Reportage

Een rijtjeshuis van autobanden en strobalen

Duurzaam wonen Ambitieuze plannen voor zelfvoorzienende ‘ecodorpen’ stranden vaak al in een vroeg stadium. Maar niet in Olst.

Links: een ‘earthship’ of aardehuis in Olst. Door het begroeide talud gaan de huizen meer op in de natuur.
Links: een ‘earthship’ of aardehuis in Olst. Door het begroeide talud gaan de huizen meer op in de natuur. Novi Zijlstra

Een autoband vullen doe je met twee man. Eén schept de aarde erin en de ander stampt met een voorhamer stevig aan. „Afhankelijk van je kracht en uithoudingsvermogen”, staat in de handleiding voorzien van tekeningen, is de klus „in vijf tot vijftien minuten” geklaard. Iedereen kan het, „en je hoeft ook niet meer naar de sportschool”.

Doe dat duizend maal en je hebt, gestapeld in een U-vorm, de wanden van een huis. Naar het ontwerp van de Amerikaan Michael Reynolds, in 1990 beschreven in zijn Earthship: how to build your own, Vol. 1 . Met een talud van aarde, een groen dak opgaand in het landschap en een brede glaswand gericht op het zuiden, voor optimale warmte-opname. Onverwoestbaar, goed geïsoleerd en met een eigen toiletsysteem, waterzuivering, groentetuin. Zonder vaste lasten, eigenhandig gebouwd en zonder schade aan de natuur. Een huis in de aarde, zo onafhankelijk als een schip.

„Weet je hoe zwáár dat is, een autoband vullen?” Lony Strub zet een kopje koffie in de open keuken van haar aardehuis en geeft een rondleiding. „Vijf banden per persoon per dag, dat was het maximaal haalbare.” Maar in dat tempo zou het doel, een hele woonwijk naar Reynolds’ model in Olst, Overijssel, nooit zijn gehaald. „Dan waren we nog jaren bezig geweest.”

Ze loopt de trap op.

Was het gat tussen droom en realiteit niet zo groot, dan had de wereld er nu misschien uitgezien zoals Reynolds voor ogen had. Een landschap vol earthships, in de hoeveelheid van het model T van Henri Ford. En al die autobanden – wereldwijd worden er jaarlijks miljoenen afgedankt – verwerkt tot huizen die opgaan in de natuur.

Reynolds zag de klimaatcrisis naderen. Opwarming van de aarde, verdwijnende natuur, toenemend afval. „De bevolkingsgroei leidt tot snel veranderende, bedreigende condities van de aarde”, schreef hij in zijn handleiding voor earthships. We zijn afhankelijk geworden van „gecentraliseerde, energieslurpende systemen” die ons voorzien van water, warmte, voedsel, maar die ons uiteindelijk leiden naar de ondergang. Om te overleven, schreef hij, zullen we moeten loskomen van die systemen. Zoals Noach zijn ark bouwde om het leven te redden van de opkomende vloed, zo zullen we zelfvoorzienende earthships moeten bouwen „to sail on the seas of tomorrow”.

Olst geniet wereldwijde bekendheid want hier is de enige gemeenschap gebouwd die is geïnspireerd op Reynolds’ concept. Verspreid over de wereld zijn er weliswaar enkele duizenden earthships, maar die zijn vaak losstaand en vormen geen wijken. In Olst zie je huizen met groene daken op een stukje braakliggend terrein tussen treinspoor en een nieuwbouwwijk-in-aanbouw. Het earthship als Hollands rijtjeshuis, 23 woningen, drie sociale huur, op 1,2 hectare. Een wijkje verholen in het landschap, met als enige blikvanger acht grijze bollen bovenop de daken.

„Die hadden nu begroeid moeten zijn”, zegt Lony Strub boven in haar slaapkamer binnenín de bol. Ze zegt het zonder sentiment, want ja, het hele project is één groot experiment. En dan gaat er weleens wat mis. Zoals met die bollen. En met die autobanden. Slapeloze nachten hadden ze ervan. Totdat de groep halverwege de bouw overging op strobalen muren en dat óók prima bleek. Leermoment!

Novi Zijlstra
Novi Zijlstra
Bewoonster Lony is bezig met het snoeien van de rozen in haar tuin.
Novi Zijlstra

En zo waren er wel meer. Maar nu, vijf jaar na de oplevering, destijds nog in aanwezigheid van toenmalig minister Stef Blok van Wonen, kun je zeggen: experiment geslaagd. Een aardehuis heeft een lagere CO2-voetafdruk dan een nieuwbouwhuis, becijferde onderzoeksbureau CE Delft in een deze week afgerond – maar nog niet verschenen – rapport. En of het prettig wonen is?

