Necrologie

Striptekenaar Albert Uderzo (92): de man die Asterix vleugels gaf

Albert Uderzo (1927-2020) De Franse tekenaar Albert Uderzo schiep in 1959 als noodsprong met zijn collega René Goscinny de stripfiguur Asterix de Galliër, een kleine, onoverwinnelijke anti-held die de hele wereld veroverde. Heel de wereld?

Albert Uderzo met zijn stripfiguren Asterix en Obelix in 2015.
Albert Uderzo met zijn stripfiguren Asterix en Obelix in 2015. Foto Patrick Kovarik / AFP

„Toen ik dertien was, wilde ik graag net zo beroemd worden als Disney”, vertelde Albert Uderzo, tekenaar van een van Europa’s beroemdste striphelden Asterix de Galliër, in 2000 in een interview in NRC.

Nu de Fransman, ‘Bébert’ voor vrienden, geboren uit Italiaanse ouders, dinsdag op 92-jarige leeftijd in Neuilly-sur Seine overleden, kan je vaststellen: het is hem aardig gelukt.

Amerika is nooit echt veroverd, „daarvoor is Asterix te Europees”, zei hij zelf in NRC. Maar met meer dan 325 miljoen verkochte Asterix-albums wereldwijd, vertaald in meer dan 110 talen (ook streektalen), elf Asterix-films en een Asterix-pretpark benoorden Parijs, hoeft hij niet te klagen.

Dat deed hij ook niet. Pas op zijn 84ste, na 33 Asterix-albums getekend te hebben waarvan hij er negen ook nog zelf schreef, legde hij de tekenpen neer. Of liever potlood en penseel: Uderzo inkte zijn strips met penseel. En hij genoot van de rijkdom die zijn scheppingen, de kleine Galliër Asterix en zijn grote, sterke („Ik ben niet dik”) vriend Obelix hem brachten. Hij had bijvoorbeeld als autoliefhebber een Ferrari gekocht, en werd voorzitter van de Franse club van Ferrari-bezitters. Helemaal geen snobs, zoals hij gedacht had, maar aardige mensen, schreef hij in zijn autobiografie Uderzo se raconte uit 2008, waarin hij als 80-jarige op zijn leven terugkeek.

Heel trots was hij, schreef hij daarin, dat hij in 2006 benoemd werd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw – een onderscheiding die zelden aan buitenlanders uitgereikt wordt. Hij kreeg hem vanwege zijn bijdrage, door de Asterix-serie, aan ‘het begrip van culturen en de Europese eenwording’ en de bevordering van het onderwijs in de Latijnse taal en cultuur. In de strip wemelt het van Latijnse citaten, vaak geuit door de Romeinse bezetters als ze door Asterix en zijn onoverwinnelijke Galliërs in de pan zijn gehakt.

Heel Gallië?

Want dat is de kern van de Asterix-avonturen, vervat in de vaste inleiding in de albums: „Zo’n 2000 jaar geleden was heel Gallië (zo heette Frankrijk toen) bezet door de soldaten van Caesar, de Romeinse veldheer. Héél Gallië? Nee, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden….”

Door de toverdrank van de druïde van het dorp, de wijze tovenaar Panoramix, zijn Asterix en zijn dorpsgenoten onoverwinnelijk. Obelix helemaal, omdat hij als kind in de ketel met toverdrank was gevallen.

Uitspraken in de strip zijn ook spreekwoordelijk geworden, zoals Obelix’ terugkerende verzuchting: „Rare jongens, die Romeinen.” De Asterix-strip wordt in heel Europa tegenwoordig in het onderwijs gebruikt, om de geschiedenis van de Romeinse overheersing te illustreren.

Komisch genie

En dat terwijl de strip helemaal niet als educatief of waarheidsgetrouw bedoeld was, vertelt Uderzo in zijn autobiografie. We wilden onze jonge lezers vooral amuseren, schreef hij. Dat is gelukt. En dat kwam mede door zijn compagnon, zijn vaste scenarioschrijver René Goscinny, „een komisch genie”, aldus Uderzo.

Eigenlijk is Asterix als noodsprong geboren. Want in 1959 kregen Uderzo en Goscinny, die al sinds 1951 samen strips maakten, opdracht om voor een nieuw op te zetten stripblad Pilote – het Franse antwoord op het Belgische stripblad Kuifje – een vrolijke strip over een held uit de Franse geschiedenis te maken. Ze leverden voor een proefnummer een strippagina in over Reintje de Vos, naar de middeleeuwse Franse Le Roman de Renart. Maar die was al verstript, zei een collega. Op het laatste moment moesten ze toen iets nieuws verzinnen. Bij Uderzo thuis in Parijs werd in allerijl gebrainstormd, schrijft hij in zijn autobiografie. Iets over de Franse préhistorie? Al gedaan. De Galliërs tijdens de overheersing van Caesar? „Les Gaulois, pourquois pas?!” zei Goscinny: „We gaan onze voorouders op humoristische toon laten herleven.”

Albert Uderzo (rechts) met collega René Goscinny in de jaren zeventig, samen bedachten ze Asterix en Obelix.

