Opinie

Enthousiasme bloeit in een stuurloze tijd

Filosofie De enthousiaste levenshouding wint het van de ratio, schrijft . Ook wie de wetenschap als autoriteit inroept, brengt een gemeenschappelijke waarheid niet dichterbij.
Foto’s Getty Images

Het was een van de eerste colleges filosofie die ik volgde, in 1991. De hoge volgepakte zaal in het oude deel van de Oudemanhuispoort zat als één man ademloos te luisteren. We waren als eerstejaars sowieso allemaal onder de indruk geweest van onze hoogleraar metafysica, niet alleen omdat hij jaren eerder al de P.C. Hooft-prijs voor beschouwend proza ontving, maar zeker ook vanwege zijn ironische blik, de snit van zijn pakken en de sigaretten zonder filter die hij in de pauzes rookte. Maar dit keer was het gehoor nog aandachtiger. Voor mijn gevoel was Cornelis Verhoeven blijven hangen bij een passage van Plato die ging over inspiratie en enthousiasme. Hij leek het doceren even te vergeten om ons rechtstreeks aan te spreken. „De flits van het denken”, hoorde ik hem herhaaldelijk zeggen. Bij de deur stond al een tijdje de docent voor het volgende college klaar toen Verhoeven zijn bevlogen college besloot. Er klonk een ovationeel applaus.

Het is gemakkelijk te verklaren waarom we zo gevoelig voor Verhoevens tekstexegese waren geweest. Voor het ‘enthousiasmos’ van Plato waarover hij sprak was geen ‘deskundigheid’ nodig. Het kwam als een flits, als een geschenk van de goden. Bij een zaal vol ongeschoolde wannabe wijsgeren viel dat er natuurlijk in als gods woord in een ouderling.

Maar Verhoeven sprak dat college niet over die andere kant van het enthousiasme, waarover hij wel had geschreven in zijn Filosofie van het enthousiasme. Want hoe noodzakelijk dit pathos ook is voor de mens opdat hij niet „reddeloos wordt overgeleverd aan zijn saaie eigenmachtigheid”, er schuilt, waarschuwde hij, altijd ook het gevaar in van onwaarachtigheid, „morele kitsch” en „imitatie-enthousiasme”. Sterker nog, wie enthousiasme niet meer wil afwachten, maar als deugd verlangt, forceert volgens Verhoeven „een krampachtige imitatie die geen enkele waarde heeft, gemakkelijk te doorzien is en op den duur zelfs het ware, muzische enthousiasme onmogelijk kan maken.”

Bijtend zuur

En zo geschiedde. „In plaats van een wijsgerige term is het een kreet geworden van reclamebureaus en activistische demagogen”, constateerde Verhoeven in 1982. En inmiddels moeten we vaststellen dat het valse pathos als een bijtend zuur het maatschappelijk leven lijkt te hebben vervormd tot één lange, dweepzieke TedTalk.

Waarin bijvoorbeeld de morele kitsch van journalist Rutger Bregmans recente pamflet Het water komt nauwelijks is te onderscheiden van een reclamefilm van energieleverancier Eneco, die onder de klanken van Sonnevelds ‘Het dorp’ vraagt „om naar slimmer, schoner en duurzamer” om te schakelen „omdat we allemaal van Nederland houden”.

Met datzelfde enthousiasme en dezelfde marketingtechnieken schreef Bregman voor De Correspondent „een brief aan alle Nederlanders” opdat we in ons landje van „klagers en zeikerds” opnieuw kunnen „laten zien dat we een gidsland kunnen zijn”. Het is natuurlijk hoopgevend bedoeld. Maar alle wetenschappelijke onderbouwingen ten spijt heeft zo’n aanpak uiteindelijk een averechtse werking op de betrouwbaarheid van zijn boodschap. Deze geestdrift, zou Verhoeven zeggen, is „een plastic bloem op het graf van onze wanhoop”.

Omdat de enthousiaste levenshouding zo alomtegenwoordig is, slaan we nauwelijks meer acht op haar. We vinden het normaal dat er in advertenties om enthousiaste medewerkers wordt gevraagd en we leren van televisie dat alleen wetenschappers met het „kénmerkende enthousiasme” van DWDD-professor Erik Scherder recht van spreken hebben.