Lony Strub, beeldend kunstenaar, toont haar ruime woonkamer met glas en licht. Ze wilde de drukte van de Randstad ontvluchten en kijkt nu uit op in elkaar overlopende tuinen. Ze heeft vloerverwarming dankzij een zonneboilersysteem en een rietbedfilter zuivert haar water. Tussen juni en oktober kan ze eten van haar tuin, al gaat ze ook gewoon naar de supermarkt, en als ze wil reizen is treinstation Olst vlakbij. Buren brengen hun perenoogst langs en eens per maand is er een borrel in het gemeenschapshuis. Geen verplichting.

Een earthship is een voorbeeld van een zogenoemd ‘ecodorp’: levende laboratoria waarin mensen zoeken naar zelfvoorzienende woonvormen. Wereldwijd zijn er zo’n zesduizend ecodorpen, en er is een Europees samenwerkingsverband. Lang niet alle ecodorpen zijn earthships: het ene dorp bouwt zijn huizen van turf, het andere van hennep, leem, aarde, glas, of blik. Sommige hebben een spirituele grondslag, zoals het Italiaanse Damanhur, met zo’n duizend inwoners de grootste. Of Findhorn aan de Schotse kust, dat oogt als de filmset van The Lord of the Rings. Voor anderen, zoals in Olst, is het belangrijkste doel zelfvoorzienend zijn.

Veertig tot vijftig ecodorp-plannen liggen in Nederland klaar voor uitvoering. Nieuwe, duurzame woonvormen; de overheid juicht ze toe. Zo heeft het rijk onlangs de omgevingswet verruimd om meer experimenten toe te laten. Maar kijk naar de gerealiseerde ecodorpen en ze zijn op één hand te tellen.

Sommige plannen zijn gevorderd. Boekel, waar de initiatiefnemers dit jaar een bouwvergunning kregen. Ter Apel, waar de gemeente het bestemmingsplan van een voormalig fabrieksterrein onlangs wijzigde in ‘ecodorp’, een unicum. Maar verreweg de meeste plannen blijven in de kast of stranden onderweg. Oorzaak? Het gat tussen droom en realiteit is vaak groter dan gedacht.

In Olst weten ze er alles van.

De droom

Op het hoekje met uitzicht op de maisvelden, een paar huizen bij Strub vandaan, zit Paul Hendriksen aan de eettafel naast zijn vrouw. Zij is dirigent van een koor in Olst en bestudeert vanachter haar leesbril een partituur. Hij werkt als zelfstandig adviseur in de duurzaamheidssector. Al was Hendriksen, vertelt hij, tijdens de bouw ook druk met vergaderen, bestuur, financiën, logistiek. Zijn vrouw, opkijkend van haar partituur: „Het was wel de bedóéling dat je werkte. Vier dagen per week.”

Nu ja, de droom in Olst was dus in zíjn hoofd begonnen. Hendriksen had in 2005 een restpartij leem op de kop getikt, verbouwde er zijn slaapkamer mee en raakte enthousiast toen iemand de link legde met earthships. Hij was al bezig met het klimaat toen het nog ‘milieu’ heette, verdiepte zich in Reynolds’ bouwtechniek, belegde een jaar later twee bijeenkomsten waarop de animo groter bleek dan gedacht, en begon met een groepje uit het „via-via-circuit” een vereniging. Samen werkten ze het idee van een woonwijk uit.

Maar vind maar eens een lapje grond. Voor de meeste ecodorpen eindigt hier de droom. Wethouders willen wel, die zien het als een mooi affiche. Maar in Nederland, waar de grondprijs voor akkerbouw vele malen hoger ligt dan in Frankrijk, komt ecologisch boeren al niet van de grond. Laat staan ecologisch bóúwen. Grond is duur, de Vinex-norm – dertig woningen per hectare – leidend.

Hendriksen kwam uit in Olst-Wijhe, waar de gemeente nog een stukje braakliggend terrein aan de zuidrand had. „Hoeveel hectare heb je nodig?”, vroegen ambtenaren toen hij met hen rond de tekentafel stond. „Nou, 4,5? Daar past ons idee mooi op.” Maar toen hoorde hij over de grondprijs en over de kosten voor zelfbouw en al die bureautjes die je moet inhuren voor een stempel op je plannen. Een architect, een constructeur, een notaris, deskundigen in woningventilatie, energieprestatie-advies. Nog exclusief de kosten voor het openhouden van een bouwplaats en de daghuur van een heftruck met telescooparm – de enige noodzakelijke machine, volgens Reynolds’ handboek.

