Foto Robbie Lawrence

Igor Levit: ‘Muziek is geen geneesmiddel tegen onmenselijkheid’

Interview De in Rusland geboren Duitse musicus Igor Levit behoort tot de beste pianisten van de jonge generatie. En hij is ongetwijfeld de meest eigenzinnige: muzikaal en politiek. „Wij mogen ons niet achter de kunst verschuilen.” Zondag speelt hij in Amsterdam.

Zijn kleedkamer in de Elbphilharmonie verheft zich boven de binnenstad van Hamburg. Pianist Igor Levit (32) heeft geen oog voor het majestueuze uitzicht. Hij ijsbeert verontwaardigd door de ruimte, kijkend op zijn telefoon. „Dit is toch walgelijk”, zegt hij. De Berlijnse rechter heeft die dag net bepaald dat de haatcampagne tegen het Grünen-parlementslid Renate Künast toelaatbaar is. Facebook hoeft niet – zoals Künast eiste – namen vrij te geven van ruim twintig anonieme „digitale gifmengers”, zoals Levit hen noemt.

„We bereiken een nieuw dieptepunt”, zegt de vertwijfelde Duitse musicus, „sinds vandaag mogen we politieke tegenstanders op internet straffeloos uitschelden voor ‘stuk stront’, ‘gore kut’ en ‘pedofielentroela’, alsook vinden dat ze ‘net zolang geneukt moet worden tot ze weer normaal is’. Volgens de rechter zijn deze termen simpelweg ‘het stijlmiddel van polemische kritiek’.” Hij zucht. „Ons land glijdt af, het lijkt in de greep van een lamgeslagen angst.”

Strijden tegen rechts-extremisme

Op Twitter strijdt hij tegen de groeiende salonfähigkeit van rechts-extremisme, antisemitisme, islamofobie en vrouwonvriendelijkheid in Duitsland. „Igor Levit. Mens. Burger. Europeaan. Pianist”, vermeldt zijn account met 43.800 volgers. „Musici mogen zich niet verschuilen achter hun kunst, alsof die is losgezongen van politiek. Wij kunnen ons werk doen dankzij de samenleving. Dan moeten we ons ook betrokken tonen.”

Veel vrienden en geestverwanten ontvangen regelmatig doodsbedreigingen. Zelf bleven die Levit tot nu toe bespaard. „Kennelijk verschijn ik niet op de radar van dit anonieme tuig. Deze duistere figuren zien in mij een soort ET, denk ik, een buitenaards wezen.”

Maar twee maanden later valt ook Levit ten prooi aan de moordlust op internet. Half november krijgt hij per mail de boodschap van een anonieme verzender, die hem, „een Joods varken, het zwijgen zal opleggen voor de ogen van je publiek”. Zijn eerstvolgende recitals worden zwaarbeveiligd.

De pianist is bang, schrijft hij. „Niet voor mezelf, maar voor het land, mijn land, ons land.”

De tweede ontmoeting in Amsterdam vindt plaats zo’n tien dagen voordat Levit de dreigmail opent. Evenals in Hamburg is hij bezig met de twee ringen aan zijn vingers. Hij doet ze af, draait ze dan weer om. Een ervan blijkt een zegelring met een leeg embleem. „Dat zegt veel over mij”, grijnst hij. „Ik weet niet wat ik wil, ik weet niet waar het leven me heen zal leiden.”

Lees ook de recensie van Igor Levits album ‘Life’: Een hymne aan het leven die je niet meer loslaat (●●●●●)

Igor Levit hoort bij de voorhoede van de nieuwe generatie pianisten: niet alleen politiek, maar ook muzikaal. Zijn albums en recitals oogstten alom veel bewondering, zoals zijn onlangs verschenen cd-box met alle pianosonates van Beethoven. Zijn eigen persoonlijkheid weerklinkt er helder en wilskrachtig.

Maar dat kan wachten, gebaart Levit, hij is nu nog onder de indruk van een film over jazz-zangeres Nina Simone, die als getalenteerd concertpianiste in de jaren vijftig geen voet aan de grond kreeg in de klassieke muziek, omdat ze zwart was. „Ze omschreef in deze documentaire het begrip vrijheid als afwezigheid van angst. Die woorden riepen een gevoel van herkenning op. Wat heb ik te verliezen? Het ergste wat me kan overkomen, is een slechte recensie. En daar valt goed mee te leven. In mijn vertolkingen durf ik meer en meer mezelf te laten horen. Let wel, ik keer nooit een stuk ondersteboven. Elke dag probeer ik in alle nederigheid te doorgronden wat de noten me proberen te vertellen. Maar veel componisten kan ik het niet meer vragen. Beethoven is dood. De enige opdracht die hij ons postuum voorhoudt op dat papier, is: laat de noten muziek worden, breng ze tot klinken, vul ze met leven. Jouw leven. Sommige musici beweren schaamteloos dat ze ‘alleen’ uitvoeren wat Beethoven schreef: zo deemoedig en tegelijkertijd zo vol van jezelf zijn, dat getuigt van een bijna bewonderenswaardige hoogmoed.”

Twee late Beethoven-sonates vormen komende zondag in Amsterdam het hart van Levits debuut in de Serie Meesterpianisten. Daarnaast staan bewerkingen van Richard Wagners ‘Feierlichen Marsch zum heiligen Gral’ uit zijn opera Parsifal, en het ‘Adagio’ uit Gustav Mahlers onvoltooide Tien Symfonie. Wat deze drie componisten verbindt, was hun geloof de mensheid ten goede te kunnen veranderen met muziek.

