„Een interessante methode.” Zo omschreef minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) eind vorige maand in een brief aan de Tweede Kamer het oplossen van cold cases door middel van particuliere dna-databanken.
Grapperhaus reageerde met zijn brief op een interview met NRC in december, met advocaat-generaal Diederik Aben van de Hoge Raad en dna-deskundige Lex Meulenbroek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Zij stellen dat er in Nederland zeventienhonderd cold cases – onopgeloste levensdelicten of andere zaken waarop minimaal twaalf jaar gevangenisstraf staat – en negenhonderd ongeïdentificeerde doden zijn. Het inzetten van particuliere dna-databanken zou een deel van deze zaken kunnen oplossen. Volgens Aben is klassiek dna-onderzoek zoals de politie dat nu doet keurig geregeld in de Nederlandse wet, maar is nooit nagedacht over deze nieuwe methode.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data53147655-828ff1.jpg)
In de VS zijn de afgelopen twee jaar doorbraken geweest in zo’n zeventig onopgeloste zaken, waarbij soms tientallen jaren onduidelijk was gebleven wie de dader was. Een van die zaken was de zaak van de Golden State Killer, een beruchte seriemoordenaar die dertien moorden zou hebben gepleegd en tientallen vrouwen zou hebben verkracht. Er was een dna-spoor van de man, maar het uploaden daarvan in de databank van de politie had geen effect. Toen het spoor in een particuliere dna-databank werd ingevoerd, kwam de politie bij een verdachte uit: een oud-politieman.
Achter dit soort databanken zitten vaak commerciële Amerikaanse bedrijven. Particulieren gaan in die databanken op zoek naar onbekende verwanten en hun geografische herkomst.
De Amerikaanse politie maakt sinds kort gebruik van dergelijke databanken. Het dna-profiel van een mogelijke dader wordt vergeleken met het profiel van deelnemers aan zo’n databank. Het leidde al tot tientallen ‘hits’ met verre familieleden, die via onderzoek uiteindelijk teruggevoerd konden worden tot de vermoedelijke dader.
Grapperhaus schrijft dat het NFI, de politie, het Openbaar Ministerie en het ministerie gaan onderzoeken hoe deze databanken ook in Nederland kunnen worden gebruikt in het Nederlandse strafprocesrecht. Daarbij wordt onder meer bekeken naar de juridische gevolgen en de privacy. „Gebruik van de dna-databanken heeft impact op de privacy van veel mensen en daar moet op zorgvuldige wijze mee worden omgegaan”, schrijft Grapperhaus.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/02/data41074456-097805.jpg)
Het onderzoek richt zich alleen op de identificatie van onbekende doden die geen slachtoffer zijn van een misdrijf. De mogelijkheid moorden op te lossen, zoals dat in Amerika gebeurt, wordt dus niet onderzocht. Volgens de minister zijn de dna-databanken alleen bedoeld voor het vinden van familieleden of het achterhalen van de geografische afkomst: „Ze zijn voor een ander doeleinde opgericht dan opsporingsmiddel voor de politie.” Ook stelt hij dat de profielen geüpload worden bij commerciële partijen in Amerika, waardoor weinig zicht is op wat door wie is geüpload. Er geldt ook geen identificatieplicht.
Vier nabestaanden van slachtoffers aan het woord: