Vlak voordat de rechtszaak begon kreeg hij een briefje in zijn hand gedrukt, van zijn cliënt. Advocaat Jan-Jesse Lieftink had zijn pleidooi al geschreven, maar op dat briefje stonden nog even de punten waarvan zijn cliënt, gediagnosticeerd met een narcistische stoornis, vond dat die genoemd móésten worden. Eenmaal in de rechtszaal „scheurde ik het briefje voor zijn ogen doormidden”.
„Moest dat nou zo opzichtig?” zegt advocaat Abdel Ytsma verontwaardigd aan de overkant van de keukentafel. „Ik snap je gekweldheid wel, het is jóúw verdediging. Maar zo ten overstaan van de rechter… Kon je niet fluisteren: ‘Flikker op man, met je briefje’.”
„Uiteindelijk leidde het tot een goeie verstandhouding”, zegt Lieftink. „Het gaat erom: jij als advocaat voert de regie, en niet de cliënt. Als dat niet duidelijk is, dreigt overname.”
Cliënten met een psychische stoornis, weten Lieftink en Ytsma, hebben soms een eigen handleiding. Beiden zijn sinds 2006 strafrechtadvocaat en specialiseerden zich in delinquenten die een tbs-maatregel boven het hoofd hangt, of al kregen opgelegd. Zo’n terbeschikkingstelling kan de rechter opleggen als daders een hoog recidiverisico hebben en zijn gediagnostiseerd met een stoornis ten tijde van het gepleegde delict.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/01/web-3001opitbsbedjejpg.jpg)
De afgelopen jaren, en vooral na de zaak van Michael P. – die in 2017 Anne Faber doodde, en voor een eerdere dubbele verkrachting géén tbs had gekregen – wint de maatregel aan populariteit. Er is een stijgende lijn in het aantal opleggingen: van 146 in 2015 tot 237 in 2018 – cijfers over vorig jaar zijn nog niet bekend. Ook Lieftink en Ytsma, twee eenpitters, zagen in hun advocatenpraktijken het aandeel cliënten met een tbs-oplegging groeien. Samen staan ze nu ruim honderd tbs’ers bij, naast andere strafrechtcliënten. Het aandeel tbs’ers in hun beider praktijken groeide zo hard dat ze het een goed idee vonden samen een advocatenkantoor te beginnen dat zich helemaal richt op deze doelgroep, als eerste in Nederland.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54783133-1d3687.jpg|https://images.nrc.nl/eDLu2OLN87MuxoAftdQ6MbMP4pg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54783133-1d3687.jpg|https://images.nrc.nl/G8mAo1HCnPYvTJQHKVdPcUkK5zE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54783133-1d3687.jpg)
Hun ‘Bureau TBS Advocaten’ ging op zondag 2 februari 2020 open. Een trouwdatum, zo klinkt het. Maar de samenwerking heeft meer weg van ‘latten’. Lieftink en Ytsma leerden elkaar jaren geleden kennen in tbs-kliniek De Rooyse Wissel en al snel was er „een klik”. Maar Lieftink blijft werken vanuit zijn bedrijfsruimte in Huizen, Ytsma vanachter zijn keukentafel in Haarlem. Een gezamenlijk advocatenkantoor komt er niet, vanwege de kosten. En ook over een gezamenlijke secretaresse is lang gesoebat.
Gouden naambordjes verdwenen
Het tekent de moderne strafrechtadvocatuur. De concurrentie is enorm, het aantal cliënten gering: buiten de tbs neemt het aantal strafzaken al jaren af. Veel van de statige advocatenkantoren met gouden naambordjes zijn verdwenen van de Amsterdamse grachten en sommige strafrechtadvocaten werken nu vanuit huis of huren een bureau bij WeWork of Spaces. Er zijn advocaten die cliënten ontvangen in de horeca – de advocaat trakteert.
De andere kant: al die zpp’ers maken de strafrechtadvocatuur kwetsbaar. Cliënten zijn kritischer geworden. Sommige advocaten worden bedreigd. Ook Lieftink maakte dat enkele jaren geleden mee met een ontevreden cliënt. Ook om zulke redenen, vinden beide advocaten, is samenwerking een pré.
„De mondigheid is toegenomen”, zegt Lieftink. „Dan belt iemand en zegt: ik heb met die, die en die advocaat gesproken. Waarom zou ú mij moeten bijstaan?”
Ytsma: „Dan zeg ik: wat denk je nou? Ik ken je zaak helemaal niet.”
„Ik heb eens vier cliënten in één week overgenomen van andere advocaten”, zegt Lieftink. „En van hen gingen er drie weer weg.”
