Reportage

‘De dood komt als God het wil’

Levenseinde Hoeveel mensen van boven de 55 hebben een ‘persisterende doodswens’? Het kabinet liet recent een onderzoek doen. Maar hoe denken ouderen zelf over hun naderend levenseinde? Op reportage in buurthuis Gein in Amsterdam.

De gymclub van buurthuis Gein in Amsterdam-Zuidoost. ’s Woensdags doen er ook mannen mee.
De gymclub van buurthuis Gein in Amsterdam-Zuidoost. ’s Woensdags doen er ook mannen mee. Foto Olivier Middendorp

Twaalf vrouwen, de jongste is 60, de oudste 75. Ze hebben net onder leiding van juf Hanneke (66) een uur gegymd – „zo schuiven we de dood nog een beetje voor ons uit”, zegt een van hen – en nu drinken ze koffie in de huiskamer. Het is dinsdagochtend half elf in buurthuis Gein in Amsterdam-Zuidoost. Er zijn broodjes met kaas en croissantjes met jam, voor 1,50 euro mag iedereen hier komen ontbijten. De keuken, naast de huiskamer, zit helemaal vol.

Hoe wordt hier gedacht over het naderende levenseinde? Hoeveel zeggenschap willen ze over hun eigen dood? Het kabinet heeft laten onderzoeken hoeveel mensen van boven de 55 een ‘persisterende doodswens’ hebben zonder ernstig ziek te zijn en naar verwachting zal Tweede Kamerlid Pia Dijkstra van D66 in februari met een initiatiefwetsvoorstel over voltooid leven komen. Tot een nieuwe wet zal het onder dit kabinet niet leiden, daarvoor denken de coalitiepartners – VVD, CDA, D66 en ChristenUnie – er te verschillend over, maar de resultaten van het onderzoek zullen zeker invloed hebben op de politieke en maatschappelijke discussie. Ze worden deze donderdagmiddag bekendgemaakt.

De twaalf vrouwen van de gymclub vertellen eerst, veilig, over de dood van hun ouders, soms door euthanasie bij gevorderde kanker, vaker door een longontsteking op hoge leeftijd – daar tekenen ze allemaal voor, want als je je eraan overgeeft, glijd je vanzelf weg – totdat Els (60) opeens boos wordt en zegt dat het dáár niet om gaat. „Een en al begripsverwarring”, zegt ze. „We moeten het hebben over mensen die doodongelukkig zijn en geen uitweg weten. Welke hulp is er voor hen? En wat doe je als je zelf in die situatie komt?”

„De Heer”, zegt Caroline (73) na een korte stilte. „Ik wacht rustig tot de Heer me komt halen.”

„Ja”, zegt Els, nu weer vriendelijk. „Maar ik heb geen Heer.”

„Ik ook niet”, zegt Marion (70). „Wij hebben geen Heer meer.”

Geen euthanasie krijgen

Caroline, die haar leven lang in het schoonmaak- en kantinewerk heeft gezeten, is een van de Surinaamse vrouwen in de groep. „Ik heb de Heer gelukkig wel”, zegt ze tegen de niet-gelovige vrouwen. „Voor mij is sterven gemakkelijker dan voor jullie.”

„Dat is zo”, zegt Ineke (67). Zij was vroeger secretaresse. „Ik ben daar wel een beetje jaloers op. Wij moeten het allemaal zelf bedenken.”

Caroline staat op, ze heeft een afspraak bij de huisarts vanwege haar pijnlijke spieren – „maar ik geef niet op, ik blijf in beweging” – en de vrouwen praten over de mensen over wie Els het net had: de ongelukkigen die dood willen en geen euthanasie krijgen omdat ze niet aan de voorwaarden voldoen. Wat dan overblijft: stoppen met eten en drinken. Ze kennen allemaal wel iemand die dat gedaan heeft, en ze weten dat de huisarts je na een paar dagen morfine of wat anders geeft om je lijden te verzachten. Maar of ze dat zelf zo zouden willen? Nee, bedankt, liever niet. Doodgaan zonder ernstige ziekte, zeggen ze, zou gemakkelijker moeten zijn. Je zou in elk geval de zekerheid moeten hebben dat je er zelf over kunt beslissen.

Lees ook: Afzien van euthanasie, kan dat nog?

En dan begint Marion, die veertig jaar maatschappelijk werkster is geweest, over eenzaamheid. „Ik denk dat dat het echte probleem is”, zegt ze. „Ik heb zo veel eenzaamheid gezien in mijn leven. Er is niets dat mensen zo ongelukkig maakt.”

„Daar ben ik het helemaal mee eens”, zegt Paula (72), die in de thuiszorg heeft gezeten en veel sterfbedden heeft meegemaakt. „Eenzame mensen verliezen alle levenslust. Ze gaan piekeren. Het is niet per se dat ze dood willen. Ze willen dat eenzame leven niet.”

