Mallorca, eind mei. Daar gaan ze, met duizenden andere scholieren, na hun eindexamen een week feesten en daar trainen ze nu naartoe. „Het doel is: zo gespierd mogelijk aankomen op Mallorca”, zegt Siep.
Adam, Daniel, Thijs en Siep zien er nu al behoorlijk fit en afgetraind uit. Zeventien, achttien zijn ze. Brede borst, flinke schouders, forse bovenarmen. Het resultaat van anderhalf, twee jaar in de sportschool.
In het begin om beter te worden in judo, hockey, tennis. „Dat was mijn passie. Maar nu is het omgekeerd”, zegt Thijs. „Dit is zoveel leuker dan tennis.”
Vier fitte vrienden bij elkaar, met een glaasje water, om te vertellen waarom ze naar de sportschool gaan, wat het ze brengt, wat het ze kost. Ze lachen er veel bij – ze zijn de eersten om hun fanatisme te relativeren. Maar ze zouden vast geen vier keer per week trainen – „en meer als dat betere resultaten zou opleveren”, zegt Adam – als ze het niet zo serieus namen.
Waarom? Waarom vier keer per week, twee uur lang pompen, duwen, trekken?
„Ik zag om me heen mensen die al naar de sportschool gingen”, zegt Adam. „Die sterk waren en er goed uitzagen. En dan denk je: ik wil niet achterblijven.” „Sterker worden, er beter uitzien”, is waarom Thijs begon. Daniel: „Ik was echt heel dun, terwijl ik best sterk was. Als iemand zei: jij hebt echt geen spieren, vond ik dat heel frustrerend.”
Vroeger ging het hem om een sixpack, maar inmiddels is kracht belangrijker dan esthetiek. „Ik wil gewoon de beste versie van mezelf zijn”, zegt Daniel. „Ik ben tevreden, maar het kan altijd beter.”
Leuk als het er goed uitziet, maar ze laten zich niet leiden door wat anderen vinden, zeggen ze, en voor de meisjes hoef je het niet te doen, zegt Siep. „Ik denk dat mijn ideaalbeeld te extreem is voor meisjes.” Voor wie dan wel? En dóór wie komt het? „Je hoort altijd dat het de invloed van Instagram is. Ik denk dan: dat geldt niet voor mij. Maar ik heb wel zoveel bodybuild- en strongmenvideo’s gekeken, als ik dan naar mijn eigen armen kijk, denk ik toch: ga naar de sportschool, Siep.”
Door de pijn pushen
Het gave aan krachttraining is, vinden ze alle vier, je krijgt er heel snel iets voor terug. Siep: „Als je twee weken constant traint, vooral in het begin, merk je het meteen.” Thijs: „Je ziet telkens vooruitgang, dat is gewoon een heel gaaf proces.” „Dat, in combinatie met de mentale strijd, geeft enorme voldoening”, zegt Siep. „Je voelt je spieren branden, je moet jezelf door de pijn pushen.”
In zijn hoofd zit het beeld van „een grote, supersterke man.” Beestachtige types als Eddie Hall of Hafthor Björnsson, kasten van bijna tweehonderd kilo die vliegtuigen trekken en sloopkogels optillen. Stripfiguren bijna. „Niet dat ik zo wil zijn, maar je vergelijkt jezelf er toch mee.”
Minstens de helft van de jongens van zijn klas gaat naar de sportschool, zegt Adam. Maar als ze het over rolmodellen hebben, gaat het niet over vrienden of Instagram, dan gaat het over die beroemde strongmen. En Arnold Schwarzenegger. 72 inmiddels, maar nog steeds een held.
„Arnold trainde zes uur per dag”, zegt Thijs. „Je hebt ‘de pomp’, Arnold legt dat altijd heel goed uit”, zegt Siep. „Als je een spier traint, gaat er extra bloed naartoe en wordt op dat moment die spier veel groter. Als je dan net klaar bent, ga je even zo voor de spiegel staan.” Ze lachen hard. „Dat heeft wel iets, om jezelf gespierder te zien dan je eigenlijk bent.”
De NRC-documentaire Ziek Gespierd.
Het ideaalbeeld groeit mee naarmate ze langer bezig zijn. „Als ik twee jaar geleden een foto had gezien van hoe ik er nu uitzie, had ik gedacht: wooh, best gespierd, maar nu vind ik het heel normaal,” zegt Thijs.
Ze hebben net twee maanden onderling competitie gevoerd, Daniel ging met bankdrukken van 80 naar 90 kilo. „Ik deed dat met een speciaal dieet, het ‘thermodieet’, zodat het sneller ging. Daarmee probeer je je testosteron hoger en je cortisol en oestrogeen lager te krijgen.” Geen granen, veel aardappel, zoete aardappel, rijst. Eiwitten uit kip, vis, eieren. Veel avocado, plantaardige olie, macadamianoten. Hormonen slikken ze niet. Ze groeien nog vanzelf, zolang ze goed eten, zeggen ze. Maar supplementen helpen wel. Adam gebruikt alleen creatine, de anderen ook proteïne (eiwit) en vitamines. „En we drinken heel veel koffie voor de training”, zegt Siep.
