Ik kan vandaag natuurlijk wel weer voortsomberen over het Midden-Oosten. Maar temidden van al die corona-ellende, dacht ik: nee! Ik vertel u over een bijzonder boek dat ik pas in mijn boekenkast vond, waar het al een jaar of twintig lag te verstoffen, verstopt onder een ander boek.
Het is De weg naar Mekka, waarin Muhammad Asad in 1932, tijdens een kameeltocht naar die Saoedische heilige stad, mijmert over zijn jeugd, zijn bekering tot de islam en zijn voorgaande jaren in de Midden-Oosterse wereld. Onder andere voert hij daar een twistgesprek met zionistenleider Weizmann (later president van Israël) en raakt hij dik bevriend met Ibn Saud, koning van Hejaz en Nejd en vervolgens van Saoedi-Arabië.
Tot de islam bekeerde Jood werd VN-afgezant in Pakistan
Misschien kent u hem al, maar voor wie niet: hij wordt in 1900 geboren als Leopold Weiss, een Joodse Oostenrijks-Hongaar uit een familie van rabbijnen. In 1926 bekeert hij zich tot de islam (en wordt Asad, leeuw, wegens Leopold) na een aantal reizen in het Midden-Oosten, eerst voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung, en later ook voor de Telegraaf. Na 1932 gaat hij naar Brits Indië, waarna hij burger wordt van het nieuwe Pakistan en Pakistaans VN-ambassadeur. Hij vertrekt daar weer in 1952 en schrijft De weg naar Mekka. In 1980 publiceert hij een Engelse vertaling en interpretatie van de Koran die als zeer gezaghebbend geldt. Hij sterft in 1992 in Spanje.
Kleine greep uit ál het interessante in Asads boek. Zijn opvattingen over de islam. Zijn ervaringen in Palestina in 1922, die hem zeer bezorgd maken over de „smartelijke toekomst” die de zionistische beweging zijns inziens zou meebrengen: „De strijd, verbittering en haat waaraan het Joodse eiland, temidden van een zee van vijandelijke Arabieren altijd zal zijn blootgesteld, zelfs al zouden de Joden tijdelijk min of meer slagen”.
Zijn vriendschap met Algemeen Handelsblad-correspondent Jacob Israël de Haan, een orthodoxe Jood en overtuigd anti-zionist temidden van zoveel overtuigde zionisten, die korte tijd later door de paramilitaire zionistische organisatie Hagana wordt vermoord. En zijn kameraadschap met Ibn Saud, die hem inzet op spionagemissie om erachter te komen of rebellen tegen zijn bewind door de Britse regering worden gesteund (ja). De vriendschap maakt hem niet blind voor Ibn Sauds zwakheden. Hij was goed en rechtvaardig, schrijft Asad, en hij bracht veiligheid zoals de Arabische landen al in geen duizend jaar kenden. Maar hij deed niets om een vooruitstrevende maatschappij op te bouwen.
U weet, het is de tijd waarin Frankrijk en Groot-Brittannië de buit verdelen in het Midden-Oosten, en Asad ziet de gevolgen. In het Westen wordt „iedere actieve westerse interventie zonder uitzondering beschreven als niet alleen een bescherming van ‘rechtmatige’ westerse belangen naar tevens als zijnde een vooruitgang voor de inheemse bevolking zelf”. Men „telt het aantal kilowatts van de nieuwe elektrificatie, maar niet de klappen die de nationale trots te incasseren krijgt.” Veel van de maatschappelijke en economische kwalen waaraan het Midden-Oosten lijdt, zijn een direct gevolg van die westerse belangstelling, constateert hij.
Uit het hele boek blijkt zijn grote liefde voor het gebied en de mensen die hij ontmoet. Maar hij ziet ook (bij het schrijven in 1952): „dit Arabië bestaat niet meer [...] gevallen onder de dikke stroom olie en onder het goud dat deze olie inbracht”. Het boek is nog steeds te krijgen, checkte ik. Volgende week ga ik gewoon weer somberen over het Midden-Oosten.
Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert en scheidt op deze plaats elke week de feiten van de hypes.