De uitkomst, nadat alle huishoudens hadden berekend hoeveel ze bij elkaar konden leggen: 1,2 hectare. Maar paste daarin al hun woonwensen nog? „Dat kostenbewustzijn was een heel proces”, zegt Hendriksen nu.

De groep

Bouwen met een groep gaat niet vanzelf. Dat begint met dromers die vooral willen fantaséren hoe het resultaat kan zijn. Nodig, want onbevreesd om te denken buiten kaders. Maar dan moeten keuzes gemaakt worden en haakt een deel af. De doeners nemen het over, blij dat al het gedroom voorbij is.

In Olst was de droom een leefgemeenschap van jong en oud. Gezinnen, maar ook alleenstaanden, als sociaal vangnet voor elkaar. Een groep van honderd tot honderdvijftig mensen, dat is volgens onderzoeken het ideaal. Dan kent iedereen elkaar maar je hóéft niet met allemaal door één deur te kunnen. Een kleinere groep leidt tot wrijving, een grotere valt uiteen.

Nadat het plan wat publiciteit kreeg, meldden honderden mensen zich aan. Maar niet alle types heb je even graag in een groep, zegt Hendriksen. Sommigen zijn „energieputjes”, die werken het einddoel tegen. En zo kregen aanmelders een infopakket en na blijvend enthousiasme een kennismakingsgesprek, een vragenlijst – ‘wat voor persoon ben je in een conflict?’ – én een proefperiode.

Hendriksen had zich inmiddels naar de achtergrond gemanoeuvreerd. Want ook hier gaat het vaak mis: dan trekt de initiatiefnemer van een ecodorp alle plannen naar zich toe en kijkt de rest naar hém – recept voor smeulend verzet. In Olst besloten ze daarom te werken met het sociocratisch model: net zo lang met elkaar spreken totdat elk besluit door alle leden wordt gedragen. Zo kun je iedereen betrokken houden, alle handen aan het stuur. En na overleg werk je de plannen in verschillende groepjes uit. Althans, dat is het idee.

Novi Zijlstra

De bouw

Een earthship naar Reynolds’ model staat met zijn houten palen in direct contact met de ondergrond. Zo gebruikt het huis de natuurlijke warmte en koeling van de aarde op dieper niveau. Maar de grond aan de IJssel is een andere dan de woestijn van New Mexico. Je hebt hier te maken met zand, veen, rivierklei en de constructeur zei: dit ga ik zonder beton niet doen. Terwijl de groep in Olst, 42 volwassenen, van tevoren had afgesproken: geen beton, dat is vervuilend.

Er werd vergaderd, héél veel vergaderd. En de gezamenlijke beslissing werd alsnóg beton, voor de fundering. Het kon niet anders, zegt Hendriksen. Het was een financiële tegenslag, én een ideologische. Eén stel haakte af.

Zitvlees, dat is sociocratie. Maar in de bouwfase, met duizend-en-één keuzes, kun je niet met z’n allen over alles beslissen. De groep besloot – ook in lijn met de sociocratie – tot invoering van werkgroepen met een eigen mandaat.

Lees ook: Geen woning in je dorp? Bouw dan je eigen wijk met vrienden

En zelfs dan, zegt Hendriksen, heb je niet alles in de hand. Vanaf het begin stond vast dat met autobanden zou worden gebouwd, maar één stel kwam daar plots tóch op terug – want ja, rubber in de grond, is dat wel goed? Ondanks dat er al een milieustudie was verricht waaruit bleek dat het kon. „Maar het gevoel ‘ZE willen met autobanden bouwen’”, zegt Hendriksen, „dat wil je te allen tijde voorkomen”. En dus ga je in overleg, wéér praten. Waar komt deze opstelling vandaan, wat is nodig om het op te lossen? Ook dat stel haakte alsnog af.

Eén dag per week helpen met de bouw naast werk en gezinsleven, dat was het idee waaraan de leden zich hadden gecommitteerd. Slapen kon op het kampeerterrein ernaast en een leger aan vrijwilligers hielp mee – het zouden er uiteindelijk tweeduizend zijn, uit 27 landen.

