Het was „de grootste bedreiging voor de maatschappelijke vrede”. Een onoverbrugbare tweedeling dreigde te ontstaan tussen autochtonen en migranten – de laatste groep weggezakt in de onderklasse, zonder diploma, zonder werk, de taal niet sprekend. En de politiek liet het gebeuren.
Dat stelde publicist Paul Scheffer in zijn essay ‘Het multiculturele drama’, precies twintig jaar geleden verschenen in NRC. Weinig essays hebben zó’n invloed gehad op het publieke en politieke debat in Nederland. Na de aanslagen op het World Trade Center op 9/11, na de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh – steeds werd ernaar verwezen. Scheffer zou de spanningen tussen culturele groepen hebben voorspeld. Hij wordt gezien als ‘geestelijk vader’ van het debat over de multiculturele samenleving. Eerst was er Scheffer, klonk het vaak in beschouwingen, toen Pim Fortuyn en toen Geert Wilders.
Heeft zich in de afgelopen twintig jaar een drama voltrokken? Is er een onoverbrugbare tweedeling ontstaan?
NRC trok door Nederland om te kijken hoe mensen met verschillende achtergronden nu samenleven en over elkaar denken. We bezochten buurten in Delfzijl, Doetinchem, Lelystad en Nieuwegein waar ongeveer evenveel mensen met een niet-westerse migratieachtergrond wonen (13,8 procent) als er gemiddeld in Nederland zijn (13,7 procent). We gingen naar plaatsen waar vrijwel geen enkele migrant is, zoals een buurt in het Brabantse Schaijk (2,3 procent) en in het Drentse Beilen (4,3 procent). En we kwamen op plaatsen waar autochtone Nederlanders een minderheid zijn, zoals de Haagse Schilderswijk (16 procent autochtonen) en Tilburg-Noord (49,6 procent).
We zagen er hoe vanzelfsprekend de multiculturele samenleving is in winkelcentra en op schoolpleinen. We hoorden optimisme bij ouders die zelf niet bevriend zijn met Nederlanders met een migratieachtergrond, maar dat wel zien bij hun kinderen. Veel mensen die we spraken noemden migranten een verrijking en nieuwkomers redelijk goed geïntegreerd.
Maar we hoorden ook onbegrip en onvrede bij autochtone Nederlanders, angst dat ‘het er te veel worden’, het gevoel de grip op de samenleving te verliezen. En pogingen om niet álles te laten verdwijnen, zoals bij Cor van der Laan (56) uit Dwingeloo, die niet gelovig is maar wel lid is van de plaatselijke kerk, want: „Het gaat mij om het gebouw.”
We spraken Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond die zich hier thuis voelen en toch ook uitsluiting ervaren, die het gevoel hebben het nooit écht goed te doen, nooit écht als Nederlander erkend te worden. Maar die zich wel Nederlands voelen – en ja, ook Marokkaans, Turks of Antilliaans. Of Palestijns, zoals Fouad Salameh (76). Hij trouwde met een Nederlandse, woont bijna dertig jaar in Nederland en wordt nog altijd aangesproken alsof hij de taal niet verstaat. „Dan komt iemand dicht bij me staan en gaat luid praten of duidelijk articuleren. Dingen uitleggen die ik heus wel snap. Die mensen twijfelen aan mijn intelligentie.”
De multiculturele samenleving is mislukt, zegt de een. Welnee, die is vanzelfsprekend, zegt de ander. Zeker is: Nederland ís een multicultureel land. Er is bijna geen plek meer waar dat niet te zien is: van een bushalte in Sliedrecht waar een Algerijnse vrouw videobelt met haar familie tot de straat in Beilen waar een Syrische jongen door fietst, van een kebabzaak in een buitenwijk van Assen tot het schap met Poolse producten in supermarkten.
Maar is het ook een sámenleving?
Snelle emancipatie
Als je alleen kijkt naar sociaal-economische cijfers is van een drama geen sprake. Nederlanders met een niet-westerse achtergrond hebben zich de afgelopen twintig jaar in ongekend tempo geëmancipeerd. De multiculturele onderklasse die Scheffer vreesde, groepen met veel taalachterstand die veelal leven van bijstand, bestaat vooral uit relatief kleine groepen Eritreeërs en Somaliërs.
