Hoe we kinderen weer aan het lezen krijgen

Lezen Nergens is het leesplezier zo laag als in Nederland: bijna de helft van de vijftienjarigen vindt lezen tijdverspilling. Hoe krijgen we de jeugd weer aan het lezen? Vijf manieren om het tij te keren.

Foto Merlin Daleman

Ze zitten met z’n zessen in de bibliotheek in het centrum van Arnhem om een ronde tafel bezaaid met snoepverpakkingen. Lekker aan het lezen? Stomverbaasde gezichten: nee, hoezo? De leerlingen van het Stedelijk Gymnasium Arnhem maken hier hun huiswerk. „Lekker rustig.”

Lezen, daar doen ze niet aan. Hawiar leest alleen als het moet voor school, zegt hij. Birk van Jaap Robben was zijn laatste boek. „Wel leuk, er gebeurden rare dingen.” Klasgenoot Mirthe las Alle tijd van Ronald Giphart. „Vond ik best saai.” Ook zij leest alleen voor school. Terwijl ze vroeger „heel veel en voor de lol” las. „Ik vind lezen nog steeds leuk, maar ik maak er gewoon geen tijd meer voor.” Waarom niet? Ze haalt haar schouders op. „Huiswerk? En m’n telefoon.”

Deze week staakten leraren opnieuw voor meer salaris, maar het onderwijs kampt ook met een ander probleem. De leesvaardigheid van Nederlandse kinderen holt achteruit. Op Vlaanderen na daalde de leesvaardigheid van middelbare scholieren tussen 2003 en 2018 nergens zo hard als hier. Inmiddels leest bijna een kwart van de vijftienjarigen zo slecht dat ze het risico lopen laaggeletterd de school te verlaten, bleek onlangs uit de nieuwste PISA-studie, een driejaarlijks vergelijkend onderzoek onder 600.000 leerlingen uit 77 landen. En nergens is het leesplezier zo laag als hier: bijna de helft van de vijftienjarigen vindt lezen tijdverspilling. Dat is te zien aan de omzet van kinderboeken: die kromp in 2019 met 10 procent.

Hoe komt het dat Nederlandse kinderen slechter en minder zijn gaan lezen? Deskundigen zien verschillende oorzaken. Het kan komen door de sluiting van schoolbibliotheken, maar ook door het feit dat er meer kinderen zijn die thuis geen Nederlands spreken.

Het kan komen door de mobieltjes, want games en sociale media zorgen voor versplintering van aandacht. De rust en concentratie om een boek te lezen ontbreken.

Maar, zeggen de PISA-onderzoekers, kinderen in andere landen zitten ook de hele dag op hun mobiel. Dus dat verklaart het verschil niet. Zij wijzen in hun rapport op de rol van scholen: „Wellicht is het huidige Nederlandse onderwijs minder goed in staat om de afname in leesvaardigheid als gevolg van digitalisering en het veranderende leesgedrag van leerlingen te voorkomen.”

Wat moet er gebeuren om het tij te keren?

Lees ook: Minder dan een kwart van de leerlingen vindt lezen erg leuk, wat te doen?

NRC zet vijf maatregelen op een rij die volgens deskundigen tegelijk nodig zijn om de leesvaardigheid te verbeteren.

Bevorder ‘diep’ lezen

De broertjes Amaru (7) en Emiliano (9) kruipen dicht naast hun moeder Carla Donoso op een bank in de Rozet, de grote bibliotheek in het centrum van Arnhem. Allebei zijn ze verdiept in een Suske en Wiske. Emiliano leest ook graag Asterix en Obelix. Amaru houdt van Diep in de zee. „Dat zijn boeken over wat er allemaal onder water gebeurt.” Lezen is leuk, vinden ze allebei. Omdat het, nou ja, „gewoon leuk” is. „En ook wel omdat sommige boeken informatie vertellen”, zegt Amaru. Emiliano las laatst een boek zonder plaatjes. „Een klein stukje van de Max Havelaar.” En? „Eigenlijk begreep ik het niet zo goed.”

