Bij de aankoop van Eneco is het oorlogsverleden van Mitsubishi onverwachts een probleem geworden. De 44 gemeenten die Eneco bezitten, willen dat het Japanse bedrijf in gesprek gaat met slachtoffers van dwangarbeid in de Tweede Wereldoorlog. Dat schrijft dagblad Trouw maandag.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54297200-59d269.jpg)
In de Tweede Wereldoorlog werd een geschat aantal van 7.300 Nederlandse krijgsgevangenen naar Japan verscheept vanuit Nederlands-Indië. Daar werden ten minste 661 van hen als dwangarbeider tewerkgesteld, onder andere in mijnen en op scheepswerven van Mitsubishi Mining en Mitsubishi Heavy Industries. Dat waren onderdelen van het conglomeraat Mitsubishi, opgericht in 1870. Elf van deze dwangarbeiders leven nog.
Eind vorig jaar werd bekend dat het Japanse bedrijf Eneco voor 4,1 miljard euro wil overnemen van de 44 gemeenten. De grootste aandeelhouders zijn de gemeenten Rotterdam en Den Haag.
Opgesplitst
Het is nog onduidelijk of Mitsubishi het gesprek zal aangaan. In reactie op vragen van Trouw schreef een woordvoerder dat Mitsubishi Corporation pas in 1954 is opgericht. Na de oorlog werd het originele conglomeraat onder druk van de Amerikanen opgeknipt in kleinere bedrijven. Een deel daarvan fuseerde in 1954 tot het huidige Mitsubishi Corporation. Zij delen een logo en de top komt wekelijks bijeen voor overleg.
In het verleden zijn Mitsubishi-bedrijven in vergelijkbare zaken tot excuses en schadevergoeding gedwongen, onder andere door Zuid-Korea. Daarbij werd bepaald dat er schadevergoedingen moesten betaald worden aan mensen die tijdens de oorlog als dwangarbeider hadden gewerkt.