Richtingloosheid

Welke mening we ook de ruimte gunnen, mainstream of tegendraads, ze krijgt alleen een podium als ze zich in enthousiasme hult. Of het nu een minister is die maatregelen aankondigt voor de misstanden in de zorg, een wetenschapsjournalist die de werking van een totale zonsverduistering uitlegt, of een activist die dieren bijvoert in de Oostvaardersplassen – iedereen blijkt de kortademige taal van het enthousiasme te spreken.

We denken misschien dat het komt door de mediaformats die de tijdsdruk zo hoog opvoeren, dat we om onze boodschap succesvol te kunnen pitchen vooral ‘passie’ moeten uitstralen, maar wie om zich heen kijkt ziet dat enthousiasme een standaardmodus is geworden in de publieke ruimte – die ook al onze privésfeer binnen lekt. En meer dan een maniertje of een mode aangejaagd door de media lijkt dit enthousiasme eerder een oorsprong te hebben in een existentieel gevoel van richtingloosheid.

Lees ook: Politici van het midden, durf te oordelen

Want niet fake news en post-truth zijn kenmerkend voor onze tijd, maar het failliet van het gezag. We bevinden ons in een autoriteitscrisis die niet wordt veroorzaakt door een gebrek aan gezag, maar een versplintering ervan. Waar komen anders al die volgers vandaan die influencers, experts en deskundigen volgen? Voor iedere filterbubbel wat wils. En zo kunnen we wat dan ook geloven, zonder er ooit alleen voor te staan. Sterker nog: iedereen kan kiezen uit talloze wetenschappelijke verhalen en evenzoveel complottheorieën. Want wat je ook bent, anti-vaxxer, klimaatontkenner, marxist, neoliberaal, blokkeerfries, atheïst, paragnost, precair, flat-earther: je wordt altijd nog opgevangen in een groep van gelijkgezinden.

Er is geen gemeenschappelijk geloof meer, omdat we het ons kunnen permitteren om ons niet meer hetzelfde voor te stellen bij de wereld.

Verhitte polarisatie

In deze stuurloze behoefte vindt het enthousiasme van onze tijd een vruchtbare voedingsbodem. Zowel bij de zender, die niet goed weet welk publiek hij probeert te overtuigen, als bij de ontvanger, die met zijn geestdrift zichzelf en zijn peer group ervan wil verzekeren dat hij waarachtig in het leven staat. Bij gebrek aan een gedeelde autoriteit grijpen we sentimenteel vast aan iets waarvoor we door het vuur willen gaan.

Maar juist deze overtuigingskracht brengt uiteindelijk de mogelijkheid tot een gemeenschappelijke waarheid om zeep. De uitzinnigheid waarmee bijvoorbeeld Greta Thunberg ontvangen wordt, gaat gelijk op met het venijn waarmee kritische geluiden over haar optreden worden ontvangen en ook met de felle haat waarmee tegenstanders uithalen. Als het enthousiasme ergens het vuur van aanjaagt vandaag, dan is het vooral van een verhitte polarisatie. En met dit opgeblazen pathos moet de rede het nogal eens ontgelden.

For more than thirty years the science has been crystal clear”, hield Greta Thunberg in september vorig jaar de VN-klimaattop voor. Thunberg en Bregman horen tot de vele noodklokluiders die, met het aanroepen van de wetenschap, het wetenschappelijk bedrijf en het beeld van de wetenschap geen dienst bewijzen. De wetenschap als sluitstuk van een redenering lijkt redelijk, maar ‘de’ wetenschap bestaat niet op deze manier en is maar zelden ‘glashelder’.