Tal van achterstanden zijn deels ingelopen. Het aantal Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond dat alleen de basisschool heeft afgemaakt, is in vijftien jaar gehalveerd. Het aantal dat een academische master haalde, is verdubbeld. Eén op de drie leerlingen met een Marokkaanse achtergrond gaat naar havo of vwo (bij autochtonen ruim de helft) – in 2005 was dat nog één op de vijf. Schooluitval is drastisch teruggebracht, er zijn procentueel minder meisjes met een Turkse of Marokkaanse achtergrond zonder startkwalificatie dan autochtone jongens.
Vrouwen met een niet-westerse achtergrond krijgen langzaamaan bijna even weinig kinderen als autochtone vrouwen – en tweede-generatievrouwen in 2017 bijna één kind minder dan eerste-generatievrouwen in hetzelfde jaar. Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond doen steeds meer vrijwilligerswerk, nog iets minder dan autochtonen, maar meer dan twintig jaar geleden en meer dan vergelijkbare migrantengroepen in andere Europese landen.
Er werken meer Nederlanders met een Turkse en Marokkaanse achtergrond dan ooit tevoren. In 2003 had ongeveer de helft betaald werk, nu rond de zes op de tien. „Arbeidsmarkt-emancipatie volgt op betere schoolprestaties”, zegt onderzoeker Ruben van Gaalen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). „In het Nederlandse onderwijs ligt veel nadruk op het meekrijgen van achterblijvers. Het stelsel nivelleert en verheft. Scholen in achterstandswijken krijgen ook meer geld. Het is dus logisch dat de tweede generatie het beter doet dan de eerste.”
Migrantengroepen werden wel harder geraakt door de economische crisis van 2008 en deden er langer over uit het dal te klimmen. „Ook als je rekening houdt met verschillen in kenmerken als opleiding en ervaring, zijn de kansen op werkloosheid bij migrantengroepen veel groter dan bij autochtonen”, zegt Jaco Dagevos, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en hoogleraar integratie en migratie aan de Erasmus Universiteit. „Ondanks het gestegen opleidingsniveau blijft de hoge werkloosheid en gevoeligheid voor conjuncturele schommelingen een groot probleem. Dat is een hardnekkige achterstand.”
De criminaliteit daalt, ook onder Nederlanders met een niet-westerse achtergrond. Wel zijn zij in de criminaliteitscijfers nog altijd oververtegenwoordigd. Corrigeer voor alles wat te corrigeren valt – onderwijsniveau, sekse, sociaal-economische status – dan nog blijft de helft van het verschil met autochtonen in criminaliteitscijfers onverklaarbaar. En de tweede generatie is crimineler dan de eerste – vooral jongens van Marokkaanse herkomst. „De tweede generatie leeft tussen twee sterk verschillende culturen: die van het land van herkomst en die van het land waarin ze wonen. Dat kan leiden tot conflicten en problematisch gedrag, met name bij jongeren. Culturele dissonantie noemen criminologen dat”, zegt CBS-onderzoeker Van Gaalen.
Wrijving en vervreemding
Afgezien van de hardnekkige verschillen in werkloosheid en criminaliteit zou je kunnen denken: Nederland is een multicultureel succesverhaal. Migranten geemancipeerd, integratie geslaagd.
De realiteit is anders. Als je verder kijkt, naar hoe we mét elkaar leven, zie je ook wrijving en vervreemding.
Zelden is er échte diepgang, horen we in de wijken die we bezoeken. Mensen komen elkaar tegen op school, op straat, in de supermarkt en op de sportclub, maar het contact blijft vaak vluchtig. Het is ook meestal niet dat mensen geen diepgaander contact wíllen. Maar het gebeurt gewoon amper.
En als er contact is, is er vaak ook onbegrip. Omdat „ze” nooit op tijd kunnen komen, zegt een Nederlandse vrouw in Schaijk. Omdat „zij” rare ideeën hebben over bijvoorbeeld het eten van vlees, zegt een Nederlandse vrouw in Delfzijl. En omdat het vervelend is om steeds als er wat gebeurt in Turkije het gevoel te krijgen je tegenover collega’s te moeten verantwoorden, zegt de in Nederland geboren 26-jarige Safiye Inci uit Delfzijl.
Op haar werk als analist in een laboratorium, zegt Inci, past ze zich aan. „Ik ben anders als ik met familie of met Turkse vriendinnen ben. We praten over andere dingen, maken andere grappen. Maar ik voel me wel in allebei die werelden thuis.” De Syrische Koerd Hevda Shekho (34) zegt in Doetinchem over die cultureel verschillende werelden: „Mijn tienjarige dochter begint straks met puberen, dan moet ik haar leren over grenzen met jongens. Die zijn bij ons wat strenger. Maar ik kan ook niet té streng zijn, want dan raak ik haar kwijt.”