Een hoop lol, dat zeker, maar bouwen is een race tegen de klok. Een bouwplaats openhouden kost duizenden euro’s per maand. En de meeste vrijwilligers waren heus behulpzaam, maar er waren er ook die gewoon leuk een dagje kwamen aanwaaien, of die kwamen voor zingeving, of psychische hulp nodig hadden.

Het duurde te lang, de vereniging stevende af op een faillissement. De werkwijze werd omgegooid. Stoppen met autobanden, over op strobaal, en werken in expertteams met vaste vrijwilligers: zo maakte Lony Strub als specialist potdekselen de dakrand voor alle huizen.

Die ene dag per week bouwen werden er voor sommigen twee, drie vier, vijf, zes, zeven. Terwijl de leden óók nog op sociocratische wijze de knoop moesten doorhakken tussen de houtsoorten Accoya en Douglas voor de kozijnen, hetgeen vanwege hun nagenoeg gelijkwaardige kwaliteiten een onmogelijke keuze bleek zodat bij sommigen het stressniveau steeg tot ongezonde waardes.

De omgeving

Honderdtwintig jaar deed Noach over de bouw van zijn ark en al die tijd zei hij ‘Bouw me na’. Hij wist dat de vloed zou naderen en wilde zijn generatie redden. Maar niemand volgde hem.

Vernieuwers weten: de maatschappij houdt niet zo van ‘anders’. En ook Hendriksen besefte: na de bouw begint het pas écht. Het experiment van samenleven met elkaar, maar ook met de omgeving. Die zal de nieuwe gemeenschap moeten accepteren. Beeldvorming telt, juist bij ecodorpen waarvan het heersende beeld nog altijd dat van een groep mensen is in hutjes op de hei, teruggetrokken om met elkaar gelukkig te zijn en „keiharde, zelfgebakken broden te eten”. En zo ontstonden de eerste ecogemeenschappen ook, in de jaren zeventig, uit afkeer van de samenleving. Maar wil de omgeving ecodorpen accepteren, denkt Hendriksen, dan zullen ecodorpen juist naar buiten moeten keren.

Hij informeerde vooraf bij de gemeente hoe het idee van earthships in Olst zou landen. „Maak je niet druk”, was het antwoord, „de helft van het dorp ís al van elders”. De vereniging hield een presentatie op het gemeentehuis, om draagvlak te creëren. Zo’n veertig man kwam erop af en op een paar „rooie nekken” achterin de zaal na was iedereen enthousiast. En toen De Stentor van het project een artist impression toonde in de krant, reageerden dorpsbewoners: oh, toch best gewone huizen, en gewone mensen. „Geen holbewoners.”

Tijdens de bouw stonden Olster mannetjes op de fiets geregeld te kijken bij het hek. Sommige inwoners hielpen mee en ook later waren ze welkom, op de rondleidingen die er nog altijd maandelijks zijn. Voor ambtenaren, toeristen. Eén keer, nog tijdens de bouw, was er een Chinese zakenman zo enthousiast dat-ie begon te wapperen met een cheque. Hendriksen herinnert zich nog de opwinding achter de schermen. Een Chinéés. Zákenman. Met een chéque. En de teleurstelling, toen het een tientje bleek.

De aardehuizen staan afgelegen, aan de buitenring van het dorp. De bezoeker loopt eerst door niemandsland en daar is de ingang, met links de brievenbussen en rechts een privéparkeerplaats – eigen terrein. Veel Olstenaren zijn er nog nooit geweest. En de beoogde verbinding moest komen van de ecodorp-bewoners zélf.

Dat lukte. Via de harmonie, de basisschool, de supermarkt, de toneelvereniging, het filmhuis. Maar vorig jaar ging het in de beeldvorming toch nog bijna mis.

Het relletje

Een deel van de Olstenaren is heus tolerant. Maar je hebt óók de „Sallandse mentaliteit”, zegt wethouder van gemeente Olst-Wijhe Marcel Blind over de telefoon. Hij was betrokken bij het project, heeft zelfs nog meegebouwd. Wat die mentaliteit inhoudt? „De hang naar het bekende, naar de aangeharkte tuintjes.”

Want ja, dan staan er ineens huizen die er wat anders uitzien en daar reageren mensen op. Hetzelfde zag hij toen een inwoner van Olst zijn huis roze had geverfd. „Iedereen had er een mening over.”

