Recensie

Recensie Boeken

Waarom de stadsburger eerherstel verdient

Burgerschap Burgers gaven steden economische slagkracht. En de Franse revolutie bracht een tijd lang weinig goeds, schrijft Maarten Prak in een prachtige studie.

De Pont-Neuf in Parijs, geschilderd in 1777 door Nicolas-Jean-Baptiste Raguenet.
De Pont-Neuf in Parijs, geschilderd in 1777 door Nicolas-Jean-Baptiste Raguenet. Foto Imagno/Getty Images

‘Stadsburgers’ in de vroegmoderne tijd, het klinkt wat dubbelop, want voor de Franse revolutie werden burgers zo goed als alleen in steden gevonden. Maarten Prak (1955) zal de titel gekozen hebben om niet het misverstand te laten ontstaan dat zijn boek over nationale burgers gaat. Die moderne nationale burger staat model voor het individu dat, bekleed met menselijke waardigheid en democratische rechten, heeft afgerekend met de willekeur en ongelijkheid uit de eeuwen van het ancien régime.

Als iets duidelijk wordt uit Maarten Praks Stadsburgers dan is het dat het beeld van de nationale burger veel te naïef positief is, en dat van de oude stedelijke burgers veel te negatief. Want de Franse Revolutie bracht een tijd lang weinig goeds in Europa. Dit is al voldoende om veel wenkbrauwen te doen fronsen. Maar Prak gaat nog verder: er is omstreeks 1800 veel aan bestuurlijke en economische slagkracht verloren gegaan, waar we nu nog ons voordeel mee hadden kunnen doen. De stadsburger verdient eerherstel.

Verfrissend, een historicus die het archiefonderzoek naar voorbije eeuwen wil laten renderen voor het eigentijdse politieke debat. Het is jammer dat Prak zichzelf zo weinig ruimte gunt – slechts enkele pagina’s helemaal aan het einde – om de parallel naar het heden door te trekken, want zijn visie is onorthodox, al rijmt ze aardig met de recente politieke herwaardering van de stadsregio.

Italiaanse stadstaten

Wat is een burger, of burgerschap; Prak merkt op dat deze begrippen intuïtief makkelijk te vatten zijn, maar een precieze definitie valt er nauwelijks van te geven. Vaak wordt er een vorm van deelname aan het bestuur binnen een gemeenschap of een volk mee bedoeld, of zonder meer conformisme aan de normen en wetten in een menselijk verband. Over alle denkbare historische en lokale variatie zijn boekenkasten volgeschreven, en ook Prak ontkomt er niet aan deze taaie vakdiscussie uitgebreid te bespreken. Het zijn de wat minder uitdagende delen van Stadsburgers, dat een bekorte versie is van zijn in 2018 bij Cambridge University Press verschenen Citizens without Nations.

Prak heeft duidelijk moeite met de statische benadering van veel collega’s en hanteert dan ook een veel dynamischer omschrijving van burgerschap: het gaat hem ‘om de rol die mensen in de samenleving spelen’. Een formule die lijkt uit te blinken in vaagheid, maar met een imposante zwerftocht langs de Italiaanse stadstaten van de Middeleeuwen, onze eigen Republiek en het met zichzelf worstelende Engeland van de zeventiende eeuw, laat Prak zien dat deelname van individuen aan stadsbesturen, gilden, en schutterijen een opstap kon zijn naar een periode van politieke stabiliteit en economische bloei. Het waren alledrie economische, politieke en culturele succesverhalen, die bovendien grote invloed hadden op de opmars van Europa op wereldschaal.

Parliament

Engeland ontwikkelde zich relatief laat, de meeste steden kwamen pas in de zeventiende eeuw tot bloei. Maar wanneer dat eenmaal gebeurt, blijkt het mogelijk om in de eigen gelederen telkens nieuw talent aan te boren om hoogwaardige, zichzelf besturende organisaties op te bouwen. Het ging zo voortvarend dat het land in de tweede helft van de zeventiende eeuw al rijp was voor een met werkelijke macht bekleed Parliament, dat steunde op lokale politieke organisaties.