„Om jongeren beter en vaker te laten lezen, is het belangrijk dat ze er meer plezier in hebben. Daarvoor is diep lezen belangrijk”, zegt Edith Hooge, voorzitter van de Onderwijsraad, die afgelopen zomer met de Raad voor Cultuur het advies Lees!: een oproep tot een leesoffensief uitbracht.

„Diep lezen is je concentreren, je geheugen trainen, verbanden leggen, de verbeelding prikkelen”, zegt Hooge. „Het is de sleutel voor alles: goed kunnen leren op school, zelfstandig functioneren in de samenleving. Het blijkt ook te helpen bij bèta-vakken.” Diep lezen wordt op scholen en thuis weinig actief gestimuleerd, stellen de raden in het rapport. Het zou al helpen als scholieren tussen de twintig en dertig minuten per dag geconcentreerd lezen: een verhaal, de krant, een tijdschrift – iets wat hen interesseert.

Niet alleen jongeren besteden minder tijd aan diep lezen, denkt Monique Volman, hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam. „De hele cultuur is veranderd. Vroeger zag je geregeld iemand met een boek in de trein, nu is dat de uitzondering. De rust en het geduld om een tekst te doorgronden, ontbreken.”

Verhoog het leesplezier

„Ik zit hier om m’n mobieltje op te laden”, zegt Ghizlane (14) in de bibliotheek in Presikhaaf, een wijk in Arnhem. Lezen, daar doet ze niet aan. „Vroeger wel, toen las ik Dagboek van een muts en Het leven van een loser . Nu ben ik te druk met school en voetbal.” Haar broertje Tarik (11) leest nu over de muts en de loser. „Vind ik leuk, omdat het over pesten gaat en dat soort dingen.” Maar, vindt hij, lezen is ook saai. Hij leest vooral in de klas. En thuis? „Alleen in een boek over de islam. Hoe heet het ook alweer?” Ghizlane: „Het is een kinderboek over de islam.” Tarik: „Dat is wél leuk, daar leer ik iets van.”

Wie plezier heeft in lezen, leest meer, en wie meer leest, wordt er beter in – wat weer zorgt voor meer plezier: een opwaartse leesspiraal.

Maar bijna de helft van de scholieren vindt lezen niet leuk. In de kleuterklas hebben ze er vaak nog wel plezier in, maar als in groep drie en vier het ‘technisch lezen’ begint (het ontcijferen van woorden), dan wordt het vaak geploeter en vinden leerlingen het saai.

Hoe krijgen jongeren weer plezier in lezen? „We moeten minder rigide omgaan met wat we kinderen aanbieden”, zegt Hooge van de Onderwijsraad. „Jeugdboeken, thrillers, boeken over sport: zorg dat leesspecialisten van school en consulenten van de bibliotheek helpen een boek te kiezen dat een kind leuk vindt.”

„Lezen moet weer cool worden”, zegt hoogleraar onderwijskunde Volman. „De beeldvorming is nu dat lezen een suffe bezigheid is. Door actuele, spannende jeugdliteratuur is dat misschien te doorbreken. Wat mij betreft moeten we daar ook niet te hoogstaand over doen. Vroeger mocht je geen strips lezen, maar waarom niet? Strips kunnen een prima manier zijn om te starten.”

Lessen in begrijpend lezen moeten niet droog zijn, zegt Joyce Gubbels, een van de vijftien deskundigen die deel uitmaken van de Vlaams-Nederlandse Taalraad die in september een actieplan uitbracht voor effectief leesonderwijs.

Dus liever geen lange rijen multiple choice-vragen over tekstdoelen, maar gesprekken tussen leerlingen over de tekst. „Je wilt dat leerlingen de tekst zelf wíllen begrijpen”, zegt Gubbels.

