Duinpieper legt het loodje. En hij niet alleen

Natuurbehoud Een rapport van het Wereld Natuur Fonds legt de kaalslag in de Nederlandse natuur bloot. Maar er is nog een kans op herstel.

Kemphaan
Kemphaan Foto Patrick Keirsebilck/Getty

„Heide vergrast, de melancholieke zang van de boomleeuwerik is nauwelijks meer te horen en de kleine heivlinder is een zeldzaamheid geworden”, vermeldt het voorwoord van het Living Planet Report Nederland. Het rapport is donderdag gepubliceerd door het Wereld Natuur Fonds (WNF) en gemaakt in samenwerking met tien organisaties, op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Conclusie: „De natuur staat er slechter voor dan ooit.”

De populaties van diersoorten op het boerenland zijn sinds 1990 met gemiddeld bijna 50 procent in omvang gedaald; en ook in open natuurgebieden nam hun aantal met 50 procent af. In heidegebieden op de hoge zandgronden met veel stikstof in het oosten van het land daalde de omvang van populaties zelfs met 70 procent.

„Het gaat niet goed met de natuur en een van de grootste boosdoeners is de landbouw”, zegt directeur Kirsten Schuijt van het WNF. „We zullen de dramatische stand van de natuur moeten ombuigen. Samen met de boeren.”

Niet iedere Nederlander zal de cijfers onmiddellijk geloven. „Agrarische graslanden en akkers zijn nog steeds groen, maar weinig mensen weten hoe rijk het boerenland rond 1900 was aan vlinders, andere insecten en akkerkruiden”, aldus het rapport. „De schaarste aan kruiden en insecten, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren wordt langzamerhand normaal.”

Lees ook: Slechts 6 van de 52 beschermde ecosystemen in Nederland zijn er gunstig aan toe

In de bossen lijkt de schade beperkt; daar bleef de omvang ongeveer stabiel en doen bijvoorbeeld de grote weerschijnvlinder en de hazelmuis het behoorlijk. En de afname van populaties wilde dieren in alle leefgebieden, ook buiten het boerenland en de natuurgebieden, was sinds 1990 ‘slechts’ 15 procent en „de trend was de laatste tien jaar stabiel”.

Ecologische recessie

Toch schuilt onder deze milde cijfers een drama, want het zijn vooral de algemene soorten die het in elk landschap goed doen, ook als dat landschap bijvoorbeeld is verdroogd, verzuurd of overbemest, of bestaat uit weilanden zonder kruiden die vaak worden gemaaid. Bijvoorbeeld vogels als ekster en pimpelmees. „Het ontstaan van een eenvormig landschap leidt tot algemene soorten, die zich overal thuis voelen”, zegt natuuronderzoeker Rob van Westrienen namens enkele soortenorganisaties.

De kwetsbare, karakteristieke soorten van het oorspronkelijke landschap hebben het loodje gelegd; vogels als duinpieper, kemphaan, korhoen en ortolaan.

En nog iets: ook vóór 1990 heeft zich in Nederland al een ecologische recessie voltrokken door de intensivering en de mechanisatie van de landbouw. Zo is de gemiddelde omvang van de populaties graslandvlinders tussen 1890 en 1990 met ongeveer 80 procent afgenomen. „We zijn voor 1990 al veel biodiversiteit kwijt geraakt”, zegt Van Westrienen.

‘Nieuwe relatie’

Als Nederland weer een land met gezonde natuur wil worden, zal met name de landbouw ingrijpend moeten hervormen. De stikstofcrisis is daarvoor een goede aanleiding, vinden de onderzoekers. Boeren moeten hun activiteiten „ijken” aan de „ecologische draagkracht” van het gebied waar ze werken. Het boerenland moet weer geschikt worden voor wilde dieren. De uitstoot van stikstof moet ingrijpend worden beperkt. De natuurgebieden moeten groter worden, en met elkaar worden verbonden. Natuurvriendelijk boeren moet voldoende worden beloond en gewaardeerd, onder meer door milieukosten door te berekenen in de producten.

Willen boeren dat niet? WNF-directeur Schuijt: „Er zijn niet alleen boeren die op het Malieveld roepen dat ze niet anders kunnen werken. Er zijn ook boeren die zeggen dat het wel kan.”

Het kabinet moet dan wel, in plaats van de tegenstellingen tussen boeren en natuur aan te wakkeren, Nederland een „wenkend perspectief” bieden. „Dit is het moment om ons samen in te zetten voor een nieuwe relatie tussen natuur en landbouw, zodat iedereen kan genieten van een mooi landschap vol leven”, besluit het rapport. „Onze kinderen kunnen paardenbloempluizen wegblazen, klavertjes vier zoeken, waterbeestjes vangen in slootjes, kikkerdril opkweken, vliegenzwammen bewonderen, kijken hoe een slak uit zijn huisje te voorschijn komt en hoe een spin haar web maakt, eekhoorns spotten in het bos en een adder op de heide.”