Er is in het leger maar één iemand voor wie oorlog echt fijn is: de kok. „Want waar oorlog is, moeten soldaten gevoerd worden.” Tortot is een van de trouwste koks die er zijn. Hij dient namelijk altijd hetzelfde leger; namelijk dat wat wint. Een moraal heb je tenslotte niet nodig om te koken. En dus loopt hij, zodra de voorstelling begonnen is, vrijwel meteen over naar de vijand, waar de kaarten net wat beter geschud lijken.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/04/0403culsprookje.jpg)
Schrijver Benny Lindelauf baseerde Kanonnenvoer op zijn succesvolle jeugdroman Hoe Tortot zijn vissenhart verloor (2016).
De koude kok ontdooit als hij een vijandelijke verstekeling in zijn augurkenkar vindt: Halve George, een simpele ziel die zijn benen verloor aan het front en volledig afhankelijk lijkt van Tortot.
Met een ritmisch opzwepend geluidsdecor van kletterende en rammelende potten en pannen, maakt de spelersploeg, in regie van Lennart Monaster, het koortsachtige, doordenderende oorlogsgeweld op knappe wijze invoelbaar. Oorlog is geen tijd om even op adem te komen, je dient je te schikken naar de grillen van je bevelhebber of de vijand. Maar een ontluikende vriendschap laat zich niet temmen, en verdriet uit het verleden evenmin.
Huilen vissen tranen?
Lindelauf bewerkte zijn boek tot een reeks vlotte scènes, aan elkaar gepraat door een koor van gulzige oorlogskraaien. Rondom een groep vrolijk-karikaturale personages ontstaat er onverwachts een mooie, integere vriendschap tussen Tortot en Halve George, een vriendschap die ondanks én dankzij de oorlog vorm krijgt.
Tortot zegt dat hij het hart van een vis heeft (‘want heb je ooit een vis zien huilen?’), en dat klopt. Want vissen zie je inderdaad niet huilen, maar dat doen ze wel: oceanen vol, en zo wentelen ze zich voortdurend in hun eigen verdriet. Pas in het heetst van de strijd ontdekt Tortot dat verdriet en vriendschap best samengaan. Sterker nog: dat blijkt het recept voor grote toewijding en moed.