‘Lopers’, worden ze genoemd: cliënten die overstappen van de ene naar de andere advocaat. En juist onder tbs’ers komt dat regelmatig voor. Een deel wil aandacht, heel veel aandacht. En direct resultaat. „‘Ik heb er nog eens over nagedacht…’”, hoorde Lieftink eens van een cliënt die hij opzocht in de tbs-kliniek. „‘Ik wil morgen vrijkomen…. Oh, dat kan niet? Nou, dan neem ik een ander.’ „Dat kan te maken hebben met hun stoornis”, zegt Lieftink. „Mensen met borderline of narcisme kunnen je het ene moment op een voetstuk zetten, en het andere moment keihard laten vallen.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54783139-f15fa5.jpg|https://images.nrc.nl/hKtmcwFbibuzwHVNfSgIR5kYM7w=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54783139-f15fa5.jpg|https://images.nrc.nl/COOAoCj-NJMqaM20n_BH-4zdrxU=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54783139-f15fa5.jpg)
„Er is veel frustratie, en dat begrijp ik wel”, zegt Ytsma. „Cliënten willen liefst zo snel mogelijk de kliniek verlaten, behandelaars willen daar ruim de tijd voor nemen. Daar, in de kliniek, zien cliënten hun leven aan zich voorbij trekken, en als ze dan horen dat de rechter hun terbeschikkingstelling met twee jaar verlengt, zoals regelmatig gebeurt, dan overheerst de teleurstelling.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data45969895-0c4303.jpg)
Het aandeel cliënten dat vrijwillig een tbs-behandeling ondergaat is volgens hen gering. Ook zien ze dat veel tbs’ers later alsnog spijt krijgen dat ze hebben meegewerkt aan een onderzoek naar hun psyche, zoals gebeurt in het Pieter Baan Centrum. Alleen na zo’n gedragskundig onderzoek willen rechters een tbs-maatregel overwegen. „Maar veel cliënten zeggen achteraf: had ik maar niet meegewerkt.”
Wanneer adviseer je een cliënt om wél mee te werken, en wanneer niet? „Dat zijn soms lastige keuzes”, zegt Ytsma. Gedacht vanuit de maatschappij zou een advocaat wellicht moeten zeggen: werk mee. Maar het gebruikelijke advies is: niet meewerken. „Want als je tbs krijgt opgelegd, is dat geen pretje. Het gemiddelde verblijf in de kliniek is bijna acht jaar, met de kans op levenslang.”
Niet altijd met gestrekt been erin
„Maar het blijft maatwerk”, zegt Lieftink. „Als over een cliënt al eerder psychiatrische rapporten zijn opgesteld, dan kun je vaak maar beter wel meewerken.” Goodwill tonen. „En als je adviseert niet mee te werken en de rechter stuurt je cliënt naar het Pieter Baan Centrum, dan weet je: ze mogen daar iederéén in het netwerk van je cliënt bevragen, tot aan de ouders toe.”
„Het is prettig om zulke dilemma’s nu samen te kunnen bespreken”, zegt Ytsma.
Veel strafrechtadvocaten doen tbs ‘erbij’. Die hebben in hun bestand één of enkele cliënten met tbs. Maar het bijstaan van tbs’ers is een onderschat specialisme, vinden beiden. „Er worden andere vaardigheden van je verwacht”, zegt Lieftink. „Als strafrechtadvocaat leer je dat je je cliënt tot de hoogste rechter moet verdedigen, met de vuist op tafel. Maar zit je cliënt in dwangverpleging, dan ben je veel meer een bemiddelaar. Je gaat met de hoofdbehandelaar om tafel, organiseert een zorgconferentie. En dan moet je er niet altijd met gestrekt been in.”
Ytsma: „Je wilt tegenover de kliniek uitstralen: ‘wij zitten in de samenwerking’. Dat is belangrijk. Je wilt de vaart van de behandeling erin houden. Maar cliënten laten soms hun hoofd hangen, zoals wanneer de eerste verlofaanvraag lang duurt. En dan raken ze gefrustreerd en willen ze overal hun beklag over doen. En dan denkt de kliniek: daar heb je weer die cliënt met zijn lastige advocaat.”
„Ik vind dat je voortdurend kritisch moet zijn op het tbs-systeem, en ook op de kliniek”, zegt Lieftink.
Ytsma: „Ja, maar ik ben ook kritisch op mijn cliënt”.
In goed contact blijven met de kliniek móét wel, merken ze. Lieftink en Ytsma bezoeken regelmatig tbs-klinieken. Een deel van hun cliënten krijgt amper nog familie en vrienden op bezoek, voor hen zijn advocaten zowat hun enig sociaal contact. En als je je cliënten niet in de gaten houdt, zegt Lieftink, „rotten ze weg”. Van een andere patiënt hoorde hij eens dat zijn cliënt een zelfmoordpoging had ondernomen. „Had-ie mij nooit laten weten, dat het zo slecht ging.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/12/data53309599-7fefc2.jpg)
Alleen de longstay-afdeling, waar uitbehandelde tbs-patiënten zitten, daar komt Lieftink niet meer. Hij staat geen longstayers meer bij. „Ik kan dat niet aan. Die beklemmende sfeer daar op dat terrein met barakken in Zeeland (een dorp in Noord-Brabant, red.), waar mensen vaak blijven tot hun dood.”
„Maar je hebt daar ook tbs’ers die berusten in hun lot”, zegt Ytsma, die nog wel longstayers bijstaat. De sfeer in de longstay, merkt hij, is wat rustiger. Kaartje leggen, boodschappen doen.
Lieftink: „Ja, maar mij vliegt dat naar de keel.”