Nu de Leidse hoogleraar met emeritaat gaat, blijft in Nederland nog één hoogleraar Franse letterkunde over, Alicia Montoya in Nijmegen. Dat is beschamend. Geen enkele andere cultuur is zo belangrijk voor de onze als de Franse, al sinds de Middeleeuwen. Het Nederlands is sinds mensenheugenis gevormd door contact met het Frans – in woordenschat en in allerlei aspecten van grammatica. Ook Duitsland en Engeland zijn buren geweest, maar geen van beide zijn zo langdurig zo’n grote magneet geweest voor onze taal en cultuur als de Franse. Het Frans was de taal waarin de in Italië geboren Renaissance zich over de rest van Europa verspreidde en de taal waarin ook de betere kringen in Nederland tot diep in de twintigste eeuw bleven converseren. De taal van Chrétien de Troyes, Villon, Ronsard, Molière, Corneille, Racine, Voltaire, Diderot, Stendhal, Flaubert, Balzac, Hugo, Zola, Éluard, Sand, Proust, Camus, Sartre, Beckett, Queneau, Tournier, Houellebecq. Met grote zorgen wordt soms gesproken over ‘verengelsing’ van de universiteiten, maar het toevoegen van een extra taal heeft nog nooit iemand kwaad gedaan. Er zijn weinig tekenen dat het Nederlands vreselijk bedreigd wordt. Groter is de dreiging voor onze kennis van ándere vreemde talen: het misverstand dat je de hele wereld in het Engels kunt begrijpen, dat in die taal ook wel alles vertaald is, dat we geen rechtstreeks contact hoeven hebben met onze naaste buren. „Ach, had Napoleon maar gewonnen”, verzuchtte Rudy Kousbroek in 1977, „dan spraken we nu allemaal Frans en was elke bibliotheek een Franse Bibliotheek.” Maar het Waterloo van het Frans duurt voort.
hoogleraar Nederlands en academische communicatie aan de Radboud Universiteit