De ondoorgrondelijke wegen van zeearend WN14

Natuur Nederland telt ruim 15 zeearendparen. De omzwervingen van vier jongen zijn te volgen, schrijft

In 2019 is zeearend met ringcode WN14 uitgebroed in boswachterij Spijk in Oost-Flevoland. Hij vloog in september naar Sleeswijk-Holstein, vandaar naar Noord-Frankrijk, om vervolgens terug te keren. Hij overwinterde daarna in de Oostvaardersplassen, al maakte hij vorige week een uitstapje naar de IJsseldelta. Zijn gangen zijn na te gaan dankzij een gps-loggertje met een zonnecel, dat via een internetverbinding zijn posities doorgeeft. Voor de veiligheid van de vogels zijn hun posities online met enkele dagen vertraging te volgen.

Zeearenden broeden sinds 2006 in Nederland. Intussen zijn er vijftien paren. Dat de gigantische roofvogels met een spanwijdte tot soms wel tweeënhalve meter ons land vanuit Duitsland koloniseerden, is voor natuurliefhebbers net zo spectaculair als de komst van de wolf.

WN14 is in 2019 op het nest geringd en gezenderd, net als drie andere arendjongen in Flevoland en Zuid-Holland. Zeearenden broeden pas als ze 3 tot 5 jaar oud zijn. Hoe ze hun jonge jaren doorbrengen is onbekend. Hoeveel ruimte ze nodig hebben, welke gevaren ze tegenkomen, waar ze uiteindelijk gaan broeden – het zijn vragen die de Werkgroep Zeearend hoopt te beantwoorden.

Gezenderde zeearend.

Foto Martijn de Jonge

De twee ‘Hollandse’ vogels vlogen in de twee weken nadat ze het nest verlieten een ronde over Zuid-Nederland en België, de Flevolanders richten hun snavels naar het noordoosten. WN14 vloog op 8 september hemelsbreed 150 kilometer door Duitsland, zijn route werd tijdens de jaarlijkse roofvogeldag door onderzoeker Stef van Rijn op een plattegrond geprojecteerd. Te zien is hoe WN14 zich telkens een eindje zuidwaarts verplaatst, waarna hij zich even in lijkt te houden. In werkelijkheid cirkelt hij omhoog, waarbij hij gemakkelijk een kilometer hoogte haalt, om van daaruit een glijvlucht in te zetten.

Cirkelend heeft hij een snelheid van 20 à 30 kilometer per uur, terwijl hij met 5 tot 7 kilometer per uur hoogte wint. „Alsof je een steile trap van een kilometer op rent”, zegt Van Rijn. Tijdens glijvluchten haalt de vogel snelheden van 80, 90 kilometer per uur. Hij lijkt op de kaart te aarzelen voor een windmolenpark, maar in werkelijkheid maakt hij ook daar hoogte, om de turbines te omzeilen. In de vele Duitse windmolenparken worden regelmatig zeearenden tegen de grond gewiekt.

Als hij Bremen bereikt, gebeurt hetzelfde. Van Rijn noemt stedelijke gebieden ecologische megabarrières. „Om die te ontwijken gaan ze de hoogte in”, zegt hij, „hoewel ze ook groene doorgangen zoeken.” Soms bivakkeert WN14 een paar dagen in hoogveengebied of bij een rivier. Zeearenden hebben een voorkeur voor grote, stille natuurgebieden; nat terrein maar ook heide en bos.

WN14 mag dan de zwerver van de vier zijn, een vijfde jong blijkt nog verder te zijn gevlogen. WN16 is niet gezenderd maar geringd. Aan die ring werd ze herkend in Zuid-Frankrijk, 1.000 kilometer van haar nest.