Ivan Krastev

Foto Roger Cremers

Interview

'Populisten regeren alsof er een permanente noodtoestand heerst. Ga daar niet in mee'

Ivan Krastev In zijn nieuwe boek laat de Bulgaarse politicoloog Ivan Krastev zien waarom het liberalisme, waarnaar met name onder het communisme gesmacht werd, steeds meer plaats maakt voor populisme. „Populisten kweken een natie van fans.”

Een bevriende psychiater, een Bulgaar die in de Verenigde Staten woont, vertelde Ivan Krastev laatst een anekdote over het verschil tussen zijn patiënten. „De Amerikanen vertellen dat ze er niet in slagen hun levensdoelen te bereiken, ze vragen om hulp. De geëmigreerde Bulgaren hebben juist ongelooflijk veel succesvolle levens opgebouwd. Maar na al die tijd vragen ze zich ineens af: wacht, is dit eigenlijk wel wat ik echt wil?”

Hoogmoed voor de vertwijfeling: zo omschrijft Krastev ook de turbulentie waarin het liberalisme is beland. Het liberale Westen is verblind geraakt door zijn eigen succes: iedereen wilde zijn zoals wij! Zo hebben we onze eigen systeemfouten gemist, niet gezien hoe de wereld veranderde – misstappen waar populisten hun succes aan te danken hebben.

Verwacht van Krastev geen stroef theoretisch betoog. De Bulgaarse politicoloog, die in Na Europa (2017) al een weinig rooskleurig portret van hedendaags Europa schetste, schreef met de Amerikaanse academicus Stephen Holmes een boek dat het liberale Westen en haar uitdagers fonkelend in kaart brengt: The Light that Failed, in Nederlandse vertaling verschenen als Falend licht.

Zo soepel als hij schrijft, zo praat Krastev ook, op een namiddag in een kamertje van het Amsterdamse debatcentrum De Balie: zwierig, slingerend van Bertolt Brecht naar anekdotes naar historische onderbouwing. De these van Krastev en Holmes omspant de wereld, maar begint in Oost-Europa: daar lijken alle beloften van het liberalisme uitgekomen, maar voeren nu de Kaczynski’s (Polen) en de Orbáns (Hongarije) het antiliberale verzet aan. Het een volgt uit het ander, vertelt Krastev: wie te lang imiteert, rebelleert.

De revoluties van 1989 waren toch juist een overwinning voor de vrijheid en zelfbeschikking van Oost-Europeanen?

„Natuurlijk wilden Oost-Europeanen af van hun leiders en het lot in eigen handen nemen, maar niemand droomde van een utopie. Het sleutelwoord van 1989 was ‘normaal’: we wilden een ‘normaal’ leven leiden, zoals ‘normale’ mensen. En dus lieten we ons leiden door ons beeld van het Westen, want dat was het ideaal van een normale samenleving.”

Waarom het Westen?

„West-Europa was in feite de versie die we hadden kunnen worden als we niet tientallen jaren waren onderdrukt. Daarom zag je ook dat zoveel mensen na 1989 naar het Westen vertrokken. Waarom zou je jaren aan een ideaal gaan bouwen als je er vandaag al naartoe kunt verhuizen?”

Het Westen trok het oude Oostblok ook stevig naar zich toe: met hechte politieke samenwerking, EU-lidmaatschappen, handelsakkoorden. Heeft het Westen niet te veel zijn wil opgelegd?

„Het is een mythe die je nu in Polen en Hongarije volop kunt horen: dat ze door het Westen gekoloniseerd zijn, tegen hun wil. Maar ze wilden het zélf. Dat idee dat Westerse liberalen bulkten van het zelfvertrouwen om de wereld hun gedachtegoed op te leggen, daar klopt weinig van. Het is eerder omgekeerd geweest. Het Westen was vertwijfeld, maar na de val van de Muur en de Sovjet-Unie zeiden tal van landen: wij willen zijn zoals jullie. Dat doet wat met je zelfbeeld, dáár is de westerse overmoed ontstaan.”

Van die bewondering is weinig over, als je sommige Oost-Europese leiders hoort. Hoe kan dat?

„Als je jezelf wilt aanpassen naar het voorbeeld van een ander, zeg je in feite: jij bent beter dan ik. Dat is wat Oost-Europa jarenlang heeft gedaan, met goedkeuring van het Westen. De EU stond bij elke stap of misstap klaar om de kandidaat-lidstaten te vertellen of ze wel genoeg veranderd waren. Je merkt het nog steeds in de manier waarop veel West-Europese landen hun buurlanden in het oosten behandelen. Je doet je best, maar je bent nooit helemaal gelijkwaardig.”

Iemand als Orbán symboliseert dat. In 1989 stond hij op de barricaden, nu is hij het boegbeeld van de tegenbeweging.

„Vergeet niet dat ook West-Europa sindsdien enorm is veranderd. Stel je voor dat je een conservatieve Pool bent in de jaren tachtig die van Europa droomt. Jij leeft in een atheïstisch regime, terwijl in het Westen de mensen nog volop naar de kerk gaan. Jij hebt nauwelijks bezit, terwijl iedereen daar in staat is rijkdom te verwerven. En terwijl jij alleen verbondenheid mag voelen met het internationale communisme, zie je in Europa een levendig verbond van trotse natiestaten.