Gemeentebelangen Olst-Wijhe, nota bene Blinds eigen partij, was het die vorig jaar over de aardehuizen de discussie aanzwengelde. De partij „hekelt de rommelige aanblik van de aardehuizen in Olst” stond in de lokale krant. Omwonenden hadden geklaagd omdat het dorp ongeordend zou ogen, ook vanuit de trein. Een Facebookpost van de partij leverde 2.500 likes op, waarna Blind dacht: oké, dit speelt blijkbaar. Er volgden raadsvragen en een item op RTV Oost.

Het relletje was ook snel weer verdwenen, echte klagers waren op één hand te tellen. Maar wat het toonde, zag Blind, was het grommend onderbuikgevoel van de middengroep. Gegrom over de bollen, die maar niet begroeiden. En zijn daar dan geen regels voor? En zijn ze niet ook groter dan op de bouwtekening?. „Ja mensen”, zei Blind, „dit is één groot experiment”. Gegrom ook over het gebrek aan schuttingen, een ongewoon beeld in het landschap. „Ja, maar al die metershoge afscheidingen in al die Vinexwijken dan”, verdedigde Blind de aardehuizen, „is dat nou zo uitnodigend?” En dan proefde hij ook wel begrip.

Achteraf, denkt hij, ging het relletje over gelijkheid. Over het idee dat zíj, „die van de aardehuizen”, door de gemeente werden ontzien terwijl de rest al wordt bekeurd als de caravan één dag te lang op de oprit staat. Een lastig conflict, zegt Blind, want je wil als gemeente bij experimenten flexibel zijn, en tegelijkertijd zo’n onderbuikgevoel voorkomen. „Voortaan willen we inwoners vooraf nóg meer bij zo’n project betrekken.”

Het heden

Lony Strub leidt rond over het terrein. Ze toont het gemeenschapshuis. De kronkelende paden tussen de huizen, waar ’s zomers kinderen op skelters rijden en bessen plukken uit de tuinen. De trampoline, hangplaats voor pubers. Zo heeft de oudste dochter van Hendriksen inmiddels verkering met een jongen drie deuren verderop.

„Toen we hier net woonden, trok iedereen zich terug”, zegt Strub, „Even niks. Sommigen waren echt overspannen. En anderen zeiden: hé, waar zijn jullie nou? We zouden hier toch gezamenlijk wonen?”

Lees ook: Je huis verduurzamen? Nogal duur, denken huizenbezitters

Nu loopt het goed. De mix die de vereniging voor ogen had, leidt tot uitwisseling in kennis en materiaal. De één werkt in de zorg, de ander in het onderwijs, bij de gemeente. Er is een lasser, een postbode, een fietsenmaker en een jurist. Wie een auto nodig heeft, leent ’m van de buren en wie op de mail om een kampeerbed vraagt, krijgt er meteen drie aangeboden.

De grootste test ervoer de gemeenschap drie jaar na oplevering, toen ze, eindelijk uitgeklust, plots erachter kwam dat overal de houten palen onder de vloeren aan het wegrotten waren. De zandlaag waarin de palen stonden sloot niet goed af. Na een eerste schok volgde een periode van ongeloof, en vele vergaderingen in het gemeenschapshuis. En toen, húp, ging iedereen weer in de bouwmodus. Alle vloeren open, de palen werden voorzien van een betonnen voet.

Strub had wel wat anders aan haar hoofd. Haar man was ernstig ziek. Gelukkig wilde haar buurman helpen, onbezoldigd. En toen haar man overleed, was bij de begrafenis de hele gemeenschap aanwezig. „Dat had ik niet verwacht.”

Verbeterpunten zijn er ook. Het autogebruik; laadpalen voor elektrische auto’s staan nog in de planning. En voor het bijstoken met hout in de winter zoekt de vereniging een alternatief. En tja, die bollen. „We zijn al drie groeiseizoenen bezig”, zegt Hendriksen. En tot nu toe lijkt een combi van blauwe regen en bruidssluier het meest kansrijk. Maar wie weet gaan die bollen er ook wel helemaal af.

Natuurlijk hoopt hij dat de droom van Michael Reynolds uitkomt. Dat de wereld straks vol zal staan met earthships, en niet alleen het randje van Olst. Maar Hendriksen is ook realistisch: het zou al heel wat zijn als straks elke provincie één ecodorp heeft, in welke vorm ook. Een levend laboratorium, „om van elkaar te leren”. Hij geeft advies aan ecodorpen en er is een toolkit met alle do’s and don’ts. Maar de interesse van nieuwe ecodorp-initiatiefnemers blijft wat uit. Ook dat zijn dromers, en daar wreekt zich hun karakter.

Die zijn natuurlijk stronteigenwijs.