Recensie

Recensie Boeken

Een tot slaaf gemaakte man op zoek naar de herinnering aan zijn moeder

Ta-Nehisi Coates Waarom licht de Amerikaanse denker Coates in zijn eerste roman zo uitgebreid toe hoe we hem moeten begrijpen? De historische parabel weet mede daardoor te ontroeren.

Een Afro-Amerikaanse ‘waterdanser’.
Een Afro-Amerikaanse ‘waterdanser’. Foto Getty Images

Opvallend liefdevol schreef Ta-Nehisi Coates in Tussen de wereld en mij over zijn vader. Opvallend, omdat hij als kind geen ‘gezellige’ band met hem had. Zijn vader was veeleisend, autoritair – regelmatig sloeg hij zijn zoon met een riem of zweep.

Coates kon moeilijk inschatten welk gedrag er van hem werd verlangd: hij kon straf krijgen als hij zich te zwak toonde, maar ook als hij te zelfverzekerd was. Pas als hij zelf een zoon heeft, voelt hij wat zijn vader bewoog. ‘Zwarten houden met een soort obsessie van hun kinderen’, vertelt hij. Een angstige vorm van controle, die voortkomt uit het besef dat je als Afro-Amerikaanse ouder je kinderen onmogelijk afdoende kunt beschermen. Of ik sla hem, of de politie doet het, moet zijn vader hebben gedacht, schrijft Coates. Liever, vermoedt hij (ik huiverde bij die zin), zou zijn vader hem gedood hebben, dan dat hij er getuige van had moeten zijn dat iemand anders het deed.

Het indrukwekkende essay, waarmee Coates in 2015 de National Book Award won, heeft de vorm van een brief, gericht aan zijn 15-jarige zoon. Hij waarschuwt hem voor de illusie (‘de Droom’ – Coates’ variatie op de American Dream) dat raciaal onrecht tot het verleden behoort. Wil men werkelijk dat Amerika zo rechtvaardig en vrij wordt als het pretendeert te zijn, dan zal men de moed op moeten brengen ‘wakker te worden’.

Terwijl zijn non-fictiewerken verschenen, werkte Coates in de luwte door aan een roman. Tien jaar lang. Nu is die er: in De waterdanser keert Coates terug naar het begin van de negentiende eeuw. In de noordelijke staten was de slavernij verboden, maar in het zuiden werd men er economisch juist steeds afhankelijker van. Omdat het akkerland uitgeput raakte groeide de slavenhandel daar in rap tempo uit tot de belangrijkste bron van inkomsten. De waterdanser is een grondig gedocumenteerde historische weergave van het Amerika van voor de Burgeroorlog, verteld vanuit het perspectief van een tot slaaf gemaakte man.

Hoofdpersonage is de 19-jarige Hiram Walker. Hij is tewerkgesteld in Virginia, op een plantage genaamd Lockless. Hij is de zoon van een tot slaaf gemaakte vrouw en de witte plantage-eigenaar. De jongen beschikt over een waanzinnig geheugen, zo uitzonderlijk dat hij op de feestjes van zijn vader wordt opgetrommeld om de witte gasten te vermaken met geheugentrucjes. Toch is er één gebeurtenis waar hij zich niets van kan herinneren: dat hij van zijn moeder werd gescheiden. Hij kan zich haar zelfs niet herinneren. De paar dingen die hij weet (ze had een mooie lach, verdween uit zijn leven omdat ze was verkocht, was goed in waterdansen), komen uit tweede hand.

Overboord springen

Waterdansen was een traditie van de tewerkgestelden. Twee vrouwen voerden een dans uit terwijl ze een volle waterkruik op hun hoofd droegen. Wie dat het langst volhield zonder te morsen, had gewonnen. Een vrolijk gebruik, maar de oorsprong was tragisch: de waterdans was een eerbetoon aan de Afrikaanse koning die, aan boord van een slavenschip, zijn mensen beval om overboord te springen en ‘al lopend te zingen en dansen’, opdat de watergodin hen thuis zou brengen. De opvarenden deden wat hij vroeg; hoe dat afliep laat zich raden, maar volgens de mythe kwam de voorspelling van de koning uit. De Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen liepen, al dansend, dwars door de oceaan naar huis.