Misselijk
Eten is alles. Eten doen ze de hele dag, in grote hoeveelheden, soms wel vijfduizend kilocalorieën per dag. Ze preppen hun eigen lunch of nemen thuis deels het koken over, zoals Adam. „Mijn ouders zijn te druk om altijd gezond te eten.”
Siep zegt dat hij geen smoothie kan maken zonder dat zijn vader opmerkingen maakt. „Hij vindt het verwijfd dat ik zo met mijn gezondheid bezig ben.” Hij vindt het sowieso nogal Temptation Island-achtig, al dat krachttrainen. „Ik probeer dat beeld niet meer te veranderen, het levert alleen maar conflicten op en ik weet voor mezelf dat het goed zit.”
Als je een week niet goed eet, merk je het bij het trainen, zegt Adam. Soms zie je in de spiegel dat je achteruit bent gegaan, „echt heel pijnlijk.” „Confronterend”, zegt Siep. „Superfrustrerend”, zegt Thijs. „Zelfs als ik goed eet, is het moeilijk om niet af te vallen.” Soms eet hij tot hij er misselijk van wordt. „Ik denk de hele dag aan wat ik straks ga eten. Maar ik ben gestopt met mezelf elke dag wegen, ik werd daar niet blij van.”
Sinds ze The Game Changers hebben gezien, een Netflix-documentaire over het succes van veganistische topsporters, eten Adam, Thijs en Siep bijna geen dierlijke producten meer. Thijs at voor zijn profielwerkstuk een maand veganistisch en zijn conclusie was dat hij in de sportschool sneller vooruitging dan daarvoor. „Ik heb altijd gedacht dat je vlees nodig hebt voor spieropbouw, maar als je een beetje onderzoek doet, blijkt dat niet zo te zijn.”
Foto’s Roger Cremer
Een ‘beetje’ onderzoek. Het understatement van de dag. Uren per dag zijn ze ermee bezig. Video’s, trainingsschema’s, wetenschappelijke studies – uitzoeken hoe je moet trainen en eten kost vaak meer tijd dan school, zegt Siep. Daarom mocht hij ook een tijdje niet naar de sportschool van zijn ouders.
Maar hoe weet je of het klopt wat je online leest en ziet? „Ik neem toch sneller iets aan van de coach van Hafthor Björnsson dan van een trainer in de sportschool. Zegt zo’n personal trainer iets over deadliften. Zeg ik: dankjewel, klopt. Leg ik uit waarom ik het anders doe, kijkt-ie me met grote ogen aan. Ik kan ’m dan echt niet meer serieus nemen. Veel trainers hebben niet zoveel verstand van zaken, terwijl ik in drie jaar meer tijd in mijn techniek gestoken dan in school.”
Bij de budgetsportscholen bemoeit sowieso niemand zich ermee. Je wordt lid en je gaat gewoon trainen, ook al ben je daar officieel te jong voor. Siep: „Bij Basic-Fit was het heel makkelijk om een verkeerde geboortedatum op te geven.”
Bij andere jongens zien ze veel misgaan. Daniel: „Maar als je er wat van zegt, zijn ze eigenwijs, dan hebben ze dat ergens gezien.” Dat zeggen ze zelf toch ook? „Ja, maar wij hebben al zoveel kennis opgebouwd.” Hoe weet je dat? Siep: „We filmen elkaar, we zien wat we doen.”
Zo lekker als het voelt als je ziet hoeveel een week trainen oplevert, zo klote voelt het als je een week niets doet. „Vakanties zijn een stuk minder leuk als ik niet kan trainen”, zegt Adam. Meestal proberen ze ter plekke een sportschool te vinden. „En anders ga ik mijn broertje optillen.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/03/data56245525-d5a735.jpg|//images.nrc.nl/F6L4SJtT0K7ig8NwfZ1eKSs9G14=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/03/data56245525-d5a735.jpg)
Foto Roger Cremers
Trainen is een leefstijl, beamen ze. „Slapen, eten, trainen, stress – ik denk bij alles aan de sportschool”, zegt Siep. „Zo min mogelijk naar feestjes, niet drinken”, zegt Daniel. „Anderen vinden dat stom, maar ik wil gewoon goed slapen om de volgende dag te kunnen trainen.” Adam had een tijdje een vriendin „en soms vond ik het dan erg dat ik door haar minder kon trainen.” „…en je oestrogeen hoger was”, lacht Siep. „In een relatie gaat je testosteron omlaag en je oestrogeen omhoog.”
Wanneer wordt een leefstijl een obsessie? „Ik snap dat buitenstaanders het zo zien”, zegt Thijs. „maar ik noem het een passie.” Siep: „Ik vind het woord obsessie niet eens meer negatief.”