lijken hun doodsangst voor inflatie te hebben vergeten: zelfs in Berlijn lijkt geest van John Maynard Keynes door de regeringsgebouwen te glijden. En zo is er meer. Na al het getob en gehannes van het afgelopen decennium kun je je ogen niet geloven.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/03/data56776967-4a843b.jpg)
Oude loopgraven
Maar is het genoeg? „Wat nu nodig is, is een ondubbelzinnig signaal van vertrouwen en solidariteit binnen de Europese familie”, schreef Adam Tooze, chroniqueur van de eurocrisis, deze week in The Guardian.
Het tegendeel is het geval. De uitkomst van de Eurotop, afgelopen donderdag, was, in al haar vaagheid, glashelder: de loopgraven van 2008 worden alweer betrokken. De ECB benut al haar monetaire mogelijkheden tot het uiterste, maar pogingen om op Europees niveau iets aan economische stimulering te doen – bijvoorbeeld via de uitgifte van zogenaamde corona-obligaties – verlopen nog altijd uiterst moeizaam.
De rijke noordelijke landen, Nederland en Duitsland voorop, voelen er niets voor om ongelimiteerd op te draaien voor de tekorten van, met name, Italië. Het is, wat hen betreft, ieder land voor zich.
Thuis wachten bovendien de populisten. Het is allemaal begrijpelijk. Alleen: als deze crisis voorbij is kunnen, zonder dit soort ingrepen, de economische verschillen tussen de lidstaten wel eens zo groot zijn geworden dat er bijna geen Europese Unie meer mogelijk is, laat staan een eurozone. Dat is, uiteindelijk, de prijs voor deze Nederlandse houding: een Europese breuk. Willen we dat?
Dit is de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. En nu is het inderdaad ‘onze beurt’. Dit is de finale test voor de Europese Unie, de saamhorigheid binnen de Europese gemeenschap en het staatsmanschap van de Europese leiders. Nederland deinst terug. Maar Europa heeft meer wonderen nodig om dit te overleven.