„Hoe anders is dat in het Westen van nu! De bevolking is seculier, de natiestaat lost op en zelfs al ben je erop vooruitgegaan, het is de elite van vroeger die het meeste heeft geprofiteerd. En dan krijg je ook nog eens de schokgolven van de economische crisis, de vluchtelingencrisis, Brexit. Dat is het probleem van elke imitatie: het rolmodel waar je naar opkijkt, verandert zelf ook en is nooit foutloos. Dan voel je je verraden, boos.”

Orbán draait het om, schrijft u. Vroeger was het Westen het grote voorbeeld, zegt hij, nu is zijn land zelf het grote voorbeeld voor het Westen.

„In de jaren negentig imiteerden regeringen en bevolkingen elkaar om zichzelf te veranderen, om beter te worden. Nu imiteren veel regeringsleiders elkaar juist om niets te hoeven veranderen. Als de Braziliaanse president Bolsonaro zegt dat hij een voorbeeld neemt aan Trump, doet hij dat alleen om zijn eigen gedrag goed te praten. Dat is het verschil met Oost-Europa in 1989. Wij wilden beter worden dan onszelf, dit soort figuren wil boven alles zichzelf blijven.”

Dat doet denken aan de manier waarop u Vladimir Poetin in uw boek neerzet: iemand die wel de taal van verandering spreekt, maar er niet naar handelt.

„Klopt, al drijft hij het nog veel verder door. Poetin liet de Russische verkiezingen al manipuleren toen hij ze gewoon op basis van zijn populariteit kon winnen. Als je open en bloot een verkiezingsuitslag kunt manipuleren zonder dat de bevolking je verdrijft, dan ben je pas echt machtig. Het is ook een boodschap aan het liberale Westen: die democratie van jullie betekent voor mij niets.”

De kopieerders wreken zich, maar ook de rolmodellen in het Westen zijn er klaar mee, zie de VS onder Trump. Hoe kan dat?

„Trump appelleert aan de fundamentele zwakte van het liberalisme. Liberale politiek doet niet aan ‘alles of niets’. Nee, wij winnen een beetje en zij krijgen er ook iets voor terug. Trump zegt: waarom zou je genoegen nemen met een wereld waarin je hooguit een beetje kunt winnen? Dat is de belofte die hij maakt: ik ga ons weer écht laten winnen en daarom gooi ik de beuk in het systeem.”

Waarom slaat die boodschap aan?

„Als je fan bent van een sportteam, weet je dat winnen iets heel plezierigs is, zelfs al krijg je er materieel niets voor terug. Populisten weten dat. Ze zoeken geen achterban die eens in de paar jaar op ze stemt, ze kweken een natie van fans. Die bieden ze dat overwinningsgevoel, in ruil voor hun absolute loyaliteit.”

Trump wil winnen, maar niet vooroplopen. Die voorbeeldrol bevalt hem niet.

„Doordat Amerika het ultieme rolmodel is, is het ook een mikpunt: de rest van de wereld kopieert alles wat je goed doet, andere landen verwachten leiderschap van je, vluchtelingen en immigranten komen jouw kant op. Bovendien werkt die voorbeeldrol voor Amerikanen ook verlammend: ze hoeven geen taal meer te leren, geen ander systeem te bestuderen. Dan word je ingehaald. Veel liberalen hebben dat over het hoofd gezien. Ze zijn zo overtuigd geraakt van hun wereldbeeld dat ze zich niet afvragen of het werkt voor iedereen.”

Populisten zetten sterk in op een groepsgevoel, kunnen liberalen daarvan leren?

„Nee. Dit soort retoriek mondt altijd weer uit in identiteitspolitiek. En linksom of rechtsom, identiteitspolitiek zegt altijd hetzelfde, namelijk dat niemand buiten onze eigen groep in staat is ons perspectief op de wereld te begrijpen. Dat druist in tegen de essentie van het liberalisme. Als ik me niet in jouw schoenen kan verplaatsen, hoe kan ik dan ooit echt begrip krijgen voor jouw gevoeligheden?”

Lees ook de recensie van Falend licht (●●●●●)

Het is geen vrolijke boodschap, die Krastev verwoordt. Toch zet hij zich sterk af tegen essays en boeken die de ondergang van de democratie aankondigen.

Hoezo? Uw analyse belooft weinig goeds.

„Is wat we nu zien gebeuren in de VS normaal? Nee, maar het is zeker geen dictatuur. Net zoals Orbán geen Poetin is. Als we doen alsof dat wel zo is, gaan we juist mee in de apocalyptische retoriek die deze leiders nodig hebben.”

Waarom is die retoriek zo belangrijk?

„Populistische leiders moeten regeren alsof er een permanente noodsituatie heerst, een strijd op leven en dood tegen het systeem waarbij ze continu dreigen te verliezen. Ga daar niet in mee, want echte oplossingen bieden ze niet. Op zichzelf kunnen ze die intensiteit niet eeuwig volhouden. De achterban wordt uitgeput, de formule raakt uitgewerkt. Zelfs de beste televisieshow is na zes seizoenen sleets.”

En is de democratie daartegen bestand?

„Ja. Erdogan heeft verkiezingen verloren, Orbán heeft verkiezingen verloren, et cetera. In Boedapest, Bratislava, Praag en Warschau zitten nu liberale burgemeesters. Democratieën functioneren niet altijd goed, maar ze hebben een groot zelfreinigend vermogen. De grote kracht van een crisis is dat ze ons op scherp zet. Er staat weer iets op het spel.”

Ivan Krastev komt opnieuw naar Amsterdam voor het Forum on European Culture, van 4 tot 7 juni in De Balie.