Verbeter de lesmethoden en didactiek

Charita Oosterkamp zoekt met haar moeder prentenboeken in de kinderboekenwinkel in Arnhem voor dochter Aychelyn van bijna vier. Op de peuterspeelzaal bleek dat Aychelyn achterliep met taal. Ze praatte nog niet zo goed en haar woordenschat was beperkt voor haar leeftijd. Het advies: voorlezen, voorlezen, voorlezen. Dat is wat Charita nu onvermoeibaar doet. Aychelyn is dol op Hazeltje, zegt ze. „Die heb ik intussen tachtigduizend keer voorgelezen.”

„En Dikkie Dik”, zegt oma. „Vindt ze ook mooi.” Het werkt, merkt Charita. „Ze gaat met sprongen vooruit en praat veel beter.”

Na het technisch lezen in groep drie en vier begint het begrijpend lezen. Het PISA-onderzoek maakt onderscheid tussen drie vormen: informatie opzoeken, begrijpen, en evalueren en reflecteren.

Vooral op dat laatste onderdeel scoren Nederlandse scholieren slecht. Terwijl het evalueren en reflecteren van teksten een steeds grotere rol zal spelen in de samenleving, denkt Joyce Gubbels. „Omdat iedereen alles kan typen, is het heel belangrijk om na te kunnen denken over wát er staat.”

Voor begrijpend lezen is woordenschat en achtergrondkennis belangrijk. Zodra ze het onderwerp van de tekst kennen, scoren zwakke lezers beter op begrijpend lezen dan sterke lezers die het beschreven onderwerp níét kennen.

Nog zo’n leesspiraal: als je veel kennis hebt, is het makkelijker om teksten te lezen, en wie veel leest, krijgt meer kennis.

Het is dus van belang kinderen al vanaf jonge leeftijd veel kennis en woorden aan te bieden, zeker leerlingen die thuis weinig of geen Nederlandse woorden meekrijgen.

Lees ook dit onderwijsblog: Leer elk kind op de basisschool foutloos rekenen en schrijven

Het grootste probleem met begrijpend lezen is dat het als een apart vak wordt zien, zegt Anna Bosman, hoogleraar pedagogiek aan de Radboud Universiteit. „Voor begrijpend lezen heb je achtergrondkennis nodig. Lezen moet gaan over de ínhoud: wat is een interessant onderwerp? Wat is een leuk boek?” Voor docenten ligt daar de belangrijkste taak, vindt Bosman: „Stel, je hebt een pittige tekst over de Romeinen. Begin dan niet met saaie begrijpend-lezen-vragen als: ‘Wat is de hoofdgedachte?’. Of: ‘Waar verwijst dit woord naar?’. Dan haken kinderen af. Begin met verhálen vertellen over die Romeinen en ga daarna de tekst te lijf. Close reading: niet één, maar drie keer lezen en steeds diepere vragen stellen. Lezen om kennis te vergaren!” Technisch lezen, zegt Bosman, is een truc. „Dat kan iedereen leren. Het is net als fietsen.”

En, stelt Bosman, voor lezen moet tijd worden gemaakt. Dat wringt met de dagelijkse praktijk op scholen: het vak lezen is ondergesneeuwd geraakt door talloze andere dingen die de afgelopen jaren op het bordje van leerkrachten zijn terechtgekomen. Bosman: „Leerkrachten moeten veel te veel. Een thema-les over obesitas, een uur klimaatles per week. Stop daarmee!” Onderwijs moet terug naar de basis, vindt ze. En dat is: kinderen op een goed niveau leren lezen en rekenen.

Juist omdat het zo met kennis samenhangt, zou begrijpend lezen moeten worden geïntegreerd in andere vakken, zegt Joyce Gubbels. Zoals aardrijkskunde of geschiedenis. „Daarbij staan in de methodes vaak ingekorte of makkelijker gemaakte teksten, terwijl het juist belangrijk is dat leerlingen authentieke teksten lezen.”

