Ik schrijf dit essay vanuit mijn bed. Niet omdat ik de onconventionele schrijver wil uithangen, maar omdat ik te moe ben om eruit te komen. Ik moet namelijk ongesteld worden. Of concreter: ik had het volgens mijn berekeningen al moeten zijn. En dat zijn de ergste maanden: die waarin de PMS-weken maar duren, waarin het bloed maar niet komt. Waarin mijn oestrogeen en progesteron heel lang op een diepteniveau blijven.
Ik voel me te moe om vooruit te kunnen. Mijn borsten doen zeer. Ik heb vandaag (het is half elf) al drie keer gehuild. Mijn buik is opgezwollen alsof ik vier maanden zwanger ben. Mijn billen, benen en bovenarmen houden vocht vast. Mijn wallen voelen als zompige theezakjes. Mijn bekken doet zeer, mijn onderrug is verstijfd, mijn onderbuik verkrampt. Het liefst zou ik mezelf volproppen met suikers en snelle koolhydraten voor wat energie. Het liefst zou ik iedereen die geluid maakt neerknuppelen. Ik ben er op dit moment van overtuigd dat geen geliefde nog van me houdt, en dat ik nog nooit iets goeds heb geschreven.
Ik schaam me diep om dit allemaal op te schrijven. Zeker omdat het voor een kwaliteitskrant is, en niet voor een ‘vrouwenblad’. Ik vind het zelf ook ‘wijvengezeik’. Ik vind dat ik niet moet zeuren.
Mijn moeder werd na haar scheiding ongeveer om de week ongesteld, maar zeuren deed ze niet. Ik heb haar nooit één dag in bed zien blijven liggen om fysieke of emotionele menstruatiepijn. Afgezien van dat ene weekje nadat ze uiteindelijk haar baarmoeder had laten wegbranden.
Dit had eigenlijk ook een heel ander essay moeten worden. Tweeënhalve week geleden, rond mijn ovulatie, had ik bedacht wat ik wilde schrijven. In een overtuigend, helder, misschien wat boos maar zeker geen emotioneel stuk wilde ik de lezer overtuigen van de revolutionaire gevolgen die het zou kunnen hebben als vrouwen hun ovulatiecyclus gaan waarderen. Minder PMS-klachten. Gelijkheid tussen mensen met en zonder baarmoeder. Ik dacht dat ik gemakkelijk zou kunnen beweren dat het massaal omarmen van de vrouwelijke cyclus zou kunnen zorgen voor een ontmanteling van ons kapitalistische systeem.
Waar ik namelijk achterkwam toen ik een jaar mijn cyclus ging volgen, was dat ik al die tijd daarvoor zo’n behoefte had gehad aan een ander ritme: het ritme van míjn lichaam. Afwisselend intuïtieve, energieke, sociale en reflectieve periodes. Laat ik dat voor het gemak het ‘feminiene ritme’ noemen, en het ritme waarop onze westerse samenleving momenteel draait het ‘masculiene ritme’. Ik wilde opschrijven dat we klaar waren voor een nieuw ritme, een nieuw verhaal.
Maar goed, tweeënhalve week geleden was ik dan ook een stuk optimistischer, drie kilo lichter, sportte ik met gemak vier keer in de week, had ik geen constante honger, flirtte ik met jan en alleman en zij met mij, stond ik ’s ochtends met plezier op, feliciteerde ik mijzelf met werk, huis en liefde. Tweeënhalve week geleden piekte mijn oestrogeenniveau, steeg mijn testosteron licht, en had ik dit stuk waarschijnlijk in een flow opgeschreven, zonder te willen verdwijnen.