Als ze geen moslim is, dan moet mijn zoon kiezen: zijn familie of zijn vriendin
Ouasima Chentouf (35) Tilburg
De nauwste binding, gemengde huwelijken, komt nog even weinig voor als twintig jaar geleden. Minder dan één op de tien huwelijken van Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond is met iemand van buiten de eigen groep. Wat als je zoon thuiskomt met een Nederlandse vrouw? De 35-jarige Marokkaans-Nederlandse Ouasima Chentouf in Tilburg: „Dat zou ik heel moeilijk vinden. Maar als ze islamitisch is, dan is het goed. Als ze geen moslim is, dan moet mijn zoon kiezen: zijn familie of zijn vriendin.” Wat als je dochter thuiskomt met een Turkse of Marokkaanse jongen? De 54-jarige accountant Bert van der Heijde uit Schaijk: „Dat is toch alsof je kind lesbisch of homo is, dan denk je wel even: oh.”
Veel wrijving is terug te voeren tot geloof, of specifieker: de islam. Net toen in Nederland de kerken leeg liepen, kwamen honderdduizenden moslims naar Nederland. De meeste moslims vinden dat autochtone Nederlanders geen respect hebben voor de islamitische cultuur. Dat is wederzijds: de meeste Nederlanders vinden dat de meeste moslims geen respect hebben voor de Nederlandse cultuur. Islamitische Turkse en Marokkaanse Nederlanders ervaren het maatschappelijke klimaat in Nederland als negatief, blijkt uit SCP-onderzoeken, soms zelfs als vijandig.
Integratieparadox
Je kunt niet zeggen dat in Nederland sprake is van parallelle samenlevingen, zeggen onderzoekers van het CBS en SCP. Vrijwel niemand – autochtoon en migrant – heeft nóóit contact buiten de eigen groep. Etnische enclaves zijn er niet. Geen zwarte getto’s, zoals in Amerika. Geen totaal verpauperde banlieues, zoals in Frankrijk. Er zijn wel wijken waarin alle culturele groepen een minderheid zijn, zoals de Haagse Schilderswijk, waar ruim 80 procent van de inwoners een niet-westerse migratieachtergrond heeft. In Rotterdam, Amsterdam en Den Haag hebben inmiddels meer inwoners wel een migratieachtergrond dan geen. Geen enkele groep vormt een meerderheid.
„Juist Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond hebben nu meer contact met mensen met andere achtergronden dan twintig jaar geleden”, zegt SCP-onderzoeker Willem Huijnk. „Daar waar de eerste generatie zich vooral Turks voelt, voelt de tweede generatie zich vaker Turks en Nederlands. Maar ook voor de tweede generatie geldt dat het grootste deel zich sterker Turks dan Nederlands voelt.”
Inci in Delfzijl wappert op bruiloften met Turkse en Nederlandse vlaggen, maar: „Ik voel meer bij de Turkse vlag.” Ze vindt het wel „eerlijk” als de Nederlandse vlag ernaast hangt. „Ik waardeer het dat ik hier ben.” De Tilburgse Chentouf voelt weinig bij haar identiteitsdocument: „Een rood [Nederlands] of groen [Marokkaans] paspoort bepaalt niet wie ik ben.” Maar ze heeft wel voor haar hier geboren zoontje ook de Marokkaanse nationaliteit aangevraagd. Waarom, kan ze eigenlijk niet uitleggen.
Wellicht nog sterker leeft het gevoel geen van beide te zijn. Híer een Marokkaan, dáár een Nederlander. „In Turkije noemen ze me een ‘Almanci’, Duitser, de term die ze gebruiken voor Europese Turken”, zegt Inci. „En hier noemen ze me een Nederlander met een migratieachtergrond. Ik zit ertussenin.”
Juist degenen die het sterkst geïntegreerd zijn, de hoogste opleidingen en de beste banen hebben, voelen volgens SCP-onderzoek vaak een sterke afkeer van Nederland. Dat noemen onderzoekers de ‘integratieparadox’. Juist die groep, die de meeste contacten heeft met autochtonen, zegt de meeste discriminatie en uitsluiting te ervaren. Het gevoel dat je, hoewel je alles gedaan hebt wat van je geëist werd, toch niet als volwaardig meetelt.