Zorg voor een leescultuur

Aan de voeten van bibliotheekmedewerker Yvonne Albers zitten zeven peuters en kleuters ademloos te luisteren. Het wekelijkse voorleeshalfuurtje in de bieb van de Arnhemse wijk Presikhaaf is begonnen. Vandaag leest Albers uit het prentenboek Tien regels als je jarig bent. „Presikhaaf is een multiculturele wijk, zegt ze na afloop. „In veel gezinnen wordt niet of nauwelijks gelezen. Dat zien we terug bij de kinderen: hun woordenschat is vaak laag.”

Israe (5) is een uitzondering: ze kan al „een beetje” zelf lezen. Haar moeder Sfia leest veel voor. „We lezen om de beurt: ik een bladzijde en dan zij.” Sfia heeft nog vier oudere kinderen. Die hielden van lezen toen ze klein waren, maar stopten toen ze naar de middelbare school gingen. „Omdat er dan ineens heel veel moet, denk ik.” Yvonne herkent het patroon. „Komen ze hier ineens zuchtend binnen: ‘Ik moet een boek voor school’.” Sfia: „Dan komt de weerstand. Zo jammer.”

Leerkrachten, ouders, pabo-studenten – ze zouden zelf meer moeten (voor)lezen, om de woordenschat van kinderen te vergroten en de liefde voor het lezen over te dragen. „Er zijn drie plekken van waaruit je het lezen kunt bevorderen: thuis, de bieb en op school”, zegt Edith Hooge. „Kinderen uit minder rijke educatieve milieus hebben een dubbele achterstand. Zij komen thuis minder met boeken in aanraking en ze komen vaker op het vmbo en mbo terecht, waar minder aandacht is voor literatuur en leesplezier.”

Scholen zouden meer gebruik moeten maken van bibliotheken, vindt Hooge, die leesplezier als kerntaak hebben. Maar op bibliotheken is de laatste jaren flink bezuinigd. Hooge: „Het Rijk moet zorgen dat de bibliotheken in stand kunnen blijven.” Scholen zouden bovendien een expliciet leesbeleid moeten voeren en een of meerdere docenten zich in lezen moeten laten specialiseren. Er moeten genoeg boeken zijn – dus geen mediatheek met alleen computers.

Ook Monique Volman houdt een hartstochtelijk pleidooi voor de schoolbibliotheek. „En práát over boeken! Lees leerlingen voor in de klas. Dat kun je veel langer doen dan nu gebruikelijk is. Tot en met groep acht, wat mij betreft. Je brengt daarmee iets heel belangrijks en waardevols over: de kracht van het verhaal. De magie van lezen.”

Foyo Merlin Daleman

Vergeet de jongens niet

„De schermpjes, dat zijn leeskillers”, zegt Monica Meijer, medewerker van De Arnhemse Kinderboekwinkel. Toch heeft ze niets te klagen: de winkel loopt als een zonnetje. Reeksen als De waanzinnige boomhut en Het leven van een loser zijn niet aan te slepen. Meijer: „De kunst is ze daarna door te laten lezen. De kasten met boeken voor dertien-plus vullen we minder vaak bij.”

Meisjes blijven wel komen als ze ouder worden, merkt Meijer, jongens haken vaak af na de basisschool. Maar ook die zijn te verleiden. Meijers geheim: een snel geschreven, spannend verhaal over een herkenbaar onderwerp, met een jongen als hoofdpersoon. Ze pakt Erebos uit de kast. „Superdik, geen plaatjes, maar ze lezen het in een adem uit. Jongens moeten zich kunnen identificeren met de hoofdpersoon.”