En daar wil Prak de lezer van zijn prachtige studie hebben: dat hij gaat zien dat in de vroegmoderne tijd grote vernieuwingen steeds voortkwamen uit lokale structuren, waarin mensen konden excelleren, en tegelijkertijd een bijdrage leverden aan de dynamiek van het grotere geheel. Het is de geest van het republicanisme, dat van oudsher wortelt in de steden.

Het kon ook anders; Frankrijk sloeg de weg in naar vergaande vormen van centralisme. Alle wegen leidden naar Parijs. Wanneer in de regio het bestuur of een overheidsorganisatie op poten gezet moest worden dan gebeurde dat met directieven uit de hoofdstad, en personeel dat niet uit dezelfde stad of streek kwam. Puissant rijke en machtige handelssteden als Venetië en Amsterdam konden daardoor in Frankrijk niet ontstaan.

Max Weber

Praks is schatplichtig aan de visie die Max Weber een eeuw geleden ontwikkelde op de snel verkregen wereldheerschappij door Europa aan het einde van de Middeleeuwen. Die zou vooral te danken zijn geweest aan een uniek Europees fenomeen: de ondernemende en in georganiseerd verband opererende burger. In bijvoorbeeld China of onder de indianen in Noord-Amerika zou burgerschap geheel hebben ontbroken, daar heersten vorsten en clans. De analyse van Weber spreekt door haar dwingende eenvoud nog altijd tot de verbeelding, maar is wel van alle kanten aangevochten en geamendeerd.

Ook Prak gaat Weber stevig te lijf. Met veel voorbeelden weet hij aan te tonen dat ‘burgerschap’ op zichzelf nog niet beslissend is; overal in Europa, ook in Polen, Oostenrijk of Duitsland, werd die gevonden, maar deze landen slaagden er vóór 1800 niet in om de energie van de stedelijke burgers op nationaal niveau te laten renderen.

Dat is de eerste relativering van Weber. De tweede betreft China, Midden-Oosten en Latijns-Amerika. Praks specialisme is de Nederlandse Gouden Eeuw, maar hij schuwt de grote greep niet. Zo verkent hij het Amerika van voor de invasie van de Spanjaarden, die er de maatschappelijke structuren naar hun hand zetten. Bronnen laten zien dat ook de Inca’s en de Azteken al vormen van burgerschap kenden, en dat gold ook voor China en het Osmaanse Rijk. Maar na een periode van bloei moesten dergelijke stedelijke verbanden zich gewonnen geven aan een zich gestaag ontwikkelend centraal gezag. Alsof uiteindelijk alle decentrale vormen van burgerschap wel ten prooi moeten vallen aan bureaucratie, centralisme of zelfs dictatuur. De geschiedenis laat zien dat het nogal eens gebeurd is – het bestendige succes van de stadstaten, de Republiek en het Engelse Parliament is eerder uitzondering dan regel.

Revolutie

Dit brengt Prak tot het uitdagende vergezicht dat het stadsburgerschap van vóór 1800 aanzienlijk democratischer was dan de moderne natiestaat van de negentiende eeuw. Een stadsbewoner kon op allerlei manieren deelnemen aan stedelijke organisaties, zijn stem laten horen, en via getrapte procedures zijn invloed nationaal doen gelden. De Revolutie vernietigde deze, informeel ogende maar zeer effectieve, structuren. Een simpele illustratie voor die stelling is de maatregel die kort na 1789 door de Franse revolutionairen werd genomen. De gilden, en andere maatschappelijke organisaties werden als ‘feodale’ relicten afgeschaft. Parijs ging alles regelen volgens de laatste verlichte inzichten. Het duurde vervolgens nog ruim een eeuw voor ook Frankrijk zoiets als algemeen kiesrecht kreeg.