Maar dat was voor twee wereldoorlogen en de Holocaust. „De geschiedenis wijst uit dat muziek ons niet kan redden”, vindt Levit. „Haar bestempelen tot vredebrenger is naïef en een leugen. Ze kan ons wel vertellen wie we kunnen zijn of gevoelens oproepen die anders buiten ons bereik blijven. Maar muziek vormt geen alternatief voor waarheid, politiek, onderwijs of onze persoonlijke verantwoordelijkheid. Zij beschermt geen minderheden of vrouwen. Zij zit niet op het regeringspluche of in het parlement. Tegen musici die het aura in stand houden dat wij mensen samenbrengen, zeg ik: naar de hel met die holle frasen, word volwassen.

„Muziek is een machtig en manipulatief instrument. In goede en slechte zin. We kunnen haar gebruiken in een context van vrede en liefde, maar evengoed bij het aanwakkeren van haat, geweld en oorlog. Laten we daar onze ogen en oren niet voor sluiten. Muziek is geen geneesmiddel tegen onmenselijkheid. In de nazi-concentratiekampen werkten beulen die overdag massamoorden pleegden en in de avonduren achter de vleugel prachtig Beethoven speelden. Ontluisterend maar waar. En cultuurfilosoof Georg Steiner merkte terecht op dat we niet kunnen wegkomen met de dooddoener dat deze misdadigers de muziek van Beethoven niet begrepen.”

Nieuwe zuurstof

Muziek vormt de grond onder Levits bestaan. Hij groeide op in de Russische stad Gorki – nu Nizjni Novgorod – langs de oevers van de Wolga. Als peuter lag hij onder de vleugel van zijn moeder, een pianolerares, vanaf zijn derde zat hij erachter. Vijf jaar later, in 1995, emigreerde het gezin Levit naar Hannover, waar hij studeerde – en nu onderwijst – aan de Hochschule für Musik. Net achttien won Levit vier prijzen bij het Arthur Rubinstein Concours in Tel Aviv, in een tijd dat hij voor zijn gevoel op een dood spoor zat.

„Over mijn liefde voor muziek bestond geen twijfel, maar veel van de lessen op school benauwden me. Mijn nieuwsgierigheid werd niet geprikkeld. Ik ontdekte hiphop, maar niemand wilde er met me over praten. Daar was gewoonweg geen ruimte voor. Ik onderdrukte de neiging om te stoppen, maar mijn deur klapte in emotionele zin wel dicht. Op dat moment leerde ik twee musici kennen die mijn leven een nieuwe wending gaven.”

De eerste was de Hongaarse klavecinist Lajos Rovátkay, een zeventiger en een oud-leraar aan het conservatorium. „Hij was min of meer een buurman. Als een spirituele leidsman opende hij mijn ogen voor stukken waarvan ik het bestaan noch de betekenis kende. Hij vroeg me of ik van Josquin des Prez gehoord had. Toen ik ‘nee’ antwoordde, gaf hij me eerst een uitbrander van een halfuur. Hoe dat toch kon? Daarna liet Lajos me luisteren. Hij toonde de uitdrukkingskracht ervan, hoe overweldigend ‘hot’ dit was, orgastisch bijna. Mijn nieuwsgierigheid ontwaakte. Hij vulde mijn levensbron met vers water.”

Daarna ontdekte hij dankzij de Amerikaanse componist Frederic Rzewski ook de andere kant van het spectrum: de moderne muziek. „Ik werd me bewust van werken met een politieke lading, die de wereld waarin ik leef in kaart brachten”, zegt Levit. „Ik hoorde toevallig een werk van hem en schreef een mail. Het zou nog jaren duren voor we elkaar ontmoetten. Rzewski is geen leraar zoals Lajos. Soms mailde ik: ‘Help me, anders kan ik je stuk niet spelen.’ En dan kwam het ontnuchterende antwoord: ‘Doe het dan niet.’ Maar hij noemde wel musici met wie hij optrok of composities die hij vertolkte. In die zin wees hij me een weg, en injecteerde hij – voelde ik – mijn muzikale bloed met nieuw zuurstof. Door Rzewski ontdekte ik bijvoorbeeld de Amerikaanse gitarist en folkzanger Pete Seeger.”

Levit stippelde naast de Hochschule een eigen pad uit. „Mijn mazzel was – achteraf – dat in die periode geen concertzaal of platenlabel ook maar een jota belangstelling voor me koesterde. Ik deed zeven, misschien acht gigs per jaar. Iedereen vond mij kennelijk een rare nerd. Toen ergerde die houding me, nu weet ik dat het een blessing in disguise was. Ik kon reizen, lezen, kijken, leren, ontdekken. En in Hannover kreeg ik plots twee leraren die me wel begrepen. Vanaf dat moment opende zich een nirwana. Langzaam doordrongen ze mij van de gedachte dat het niet belangrijk is hoe ik Beethoven laat klinken, maar dat het gaat om hoe ik klink. Zij plantten de kiem van dat besef, daagden me uit, lieten me struikelen. Op zulke ogenblikken bereikt mijn geluksgevoel ongelooflijke hoogten. Falen doe ik met een brede lach. Want daar valt iets te halen.”

Igor Levit debuteert zondag in de Serie Meesterpianisten in Het Concertgebouw in Amsterdam met Beethoven, Wagner en Mahler. Inl: meesterpianisten.nl