Jongens scoren significant lager op leesvaardigheid dan meisjes. Dat geldt voor alle onderzochte landen uit het PISA-onderzoek. In Finland is het verschil het grootst, in Chili en Mexico relatief klein. Ook in andere vakken blijven de prestaties van jongens achter. De Onderwijsraad komt dit jaar met een advies over de prestatieverschillen tussen jongens en meisjes. Edith Hooge wil daar niet op vooruitlopen, maar zegt wel dat leesplezier de belangrijkste sleutel is om de leesvaardigheid omhoog te krijgen, en dat jongens andere boeken leuk vinden dan meisjes.

Misschien, oppert Monique Volman, scoren jongens slechter in lezen omdat ze doorgaans meer gamen. Maar een absolute verklaring is er nog niet. „Het is ook een vicieuze cirkel aan het worden. De gedachte is dat jongens het minder goed doen op school en dat maakt dat er minder van hen wordt verwacht.”

Hoe krijg je ze dan wel aan de gang? Volman: „Ik ben betrokken bij een leuk onderzoeksproject. We willen de aspecten die games aantrekkelijk maken in het onderwijs integreren. Door de spelprincipes van gamen, waarbij je als speler zelf de touwtjes in handen hebt, te gebruiken. Wie weet ligt daar de sleutel.”

De witte vlinder

Foto Merlin Daleman

48 woorden in zeventien seconden: ‘Een nieuw record!’

„Are you ready?”, roept meester Berrie van den Bovenkamp. „Drie twee een: go!”

De 23 leerlingen van groep vijf van openbare basisschool De Witte Vlinder dreunen zo snel mogelijk rijen woordjes op. „Yogaleraar, conclusie, Russisch, bureau-agenda, origineel, paprikachips.”

„Fantastisch. En nu ietsje sneller. Bám!”

Bij deze kinderen thuis wordt amper gelezen, zegt Van den Bovenkamp, die 32 jaar in het vak zit. De school, aan de rand van achterstandswijk Geitenkamp in Arnhem, trekt vooral leerlingen uit sociaal zwakkere milieus.

Toch scoort De Witte Vlinder bovengemiddeld goed bij lees-Cito’s. Wat is hun geheim? „Lezen, lezen, lezen”, zegt Van den Bovenkamp. „En goede lees-instructies.” Hij geeft elke week 4,5 uur leesles. „Kilometers maken. Dus niet allerlei opzoek-oefeningen over de tekst. Die sla ik over.”

Uit een beker kiest hij een houten stokje met de naam van een van de leerlingen. „Janissa, jij gaat nu hardop lezen. En denk aan de intonatie, dus dat je heeeeel mooooooi leest. Een beetje overdreven.” Als Janissa klaar is, mag de klas „tips geven”. „Je kan heel hard lezen”, vindt Britney. En Jamie: „Je stem was mooi”.

Van den Bovenkamp probeert lezen leuk te maken. Door de Voice of Reading, bijvoorbeeld. „Zitten er drie leerlingen op een kruk met hun rug naar de klas terwijl klasgenootjes voorlezen. De leerlingen op de krukken draaien zich om als ze het mooi vinden.” Maar ook door wekelijkse battles: wie het snelst 48 woorden hardop kan lezen heeft gewonnen. De winnaars moeten vervolgens tegen de winnaars, de verliezers tegen de verliezers. Van den Bovenkamp: „Zodat iedereen een keertje kan winnen.”

Vandaag strijkt Miraç na zes rondes met de eer: 17 seconden. „Een nieuw record!”, juicht Van den Bovenkamp. „Hoe doe jij dat nou?” „Ik lees het woord en kijk tegelijk naar de volgende woorden”, zegt Miraç stralend.

„Leesvaardigheid is een techniek”, zegt Martine de Graaf, intern begeleider op De Witte Vlinder. „We kunnen het iedereen leren. Als de woordenschat klein is, omdat er thuis niet veel wordt gelezen, proberen we het hier te repareren.”

