Op Stuk Rood Vlees, mijn favoriete politieke blog, beschrijft politicoloog Eelco Harteveld (Universiteit van Amsterdam) hoe vijandig we kiezers met een andere politieke voorkeur beoordelen. Hij deed zijn onderzoek met de Amerikaanse methode van de gevoelstemperatuur, waarbij je op een schaal van 0 graden (ijskoud) via 50 graden (neutraal) naar 100 graden (warm, positief) vaststelt wat kiezersgroepen van elkaar vinden.
Het dilemma van het verjaarspartijtje: zal ik bij de taart met oom beginnen over de regering?
Wat opvalt is dat de diepste scheidslijn nu loopt tussen PVV- en FVD-aanhangers aan de ene kant en de rest aan de andere. Het land is écht gepolariseerd. Om een voorbeeld te noemen: VVD-aanhangers zijn minder negatief over SP-kiezers (36,5 graad) dan over PVV-stemmers (28,4). Of: CDA-kiezers slaan GroenLinks-aanhangers (40,8) hoger aan dan FVD-stemmers (32,6). Ook kenmerkend: de grootste weerzin voor aanhangers van FVD en PVV vind je bij kiezers van PvdA en GroenLinks.
Mocht oom aanhanger van Wilders of Baudet zijn, dan voelt hij zich vermoedelijk een sociale paria – en terecht ook. Harteveld legt zijn respondenten de situatie voor dat een zoon of dochter wil trouwen met een aanhanger van de partij die ze het negatiefste beoordelen. Welke dat is? Voor de helft van alle respondenten is dat FVD of PVV. Ter vergelijking: mensen die heel negatief zijn over GroenLinks, vinden het in bijna negen van de tien gevallen geen probleem als hun kind met een GroenLinks-kiezer thuiskomt.
Je leest het en denkt: dit is dus wat politici met polarisatie kapotmaken. Je kunt zeggen dat deze trend primair aan de niet-PVV- en niet-FVD-kiezers ligt: in een democratie hoor je personen nooit alleen op grond van hun opvattingen af te wijzen. Het is natuurlijk ook een verantwoordelijkheid van PVV- en FVD-kiezers zelf. En vooral van de partijleiders. Sinds Fortuyn houden zij het rechts nationalisme in de lucht met groeiend radicalisme, en dat heeft óók gevolgen voor de sociale positie van hun aanhangers.
Probleem is dat debatten door ditzelfde radicalisme al twintig jaar de voorspelbaarheid van eb en vloed hebben. Steeds terugkerende discussies over migratie, islam, cultuur, identiteit. Nu weer een herhaling van het debat over een Nationaal Historisch Museum. Gevoelige maar ook frustrerende debatten – omdat ze zelden tot ander beleid leiden, zodat tegenstellingen verharden maar de werkelijkheid onveranderd blijft.
Debatten, kortom, waar vooral politici baat bij hebben, omdat ze er hun profiel mee aanscherpen. Maar waar kiezers – ook FVD- en PVV-kiezers – best weinig mee opschieten.