Foto Merlijn Doomernik

Interview

‘Het overkomt me nog maar een paar keer per jaar dat iemand overlijdt op de operatietafel’

Zorg Hoogleraar traumachirurgie Frank Bloemers (50) ziet dagelijks de gevolgen van verkeersongelukken en geweld. „Traumachirurgen zijn onverschrokken.”

Een maandagochtend in 1988, de geneeskundefaculteit van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Op een tafeltje bij de ingang van de collegezaal staan glazen water klaar. Hoogleraar chirurgie Pim Brummelkamp (1928-2010) heeft de sardonische gewoonte om tijdens zijn eerste college aan eerstejaars geneeskundestudenten een diaserie te vertonen van patiënten met de meest bloederige verwondingen. Afgerukte ledematen, mensen die onder de tram gelegen hebben, steekwonden. Altijd gaan er wel een paar studenten van hun stokje. Dat geldt niet voor Frank Bloemers. Hij is dat jaar zonder bovenmatig veel enthousiasme aan zijn studie geneeskunde begonnen, maar die ochtend wordt het vuur alsnog in hem ontstoken.

Na de middelbare school had hij „gewoon maar meegeloot” voor geneeskunde, vertelt Bloemers in zijn kantoor in het Amsterdam UMC, niet ver van de operatiekamers. Hij hield ervan om met zijn handen bezig te zijn. Als kind wilde hij eigenlijk architect worden, maar een bepaalde missie had hij niet, noch een vastomlijnd plan. „Ik was ook niet echt een heel ijverige leerling.” Maar toen kwam dat college van Brummelkamp. „Ik zat met een groepje jongens achterin. Terwijl er al vijf, zes medestudenten flauwgevallen waren, zeiden wij tegen elkaar: ‘wat gaaf!’ Ik wist meteen: dít wil ik gaan doen: letsels opereren.”

Sinds maart vorig jaar is Frank Bloemers (50) hoogleraar traumachirurgie aan het Amsterdam UMC, op 20 december hield hij zijn oratie. Hij vindt zijn vak nog altijd het mooiste wat er is. Zonder gêne noemt hij traumachirurgie ‘de top’ binnen de geneeskunde. „Traumachirurgen staan er altijd. Dag en nacht. We zijn breed georiënteerd, we richten ons niet op één deel van het lichaam maar op alle functies, van ademhalen tot lopen. Én wij reconstrueren kapotte lichaamsdelen. Voor welk andere medisch specialisme geldt dat?” Later zal hij zeggen: „Traumachirurgen zijn onverschrokken. Ze aarzelen niet. Toen Artis mij belde om te vragen of ik met spoed de slurf van een jonge olifant wilde opereren, zei ik meteen ‘ja’. Mijn collega’s zouden hetzelfde gedaan hebben. Bij de grote overstroming van het VUmc een paar jaar geleden [in 2015, veroorzaakt door gesprongen leidingen] stonden de traumachirurgen vooraan om te helpen. Vaatchirurgen en buikchirurgen weten dan niet wat ze moeten doen. Dat is kennelijk toch een ander type mensen.”

OK-medewerkers roemen Bloemers’ kalmte en ‘positieve vibe’ in de operatiezaal, waar hij leiding geeft aan het traumateam. Er zijn chirurgen die nog weleens foeteren als iets niet gaat zoals ze willen. Op de vraag hoe het hem lukt in die hectische situaties altijd ontspannen te blijven, antwoordt hij met een grijns: „Ik sta boven de stof. Tadic [Dusan Tadic, speler van Ajax] loopt ook niet te vloeken op het veld.”

Nu doen we alleen het noodzakelijke om iemand in leven te houden. Stabiliseren, damage control

Frank Bloemers

Achteraf gezien zou je kunnen zeggen dat het er misschien toch altijd wel ingezeten heeft. Bloemers woonde de eerste jaren van zijn leven aan de Weesperzijde in Amsterdam, om de hoek bij de ambulancedienst van Broeder de Vries. Daar ging hij als vierjarige op zijn skelter naartoe om te kijken naar de ziekenwagens die in- en uitreden. Zijn vader was radioloog, én hij hield van knutselen. Als scholier zette hij een Rietveldstoel in elkaar. Die staat nog altijd bij hem in de woonkamer. In Broek in Waterland, waar hij met zijn ouders en zusjes naartoe verhuisde, woonden ze aan een meer. Met een paar lakens bouwde hij een roeiboot om tot zeilboot, en strandde ver van huis. Een stoere jongen, die op zijn twaalfde kinderen die dreigden te verdrinken zonder pardon aan hun been uit het water trok. Nu verwijdert hij de gescheurde milt van een motorrijder die na een zwaar verkeersongeluk dreigt dood te bloeden. Rits, rats, buik opensnijden, milt eruit halen. „Binnen enkele minuten ligt hij in het bakje.”

Over die koelbloedigheid zegt zijn vrouw Astrid Wewerinke: „Frank wordt kalm als anderen in paniek raken.” Afgelopen zomer stonden ze met de auto compleet vast in een drukke, smalle winkelstraat in een dorpje in Toscane. Bloemers reed doodgemoedereerd stapvoets achteruit tot ze weer verder konden. „Ik denk dan wel: ‘als er maar geen politie aankomt,’ maar verder doet het me niks, nee.” Maar – Bloemers zal het een paar keer benadrukken – hij zoekt het gevaar niet op. „Ik heb nog nooit wat gebroken.” En zolang hij het voor het zeggen heeft, rijden zijn drie zoons (nu zes, tien en twaalf) geen motor of scooter. En een trampoline komt er ook niet in. Daar heeft hij te veel narigheid mee gezien.