De methode die De Witte School gebruikt, is de Expliciete Directe Instructie-methode: de leraar geeft instructies en doet het voor, de klas herhaalt. En herhaalt. En herhaalt. De Graaf: „Dat kun je ouderwets stampen noemen.” De school maakt keuzes. „Wij zijn niet van het ontdekkend leren”, zegt De Graaf. „We krijgen wekelijks mailtjes met aanbiedingen voor extra lespakketten. Daar maken we geen gebruik van. We concentreren ons op de basisvaardigheden: lezen, spellen, rekenen. Daar geloven we heilig in.”

De Regenboog

Foto Merlin Daleman

Hoe kun je de letter L voelen, vraagt juf Vera. Lllllllllllll

Zesentwintig kleuters in een kring rond juf Vera Wolters doen de klank na van de letter L. Verderop in het lokaal tekenen twee kinderen met een onderwijsassistent; zij zijn al verder en hoeven deze les niet te herhalen.

„Hoe kun je de L ook alweer voelen?”, vraagt juf Vera. „Je kin gaat een klein beetje naar voren”, antwoordt een meisje dat de beurt heeft gekregen. „En je tong gaat tegen je tanden aan.”

„Heel goed! En wat is het gebaar van de L?” Wijsvingers gaan richting lippen.

Op basisschool de Regenboog in Schaijk waren de resultaten voor lezen vijf jaar geleden slecht. Het percentage dyslecten was hoger dan landelijk gemiddeld, vertelt directeur Hilde van Eldonk, die toen net op de school was begonnen. „We hadden niet goed door wat kinderen nodig hebben om te kunnen leren. Met name in de bovenbouw haakten leerlingen af. Ze vonden leren niet leuk. Het zweet stond leerkrachten op de rug.”

Er kwamen kinderen in groep vier die nauwelijks konden lezen, vertelt Vera Wolters. „Dan had je een taaltoets en zaten we die voor een stuk of zes kinderen aan de instructietafel voor te lezen.”

Van Eldonk gooide het roer om. De focus moest terug naar het lesgeven. Geen vergaderingen meer over organisatorische zaken. Niet de leerling, maar de leraar centraal, want: „Pas als die zijn werk goed kan doen, kan de leerling leren”, zegt ze. „Leerkrachten hebben het gevoel dat ze hun vak terug hebben. En leerlingen voelen zich fijner op school.”

In de kleuterklas leren leerlingen al klanken. Dat doen ze door letters te zoemen, ze te voelen (bij de rrr voel je het trillen bij je keel) en klankgebaren te leren. „Daar hebben ze veel baat bij, ook in groep drie”, zegt Wolters. „Met gebaren kunnen ze dan eigenlijk al lezen. ‘Kip’ bijvoorbeeld.”

„Als kinderen een klank voelen, trek je een geheugenspoor”, zegt Jenny Willems, lerares van groep drie. „Ze kunnen het dan sneller terughalen. Zo werkt het ook met schrijfletters. Als ze een letter meteen verbonden leren schrijven, worden ze betere lezers.”

De school stapte over naar de Expliciete Directe Instructie-methode en besteedt meer tijd aan technisch lezen. De lesmethodes zijn vernieuwd.

Bij de kleuters legt juf Vera drie kaartjes in het midden van de kring: een waarop de L vooraan staat, een in het midden, en een achteraan. „Nu ga ik een moeilijke vraag stellen. Waar staat de L hier?” Ze houdt een kaart omhoog met het woord ‘lamp’.

Dan komt er een schatkist in het midden vol voorwerpen. Een molen, dobbelsteen, pleister, blok. In tweetallen pakken de kinderen iets uit de kist dat ze bij één van de drie kaartjes moeten leggen – al naar gelang de ‘l’ voor, midden of achter zit.

Aan het eind van de les horen ze de L overal. In elkaars namen (Liv, Elin), in de naam van sommige opa’s en in het woord ‘letter’. En in de Labello die per ongeluk uit de zak van de juf valt.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.