Ik begon mijn cyclus te volgen voor het schrijven van een boek, omdat ik het vreemd vond dat vrouwen in films of romans bijna nooit menstrueren of ovuleren, terwijl het mijn leven zo beïnvloedt. Het ‘omarmen’ (twee weken geleden vond ik dit woord hier perfect passen, nu twijfel ik ineens over dit overdreven groteske woord) van mijn cyclus betekende vooral inzien dat deze bestaat uit vier fases, en dat ze allemaal even nodig zijn. De Britse menstruatie-expert Maisie Hill linkt die stadia in haar boek Period Power (recentelijk in het Nederlands vertaald als De Cyclusstrategie) aan de seizoenen. Op de eerste dag van de menstruatie begint de ovulatiecyclus en is het ‘winter’. Het is een periode van ongeveer vijf, zes dagen waarin ik intuïtief het sterkst ben, weet ik door een jaar lang observeren. Ik kan goed voelen waar ik mij de komende maand heen wil bewegen.
In de week daarna, de ‘lente’, stijgt het oestrogeenniveau en groeit het eiblaasje, om zich klaar te maken voor de eisprong. Uit eigen ervaring maar ook door het onderzoek van Hill weet ik dat ik dan energieker ben en omkom in de creatieve ideeën.
De dagen rond de ovulatie is het ‘zomer’ en zijn vrouwen, schrijft Hill, op hun sociaalst, geilst en slankst. Mijn stem klinkt aantrekkelijker, mijn gezicht is meer symmetrisch, ik sta open. Elke aanraking doet me hunkeren naar seks: allemaal zo geregeld zodat ik bevrucht word.
Na de eisprong daalt het oestrogeen en begint het progesteron te stijgen: het geslachtshormoon dat ervoor zorgt dat ik kalmer word, liever thuisblijf, niet meer zo bezig ben met de buitenwereld – eigenschappen die het eventuele bevruchte eitje de meeste kans geven op overleving. En zo beland ik in de laatste fase; de reflectieve ‘herfst’. Ik bekijk alles in mijn leven kritisch. En hoe lager de progesteron- en oestrogeenwaardes worden, hoe vermoeider, warriger, dikker, verdrietiger en bozer ik word.
Door meer rust te nemen in mijn ‘herfst’ en ‘winter’, door gezonder te eten en drinken en gepaster te bewegen, werden mijn PMS-klachten minder. En hoe meer ik de tegenstrijdigheden in mijn cyclus leerde ‘omarmen’ (energiek én moe, sociaal én teruggetrokken, geil én gesloten, boos én zacht) hoe meer ik het traditionele plaatje van een ‘goede vrouw’ losliet.
Twee weken geleden concludeerde ik daarom dat het accepteren van mijn cyclus een goede zaak is voor de vrouwenemancipatie: het maakt mensen mét baarmoeder net zulke tegenstrijdige wezens als mensen zónder, maar nu hier in bed voel ik me eigenlijk verre van geëmancipeerd.
Ja, mijn ‘herfstige’ zelfhaat is door het volgen van mijn cyclus minder geworden en de mate van intimiteit in mijn leven hoger – hoe kan je jezelf en anderen werkelijk beminnen als je jezelf en je lichaam één helft van de maand haat? – maar toch: nu ik hier zo lig, voelt het niet bepaald alsof ik meedoe met de samenleving. Meedoen in deze samenleving betekent namelijk altijd groeien, het betekent geen reflectie of stilstand.
Meer aandacht voor mijn lijf betekende bewustwording van de dingen om mij heen
Hormonen zijn geen één-op-één-verklaringen voor gedrag, ze maken alleen bepaald gedrag mogelijk, en gedrag kun je aanpassen. Ik wil dus vooral niet beweren dat vrouwen nou eenmaal zus zijn en mannen nou eenmaal zo door hun hormonen (de hormoonhuishouding verschilt per mens, daarom is het ook zo lastig uitspraken doen). Ik wil ook niet beweren dat vrouwen als groep de wereld op een bepaalde manier zouden inrichten, en mannen als groep op een andere.
Wat mij wel duidelijk is geworden, is dat ík overspannen werd van dit ‘masculiene’ ritme. Van altijd maar doorgaan. Dat merkte ik doordat mijn ‘herfst’ en ‘winter’ steeds heviger werden. Voordat ik meer aandacht ging geven aan mijn cyclus, wilde ik het liefst elke maand twee weken verdwijnen. Ik luisterde niet naar dat gevoel, probeerde me niet te laten kisten: ik dronk nog meer koffie, at nog meer brood en pasta weg, stukken taart, allemaal om maar productief te blijven, ik kwam aan en ging mijn lichaam nog meer haten omdat ik steeds minder aan het perfecte plaatje van de vrouw voldeed. Mijn lichaam was uitgeput, geplunderd.
