Afgelopen november nam componist John Adams uit handen van koning Willem-Alexander de prestigieuze Erasmusprijs in ontvangst. Dit weekend was hij terug om drie eigen werken te dirigeren in de NTR ZaterdagMatinee, waaronder de Nederlandse premières van I still dance en het geweldige pianoconcert Must the devil have all the good tunes?.
De grap of paradox is dat Must the devil amper lekkere ‘tunes’ bevat. Ieder deuntje dat solist Víkingur Ólafsson aanzwengelde kreeg meteen het deksel op de neus. In zijn vorige pianoconcert, Century rolls, mengde Adams minimal, romantiek, jazz en blues tot een swingend geheel met een lyrische spotlight op de pianist. Must the devil gaf met dezelfde mix een twist aan de traditionele strijd tussen solist en orkest: de pianist met hoogromantische inborst zat vast in een veelkleurige, maar onverbiddelijke machine, die al zijn aanzetten inkapselde in hoekig groovende loops en pruttelende mechaniekjes.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/03/data55977531-11167d.jpg)
Adembenemend complex
Het knappe was dat je daarbij steeds op het puntje van je stoel bleef zitten. Het hortende openingsmotief was een slepende bluesbaslijn in onregelmatige maatsoorten, gearceerd door lage strijkers, basgitaar en een honkytonkpiano. Wat volgde, met allerlei ‘klassieke’ variaties en transposities, was een caleidoscopische en in toenemende mate chromatische samplecollage: Adams klonk bij vlagen net zo stekelig als Ligeti, maar kweekte zijn prikkels op een totaal andere manier.
Adams’ genie school in motoriek en textuur: de mahleriaanse orkestklank en de voortdurende transformaties waren adembenemend complex gestructureerd, maar bezaten een organische logica die geen moment geforceerd aandeed. Magisch was de naadloze overgang naar het langzame middendeel, een etherische nachtmuziek, die zich op haar beurt ook weer ontpopte tot een fonkelend druppelmechaniek.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/02/data55258287-e4f409.jpg)
Na de pauze droeg Adams zijn klassieker Harmonielehre op aan Reinbert de Leeuw, die vorige maand overleed. „Iedere componist op aarde kende Reinbert en hield van hem”, zei Adams. Zijn persoonlijke noot hing als een aureool van ontroering om de furieuze hamerakkoorden van de opening. Het Radio Filharmonisch speelde, zoals de hele middag, fantastisch.