Wetenschap als autoriteitsargument

Zo ligt Bregman daags na zijn waarschuwingen gebaseerd op interviews met „talloze wetenschappers en experts – ecologen, klimatologen, ingenieurs” al in de clinch met nota bene diezelfde deskundigen (Nee, het is nu echt niet januari 1953, 8/2). Bregman, Thunberg en hun enthousiaste volgers vergeten dat wetenschap nooit harde feiten in hapklare brokjes voor ons neerlegt en bovendien in een voortdurend gesprek is met de samenleving. De wetenschap aanwenden als autoriteitsargument (‘uit onderzoek blijkt’) en marketingtool (de werking van deze shampoo is ‘evidence-based’) of voordoen als oplosmiddel, ondergraaft haar autoriteit en ook haar werkwijze. „I honestly don’t understand why adults would choose to spend their time mocking and threatening teenagers and children for promoting science”, vraagt Thunberg zich af in het retorische register van het pathos, „when they could do something good instead”. Wie niet voor haar is, is, met andere woorden, tegen de wetenschap. Dat is een heel onwetenschappelijke houding.

Lees ook: Hoe klimaatwetenschap en politiek verweven zijn

Met hun onmiddellijke aanspraak op ‘de wetenschap’ gaan Thunberg en Bregman niet alleen voorbij aan Karl Poppers falsificatiecriterium van de wetenschappelijke methode, dat stelt dat een claim pas wetenschappelijk mag heten als deze ook de criteria geeft waarmee ze mogelijk te weerleggen is. In de meer dan dertig jaar kortom dat ‘de wetenschap’ zogenaamd glashelder ‘weet’ hoe het zit, zijn er voortdurend ook vele andere glasheldere scenario’s getoetst, en kun je dus niet eenvoudig stellen dat de wetenschap iets weet. Ze gaan in hun enthousiasme bovendien voorbij aan een andere notie van Popper: het geduld dat nodig is om een wetenschappelijk zekerheid stap voor stap tot een politieke en maatschappelijke werkelijkheid te brengen. Wijzen naar de waarheid is niet genoeg.

„Als jullie net zo denken en dezelfde instelling hebben en dezelfde houding als een astronaut, dan gaan jullie van de aarde houden zoals anderen niet kunnen.” Sinds Wubbo Ockels (1946-2014) als eerste Nederlandse astronaut in de ruimte verbleef, werd zijn enthousiasme over ons aardse bestaan alleen maar groter. Maar hoe overtuig je die stervelingen dat „de blauwe hemel die je hierbuiten ziet”, iets heel anders is dan het licht dat jij zag? Aanvankelijk leek dat niet zo’n opgave, want de held Ockels kwam als een ster terug op aarde. Maar op zijn sterfbed hoorde je vooral zijn wanhoop in een sleets geworden boodschap. „Wij, de mensheid, zijn zo sterk dat we de aarde kunnen redden. Maar we kunnen haar ook vernietigen. Elke bijdrage, hoe klein ook, doet iets.”

Lees ook dit essay van Bas Heijne: Hoe alles een kwestie van perspectief werd

Reddeloos

Alle kleine beetjes helpen, is de reddeloze mantra van onze tijd. „Niemand is te klein om invloed uit te oefenen en de wereld te veranderen”, zegt ook Thunberg. Maar er is een groot verschil tussen de kleine beetjes van het enthousiasme en de kleine stapjes die Popper voorstaat met zijn piecemeal social engineering. Popper claimt niet dat alle beetjes helpen, maar benadrukt dat er stukje bij beetje moet worden gekeken of het doel nog haalbaar is en er niet juist meer lijden en schade worden veroorzaakt. Het verhaal van alle kleine beetjes is feitenvrije machteloosheid verpakt in de vorm van enthousiasme. En in de slipstream van dit enthousiasme wordt wetenschap gereduceerd tot een inhoudsloos autoriteitsargument en politiek tot ongeduldig activisme.

„De ‘blauwe planeet’ heeft”, volgens de Franse wetenschapsantropoloog Bruno Latour, „ondanks het unanieme enthousiasme dat ze heeft opgewekt, het denken duurzaam vergiftigd”. En zo is het. We zeggen dat als we allemaal met de blik van de astronaut kijken, we zouden inzien dat de wereld naar de knoppen kan, maar in plaats daarvan beelden we ons in dat we allemaal aan de knoppen zitten en de wereld met goede bedoelingen naar onze hand kunnen zetten.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.