Door te buigen voor de vier verschillende seizoenen in mijn lijf ging ik ook de meteorologische seizoenen meer waarderen. Ik prefereerde lente en zomer niet meer boven herfst en winter, ik hoefde niet meer in de winter naar de zon te vliegen. Ik trainde naast groei ook stilstand. Meer aandacht voor mijn lijf betekende ook meer bewustwording van de dingen om mij heen, zoals de bomen, andere lijven, dieren.
Ik had graag een oproep gedaan in dit essay: vrouw, mens met een baarmoeder, geef toe aan dat ritme van je lichaam. Onderdruk je behoeftes niet meer en laat je informeren over jouw lijf, want je hoeft niet kapot te gaan aan de buikkrampen, of twee weken depressief en angstig te zijn in de maand. Het klopt niet dat we nog steeds zo weinig weten en open zijn over de hormonale aandoeningen PMS en PCOS, over de hormonale paniekaanvallen van pubermeisjes, over hormonale postnatale depressies.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data55462696-3c5f5b.jpg|https://images.nrc.nl/aViEIC6eQbOSu6oQdtVeLAweWOw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data55462696-3c5f5b.jpg|https://images.nrc.nl/96_08i538et3jbk2H49vUx6Mm98=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data55462696-3c5f5b.jpg)
Foto’s Daantje Bons
Het is niet oké dat veel vrouwen zich ook tijdens hun ‘zomers’ moe voelen. Veel emotionele en fysieke klachten zijn te verminderen met andere levensgewoontes: in plaats van koolhydraten te eten als quick fix om prikkelbaar- en vermoeidheid tegen te gaan zou je bijvoorbeeld meer vezels en groene groente kunnen eten waardoor je oestrogeen afscheidt – een overschot daarvan is namelijk vaak de oorzaak van veel PMS-klachten. In veel andere landen is het gebruikelijk dat vrouwen een gynaecoloog hebben die meekijkt naar hun hormoonhuishouding, waarom is dat in Nederland niet zo?
Het leek me tweeënhalve week terug de perfecte tijd om die vrouwelijke zelfhaat rond de cyclus achter ons te laten. Om de hype rond het volgen van de menstruatiecyclus (het vrouwenelftal van de Engelse voetbalclub Chelsea krijgt als eerste een speciaal op hun cyclus gericht trainings- en voedingsregime) als kans te zien. De golf aandacht voor het vrouwelijk lijf niet in individueel ‘zeuren’ te laten eindigen, of in slachtofferschap, of in behoefte aan nog meer ‘spullen’ (buttons met ‘ik menstrueer’/‘ik ovuleer’), maar om die maandelijkse pijn om te zetten in betrokkenheid, in verbinding. Met andere vrouwen, andere mensen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/02/data54979219-f08268.jpg)
Maar hoe hypocriet ben ik? Want hier lig ik dan, te moe om mijn veters te strikken. Toch maar weer koffie gezet, chocola gehaald bij de supermarkt om de hoek, zodat ik dit essay kan uitwerken zoals ik ‘gepland’ had. Ik volgde een jaar lang netjes mijn cyclus, en dat gaf zoveel, en toch ben ik de laatste maanden weer gestrikt voor het masculiene ritme. Haat ik diep van binnen mijn eigen ritme nog steeds, tenminste: als het ‘herfst’ en ‘winter’ is.
Ik weet dat ik over twee weken – als ik weer in mijn ‘zomer’ zit – met elke haar op mijn hoofd spijt krijg van de pessimistische gedachte die ik nu ga opschrijven, maar misschien zijn we er gewoon nog niet klaar voor. Voor dat feminiene ritme. Of misschien zijn mijn beide overtuigingen waar: die uit de ‘zomer’ én de ‘winter’. Ben ik – en ongetwijfeld velen met mij – wel én niet klaar voor een ander verhaal.