Paula gaat door over mogelijke oplossingen en dat is níét de oplossing die de overheid propageert: mensen zo lang mogelijk thuis laten wonen met mantelzorg en „iemand die ’s morgens de steunkousen komt aantrekken en een ander iemand die ’s middags de pillen komt brengen, zonder tijd voor een praatje.” Wat Paula ook niet ziet zitten: kinderen die voor hun oude ouders moeten zorgen. Haar oma woonde vroeger bij hen in, zegt ze, en het was een verschrikking.

„Je wilt het zelf ook niet”, zegt Marion, de voormalig maatschappelijk werkster. „Je wilt niet afhankelijk zijn van je kinderen.” Háár oplossing, en ook die van Paula en de andere vrouwen, is even ouderwets als eenvoudig: de verzorgingshuizen, in 2015 opgeheven, moeten terug. „Gewoon een huis waar je met andere mensen kunt wonen”, zegt Marion. „Dat je niet in je eentje op je dood zit te wachten.”

Achter de lichtpaarse deur in buurthuis Gein is de knutselruimte. Daar zitten negen vrouwen cirkeltjes te schilderen aan tafels die staan opgesteld in een U-vorm. Het worden mandala’s, zegt Freda (74). Patronen die in de Tibetaanse kunst worden gebruikt om de kosmos uit te beelden. Hoe denkt zij over de dood? „Morgen komt er een vriend langs”, zegt ze. „We gaan samen een poeder uit Zwitserland bestellen, waarmee we er een einde aan kunnen maken.” Niet meteen – „nee zeg” – misschien ergens in de toekomst. „Ik ben de afgelopen week een beetje verkouden geweest, verder heb ik niets. Ik slik niet eens medicijnen.” Aan de huisarts heeft Freda uit voorzorg een ketting met ‘niet reanimeren’ gevraagd. „Daar wacht ik al een halfjaar op.”

Alvleesklierkanker

De vrouwen van de knutselgroep willen nog lang niet dood. Maar ze willen wél kunnen kiezen voor een leven zonder lijdensweg aan het einde. Freda verloor haar moeder eind jaren zeventig aan alvleesklierkanker, en haar zus overleed niet lang geleden aan dezelfde ziekte. „Mijn moeder gleed in een coma en stierf. Maar bij mijn zus zag ik dat de wetenschap al veel verder was. Doordat ze eten kreeg via een sonde bleef ze maar leven. Daarmee werd haar lijden verlengd.” Freda’s zus had haar toevertrouwd dat ze er eigenlijk al eerder een einde aan wilde maken, maar dat ze het niet durfde te bespreken met haar man. Die wilde haar liever ziek dan dood.

„Ik heb net een hartoperatie achter de rug”, zegt Astrid (80), een van de andere vrouwen. „Vier maanden terug. Drie bypasses. Dat is nogal wat, op mijn leeftijd.”

„Nogal, ja”, zegt Freda, die weer over haar cirkeltjes gebogen zit.

In de jaren zestig voerde Astrid actie voor de legalisering van abortus, kort daarna voerde de dokter een illegale abortus bij haar uit. „Die dokter was zo heilig als poppenstront.” Ze had twee kinderen en vond dat al zwaar genoeg. Soms vraagt ze zich af: „Stel dat er een goddelijke macht is, word ik dan gestraft?” Maar naar de kerk gaat ze alleen met Kerst en Pasen. „Een mooie poppenkast.” Ze vindt dat mensen zelf moeten kunnen bepalen wanneer ze dood willen. Vlak voor de hartoperatie vroeg ze aan haar dochter of die een kussen op haar gezicht wil duwen als ze ooit een kasplantje mocht worden. „Dat had ik natuurlijk nooit moeten doen”, zegt ze. „Nu zit zij met de verantwoordelijkheid.”

In het verleden is ze meermaals depressief geweest. „Na mijn scheiding voelde ik me een afgedankte dweil.” Ze dacht veel aan de dood en overwoog ook wel om er een einde aan te maken. Maar na verloop van tijd werd ze toch weer gelukkig en was ze blij dat ze het niet gedaan had. Wat nou als depressieve mensen er met een laagdrempelige voltooid levenwet te snel een einde aan maken? „Die zijn dan toch al hemelen, dan weet je niet meer of het beter wordt.”

Jettie (78), die naast Astrid zit, schudt haar hoofd. „Alleen Nederlanders praten zo veel over de dood”, zegt ze. Ze is Surinaamse. „Het komt gewoon als God het wil.” Toch was zij zelf onlangs bij een voorlichtingsavond over een vrijwillig levenseinde. „Ik was uitgenodigd. De zaal was helemaal blank, behalve ik”, vertelt ze. Ze heeft vooral onthouden wat een dokter zei over reanimeren: dat het ook goed kan aflopen. Jettie praat nooit over de dood. „Je denkt erover, dat wel. En vanavond neem ik dit onderwerp mee naar bed.”