De waterdanser biedt er meer voorbeelden van: hoe een onverdraaglijke geschiedenis kan worden omgevormd tot een mythisch verhaal waar men kracht uit put. ‘We hebben het omgedraaid, snap je?’ zegt een van de personages, ‘zoals we met alles moeten doen, iets positiefs doen met wat je hebt’. Ook Coates maakt gebruik van magische elementen. Zo blijkt Hirams fabelachtige geheugen de sleutel tot een soort superheldenkracht. Met die keuze benadrukt Coates niet alleen de reddende kracht van mythologisering in het streven naar vrijheid, maar ook de grote rol die hij specifiek het geheugen daarbij toedicht.

Het feilbare systeem

In Tussen de wereld en mij had hij het er ook over: het verband tussen herinneringsvermogen en vrijheid. Geweldsdelicten jegens Afro-Amerikanen, schrijft hij, zijn allerminst incidenten, daar hoef je de cijfers maar op na te slaan, en toch worden ze vrijwel altijd zo geframed. Dat is logisch, legt hij uit, want dit soort bewijzen van de feilbaarheid van het systeem zouden een gevaar vormen voor de Droom van een rechtvaardig Amerika. Het vermogen te vergeten, schrijft Coates, is een essentieel onderdeel van die Droom, want voor wie zich de schrikbarende aaneenschakeling van ‘incidenten’ adequaat herinnert, zal vroeg of laat het kwartje vallen dat die illusie van raciale gelijkheid niet meer is dan dat: een illusie. Als Amerika (Coates doelt op zowel zwarte als witte mensen) echt vrij wil zijn, betoogt hij, dan zal men de moed op moeten brengen het verleden – hoe pijnlijk, beschamend, gruwelijk ook – onder ogen te komen.

Lees ook: Het is moeilijk ‘volwassen’ te worden als je afstamt van mensen die gruwelijk zijn vernederd

Het erkennen van een verdrongen gebeurtenis uit zijn verleden blijkt de ware queeste van Hiram Walker. Hij ontvlucht de plantage en gaat zich inzetten om andere tewerkgestelden te bevrijden – maar ‘het zwarte gat in [zijn] geheugen waarin hij [zijn] moeder had verloren’ verhindert hem werkelijk vrij te zijn. Het maakt dat De waterdanser niet alleen als historische roman te lezen is, maar ook als een parabel voor de huidige tijd, waarin verdringing en vergeten, aldus Coates, grote belemmeringen vormen.

In interviews vertelde de schrijver dat hij met opzet terughoudend is geweest in het beschrijven van gruwelijkheden; fysiek geweld vindt voornamelijk ‘buiten beeld’ plaats. Coates wilde zo voorkomen dat de lezer zijn personages zou reduceren tot het leed dat hen is aangedaan. De lezer moet méér zien dan die verminking. Zijn personages moesten geen symbolen van slachtofferschap worden.

Uitgebreide toelichting

Ook andere aspecten van het boek geven de indruk dat Coates zijn personages heeft willen beschermen tegen een beschadigende of generaliserende interpretatie. Voortdurend word je geïnstrueerd hoe je de roman dient te begrijpen, steeds lijkt de auteur te anticiperen op onbegrip. Zo wordt iedere gedachte van deze personages opgevolgd door een uitgebreide toelichting; in dialogen leggen ze elkaar gedetailleerd en bij herhaling uit wat ze precies bedoelen; Hiram kan geen stap zetten zonder uitgesponnen analyse van zijn motivatie. Zo wordt iedere mogelijke ambivalentie gesmoord. Het is als een autorit met de handrem erop: het sleept, het hapert. Coates verhindert ermee dat zijn personages in de verbeelding van de lezer een eigen leven te gaan leiden.

Ergens vond ik dit, gek genoeg, nog het aangrijpendste aspect van de roman. De schrijver lijkt ‘met een soort obsessie’ van zijn personages te hebben gehouden, zozeer dat hij moet hebben gehuiverd ze los te laten. En misschien heeft hij gelijk. Misschien wás de roman zonder al die uitleg door argeloze lezers verkeerd verstaan, en hád dat dit belangrijke verhaal kunnen schaden. In dat geval is het ergens een geruststellende gedachte dat deze personages in hun bewegingsvrijheid zijn ingeperkt door de vaderlijk liefhebbende schrijver. Opdat geen lezer ze verwondt.