Ballerina’s en Ajax-spelers

Voor we gaan denken dat traumachirurgie alleen gaat over levensreddende handelingen: tot Bloemers’ patiënten behoren ook de danseres van het Nationaal Ballet die haar pink gebroken heeft, en de Ajax-speler bij wie de schouder uit de kom is geschoten tijdens een wedstrijd. Met Ajax heeft Bloemers een speciale band. Elke thuiswedstrijd zit hij op de tribune, als supporter, vaak met zijn zoons, of met een stel collega’s. Maar hij zit er ook als arts. Al zo’n kwart eeuw adviseren specialisten van het VUmc, nu onderdeel van Amsterdam UMC, de medische staf van Ajax. Bloemers is altijd bereikbaar voor de spelers, ook ’s avonds en in het weekend. En ook als het niet heel erg acuut is, zeg maar. Zijn vrouw verbaast zich hier weleens over, maar zelf vindt hij het een eer, als Ajacied, om dienstbaar te kunnen zijn aan de club.

Dus nee, het gaat niet altijd om patiënten die op het randje van de dood zweven en door hem en zijn traumateam weer op de been geholpen worden. En het cowboy-achtige – het snel nadenken en hup, buik of borst opensnijden – is sowieso maar één kant van de traumachirurgie. Weten wanneer je moet stoppen, is net zo belangrijk. Bloemers: „‘Goed, beter, klote’, zeggen wij dan, op z’n Amsterdams. Ter illustratie vist hij uit een kartonnen doos onder de kapstok, waaraan zijn pasverworven toga hangt te glimmen, een stuk van een skelet, een onderbeen met voet. Hij wijst naar een botje in het enkelgewricht. „Bij een verbrijzelde enkel reconstrueren we onder meer dit stukje. Er moeten schroeven in, voor, achter. Plaatje links. Op een gegeven moment is het goed, op een klein oneffenheidje na. Je haalt het er weer uit om het helemaal mooi te krijgen, maar dan blijkt het hele stukje eruit te kukelen en verpruts je het gewoon.”

Lees ook de recensie van Het lichaam. Een reisgids: Een heerlijk boek over het menselijk lichaam (●●●●)

De grote vooruitgang van de traumachirurgie van de afgelopen twintig jaar ligt volgens Bloemers ook op dit vlak. Niet grootse nieuwe technieken hebben het vak verder gebracht, maar: minder doen. „Vroeger stond je vaak een hele nacht te opereren als een patiënt zwaargewond binnenkwam. Nu doen we alleen het noodzakelijke om iemand in leven te houden. Stabiliseren, damage control. De rest komt later. Daarmee zijn de overlevingskansen enorm gestegen. Het overkomt me nog maar een paar keer per jaar dat iemand overlijdt op de operatietafel.”

Er is dus meer dan de adrenaline en de dynamiek van de operatiezaal. Zo hoort het begeleiden van patiënten tijdens hun revalidatie ook bij Bloemers’ werk, en daar schept hij evenveel voldoening in als in het opereren. Dat zorgzame zit ook in hem, zegt hij. „Laatst hadden we een grote brand in de straat, we stonden allemaal buiten, en dan denk ik: ‘kan ik wat doen? Moeten we ons huis niet openstellen voor mensen om koffie te drinken?’”

Schotwond in het hart

Maar de ‘cowboyverhalen’ zijn natuurlijk wel de mooiste. Zoals die keer dat Bloemers werd opgepiept met de mededeling: „Over vijf minuten komt er een patiënt binnen met meerdere schotwonden.” Een jongeman die, naar we later hoorden, door een bekende met een machinegeweer was beschoten. Bloemers: „Hij kwam aan met het helikopterteam, doorzeefd met kogels. Hij was nog aanspreekbaar toen hij binnenkwam, maar werd snel slechter. Ik besloot ter plekke zijn borstkas open te maken en hij bleek een schotwond in zijn hart te hebben. Ik heb met mijn vinger het gat dichtgehouden, gehecht, een paar keer knijpen in het hart en toen deed ie het weer. Hij was ook door zijn long geschoten, zijn armen waren kapot. Hij heeft een paar weken op de intensive care gelegen. Maar wonderbaarlijk genoeg heeft hij er niets aan overgehouden. Hij komt nog weleens langs om gedag te zeggen.”

Lees ook: Chirurg snijdt straks in een hologram

Natuurlijk gaat het niet altijd zo voorspoedig. Soms overlijdt een patiënt, anderen zijn blijvend invalide. Verkeersongelukken, geweld, zelfmoordpogingen, het komt allemaal dagelijks voorbij. Maar hij neemt het niet mee naar huis, zegt Bloemers. „Ik kan goed loslaten. Waar ik weleens aan denk, thuis, is hoe het zal gaan bij een grote terroristische aanslag. We zijn uitstekend voorbereid, maar toch. Die druk voel ik wel. Maar dat is niet zo vreemd. Ajax 1 is ook zenuwachtig voor die belangrijke wedstrijd.”