Dat, zou je kunnen zeggen, is het werkelijke multiculturele drama: hoe sterker migrantengroepen zich emanciperen, hoe feller een deel van de autochtonen zich verzet. En hoe groter de teleurstelling bij Nederlanders met een migratieachtergrond over het gebrek aan werkelijke acceptatie. In abstracte zin eist de ontvangende samenleving integratie – vecht je in! – maar als het zover is, volgt weerstand. En juist wie zich emancipeert, zich bemóeit met de samenleving omdat hij zich daarbij betrokken voelt, merkt daar het meeste van.
De steun voor de multiculturele samenleving onder autochtonen nam de afgelopen jaren af. In 2006 vond driekwart het ‘goed’ als de samenleving bestaat uit mensen van verschillende culturen, in 2015 gold dat voor minder dan zeven op de tien. Iets minder mensen vinden dat er te veel andere nationaliteiten in Nederland wonen: in 2004 vond de helft dat, elf jaar later is dat vier op de tien.
We worden toeristen in ons eigen land
Mirjam Willems (55) Tilburg
Integreren, dat moet vooral de ander doen. Ruim de helft van de autochtonen vindt dat Nederlanders met een migratieachtergrond te weinig doen om te integreren. Omgekeerd vindt de tweede generatie – hier geboren, Nederlander – dat autochtonen een stap in hún richting moeten zetten. Zo zegt de 20-jarige Jadson, hij heeft een Antilliaanse achtergrond, in Tilburg: „Het probleem is dat zij [autochtonen] zich niet willen aanpassen aan nieuwe groepen.” Een paar meter verderop zegt de 55-jarige Mirjam Willems dat ze het idee heeft dat zíj zich moet aanpassen aan nieuwkomers.
Veel komt samen in de discussie over Zwarte Piet, waar vrijwel alle autochtonen die we spreken zelf over beginnen als voorbeeld van hoe Nederland door de komst van migranten verandert. Zo zegt de 55-jarige Ellie Groense in Delfzijl: „Alles staat ineens op de helling.” „We worden toeristen in ons eigen land”, zegt Tilburger Willems, ze noemt Zwarte Piet en kerst tradities die onder druk staan. Je hoeft om goed geïntegreerd te zijn geen kerst of Sinterklaas te vieren, zegt de 67-jarige Annie Spierings in Schaijk. „Maar je moet er ook geen commentaar op hebben. Ik ben zelf tegen carnaval, dat feest wordt hier groots gevierd. Maar ik zeg er niks over.”
Veel Nederlanders met een migratieachtergrond die zich verbonden voelen met de Nederlandse samenleving willen wél kunnen meepraten, juist over oude tradities die hen pijn doen. De Nederlandse cultuur is door vijf decennia migratie veelkleuriger en veelstemmiger geworden.
Vlak nadat Maxime Verhagen in 2011 als vicepremier de multiculturele samenleving „mislukt” had genoemd en Nederland „te veel verwaterd”, gebruikte acteur Nasrdin Dchar het winnen van een Gouden Kalf om gelijkwaardigheid op te eisen. Op het podium zei hij: „Ik ben Nederlander, ik ben trots op mijn Marokkaanse bloed, ik ben een moslim, en ik heb een ‘fokking’ Gouden Kalf in mijn hand.”
Gedeelde identiteit
Paul Scheffer hoopte dat er een nieuwe gedeelde, multiculturele identiteit zou ontstaan. Soms lijkt daar sprake van. In de muziek van rapper Ronnie Flex speelt zijn culturele achtergrond (zijn moeder is Surinaams) geen rol. Bij de rouw om de doodgeschoten rapper Feis en het verdriet om de hartstilstand van voetballer Nouri (beiden van Marokkaanse afkomst), oversteeg de gedeelde emotie de culturele verschillen, net als bijvoorbeeld bij de vreugde om het kampioenschap van Feyenoord in 2017.
Vaker lijkt de erkenning van verschil te leiden tot een ontkenning van de noodzaak van gemeenschappelijkheid, van de gemeenschapszin waar vrijwel iedereen – autochtoon en met een migratieachtergrond – volgens SCP-onderzoek naar snakt.
De verschillen zijn minder groot dan mensen vaak zelf denken. SCP-onderzoek naar gevoelens over de Nederlandse identiteit laat zien dat Nederlanders met een migratieachtergrond die identiteit niet wezenlijk anders definiëren dan autochtonen. Het gaat om vrijheid, democratie, normen en waarden, bepaalde symbolen en tradities.