Foto STAFF/ AFP

Uderzo maakte een schets van een stoere grote Gallische held. Maar Goscinny, die in New York al eerder bij de oprichter van het satirische stripblad Mad had gewerkt, leek het leuker een kleine, slimme, maar niet sterke antiheld te maken. Een klein, opgewonden Frans standje, erg gesteld op zijn individuele vrijheid. Met een sterke, minder slimme vriend. En de Gallische namen moesten, als verwijzing naar de historische Gallische held Vercingetorix, allemaal op -ix of -rix eindigen, naar het Gallische ‘rix’, koning. Een parodie op Caesars beroemde boek De Bello Gallico, de Gallische oorlog, moest het worden. De Latijnse citaten plukte Goscinny uit de Petit Larousse-encyclopedie. Asterix, die een Gallische vleugelhelm van Uderzo kreeg, en Obelix waren geboren. Ze begonnen in 1959 in Pilote aan een internationale zegetocht, gebaseerd op Goscinny’s komisch genie als scenarist en Uderzo’s groot komisch tekentalent. Vrolijke vechtpartijen, Romeinse panorama’s, komische types, het vloeide raak en als vanzelfsprekend uit zijn penseel.

Idefix als tekenaarsgeintje

Een reeks Asterix-verhalen verscheen, met afwisselend avonturen in Gallië en dan weer reizen, zoals Asterix en de Gothen, bij Cleopatra (geïnspireerd op de Hollywood-film met Liz Taylor uit 1963), bij de Britten en meer. De stereotiepe karaktertrekken van bewoners van de bereisde landen werden geparodieerd. En in alle albums werden ook altijd autoriteiten op de hak genomen.

Er kwam nog een vast element bij. In het vijfde album, De Ronde van Gallië (1965), waarin Asterix en Obelix om de Romeinse bezetters te tarten uit alle Franse steden een specialiteit halen, had Goscinny als aanwijzing gegeven: voor de slager in Lutetia (Parijs) zit een klein hondje. Uderzo leek het een leuk idee om dat hondje het tweetal het hele album door te laten volgen. Een tekenaarsgeintje. De jonge lezers van Pilote wilden weten hoe dat hondje heette. Uderzo en Goscinny schreven een lezerswedstrijd uit, en kozen uit de inzending de naam Idefix. Vanaf dat moment was ook Idefix vast onderdeel van de avonturen van Asterix.

In de toverdrank gevallen

Het succes van de strip werd zo groot dat Uderzo, die tot dan toe ook de realistische pilotenstrip Tanguy en Laverdure en de komische indianenstrip Hoempa Pa nog tekende, zich alleen op Asterix toelegde.

In 1977 overleed plotseling Goscinny, die voor talloze strips zoals ook Lucky Luke scenario’s scheef, aan een hartkwaal, op 51-jarige leeftijd. Asterix werd half wees. Ruim 25 jaar hadden Goscinny en Uderzo samengewerkt – ze waren goede vrienden geworden. Ze konden het zo goed met elkaar vinden, vermoedt de biograaf van Goscinny, Pascal Roy, omdat ze „allebei tweedegeneratie-immigranten waren, die toen ze klein waren in dezelfde nationale [Franse] toverdrank gevallen waren”.

Uderzo was gebroken na de dood van zijn compagnon, maar besloot „in de geest van mijn vriend Goscinny” de serie voort te zetten na 24 albums. Hij schreef en tekende er nog negen, die wel succesvol waren, maar niet het niveau haalden van het duo Goscinny en Uderzo.

Opvolgers

Om zijn vriend te eren had Uderzo, na problemen met zijn oorspronkelijke uitgever Dargaud, een eigen uitgeverij, Albert & René, opgericht. Uderzo was als tekenaar autodidact; hij had strips leren tekenen (figuren met een grote neus) door Disney-strips na te tekenen. Het had een haar gescheeld of hij was in 1949 automonteur geworden, maar doordat hij op het nippertje een baan als krantentekenaar kon krijgen, begon hij als striptekenaar.

Alberto Uderzo werd vernoemd naar een ouder broertje dat acht maanden oud aan longontsteking was overleden. Hij werd geboren met aan iedere hand zes vingers. In zijn jeugd werden de extra vingers operatief verwijderd. Voor een tekenaar had hij een lastige handicap: hij was kleurenblind. Dat leidde soms tot hilarische vergissingen, omdat hij de labels op zijn kleuren had verwisseld. Later liet hij het inkleuren aan anderen over.

Hij overwoog rond zijn 80ste om net als Kuifje-tekenaar Hergé te verbieden dat Asterix na zijn dood nog voortgezet zou worden. Maar het aanhoudende succes deed hem anders besluiten. Na een conflict met zijn enige dochter Sylvie over de aanstaande erfenis en de rechten, besloot hij met een nieuwe uitgever, Hachette, de strip toch door anderen te laten tekenen. Tot zijn opvolgers werden scenarist Jean-Yves Ferri en tekenaar Didier Conrad benoemd, beiden geboren in hetzelfde jaar als Asterix, 1959. Hun eerste album Asterix en de Picten verscheen in 2013 en er zijn al weer meer verschenen, die goed ontvangen zijn.

Uderzo is overleden, maar zijn Asterix leeft voort.

Correctie 25/3: in een eerdere versie van dit artikel werd de dochter van Uderzo Anne genoemd; haar naam is Sylvie. Dat is hierboven aangepast.