Dat gedeelde gevoel is wat historicus Benedict Anderson een ‘verbeelde gemeenschap’ noemde: het sociale construct waarin mensen zich vanzelfsprekend verbonden voelen, onderdeel van dezelfde (nationale) gemeenschap. Je kunt het niet per se uitleggen, maar voelt wie en wat erbij hoort – en wie en wat niet.
Het aantal mensen met een migratieachtergrond nam de afgelopen twintig jaar met bijna de helft toe, naar ruim vier miljoen – van wie iets meer dan de helft een niet-westerse achtergrond heeft. Dat blijft zo: volgens de meest recente bevolkingsprognose van het CBS komen er de komende tien jaar nog eens honderdduizenden migranten bij.
Ontegenzeggelijk verandert Nederland daardoor. Het land dat de Syriërs in 2015 aantroffen, was een ander dan het land dat decennia eerder de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders verwelkomde.
Die gastarbeiders bleven, zoals ook veel Polen niet terug blijken te gaan. Toch lijkt er nog steeds een mythe van terugkeer te leven, bij nieuwkomers én bij de ontvangende samenleving. Die mythe wordt in stand gehouden als de premier in de zomer van 2016, nadat Turks-Nederlandse jongeren bij een demonstratie een cameraman hebben belaagd, ‘pleur op!’ roept tegen hen. En die mythe blijft ook in stand zolang de migrant blijft dromen van terugkeer naar een land dat hij decennia geleden verliet of waar hij zelf niet eens geboren is, zoals een 25-jarige Turkse Rotterdammer die ‘terugging’ naar het land van zijn ouders om een sportschool te openen.
De vraag is niet óf Nederland verandert, maar hoe – en hoe politici die verandering begeleiden, hoe autochtonen zich thuis kunnen blijven voelen, hoe Nederlanders met een migratie-achtergrond zich gelijkwaardig kunnen voelen. Er kán zich een nieuwe identiteit vormen die door iedereen wordt gedeeld. De al twintig jaar durende politieke en maatschappelijke discussie over de multiculturele samenleving, deels aangewakkerd door Scheffers essay, zou een onderdeel van die identiteitsvorming kunnen zijn. Wat betekent ‘Nederlandse cultuur’ in een geglobaliseerde wereld, in een diverser wordende samenleving?
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2000/01/illustratie.png)
Maar een breed gedeeld antwoord lijkt nog niet in zicht. De Nederlandse politieke identiteit, schrijven de SCP-onderzoekers, „zal een kruispunt worden van verschillende, soms tegenstrijdige oriëntaties in een toenemend conflictueus wereldbestel”.
Hoe veelkleuriger Nederland wordt, hoe scherper, veelzijdiger en dubbelzinniger die identiteitsvorming kan verlopen. En hoe sterker nieuwe groepen zich emanciperen, hoe groter de wederzijdse vervreemding soms kan aanvoelen. De geschiedenis van immigratie, schreef de Amerikaanse migratiehistoricus Oscar Handlin begin jaren vijftig al, „is de geschiedenis van vervreemding en de gevolgen daarvan”.
Daar staat tegenover dat bij veel burgers de sterke wens leeft wél samen te leven, zonder polarisatie – het blijkt keer op keer uit SCP-onderzoek en wij zagen het ook in de wijken.
Zo haalde de Tilburgse Mirjam Willems, die zich soms „toerist in eigen land” voelt en vindt dat haar buurt is verloederd door de komst van migranten, óók twee Afghaanse vluchtelingen in huis en leerde ze Syrische gezinnen de Nederlandse taal. En de Beilense Tilly Broekema (73), die vindt dat in Nederland eigenlijk geen plaats is voor de islam, voor geen enkel geloof eigenlijk, groet moslims op straat met ‘salam aleikum’ omdat ze dat een mooie groet vindt.
Khadija El Hajji (66) uit Nieuwegein: „Je moet wel samenleven. Ik hoef met kerst niet bij mijn buren aan te schuiven aan het diner, maar ik stuur ze wel een kaart.”
Luister ook naar deze aflevering van onze podcastserie NRC Haagse Zaken: Het multiculturele drama dat zich wel/niet voltrok
U kunt zich ook abonneren via Apple Podcasts, Stitcher, Spotify, Castbox of RSS.