Winter 2019, het noordelijkste puntje van Finland. De temperatuur is gezakt naar -45. Er is maar één kleur: wit. In de paar uur dat het licht is, kun je kilometers ver kijken. Aan de horizon doemt een bergketen op, waar een eenbaansweg naartoe leidt. Op het asfalt is de aangereden sneeuw ingeklonken tot een ijslaag van een centimeter of drie, waar de spijkerbanden van de Volkswagen Kever uit 1952 goed grip op vinden.
Onder zijn skipak heeft chauffeur Roland Stoffelen (53) drie lagen kleding aan, en handschoenen die beschermen tot 40 graden onder nul. Naast hem zit zijn zoon Floris (22) in een soortgelijk tenue, gewapend met twee ijskrabbertjes. Daarmee maakt hij doorlopend de ruiten vrij: de damp van hun ademhaling bevriest aan de binnenkant van het glas.
Het is het „helemaal op onszelf aangewezen zijn” dat Roland en Floris Stoffelen zo bevalt aan hun tochten door Scandinavië. Volgende week reizen ze voor het vierde jaar op rij af naar Rissna in het midden van Zweden. Daar doen ze mee aan Cold Balls, een rally speciaal voor Volkswagens die bestaat uit een nachtrit door de bossen en een dag crossen op een bevroren meer.
Zo extreem als vorig jaar zullen ze het nu niet meemaken: ze gaan wegens tijdgebrek niet helemaal naar de Noordkaap, maar blijven in Rissna.
Cold Balls is in 2016 opgezet door een stel Zweedse Volkswagenbezitters. Hoewel er inmiddels ook buitenlanders meedoen, is 90 procent van de deelnemers Zweeds. Zo’n dertig kevers en busjes rijden de rally.
In Rissna staat een oud hotelletje waar de deelnemers slapen in legerbedden. Ze worden onthaald met Surströmming, vertelt Roland Stoffelen: gefermenteerde haring uit een blikje. „Dat stinkt zó verschrikkelijk dat je het het beste onder water kunt openen. Maar op een toastje met een tomaatje is het te doen. En je moet uitademen terwijl je het in je mond stopt.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/data54215505-8f400a.jpg|//images.nrc.nl/nz4qlRivRpJn2bQsvZV3BX8qHxM=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/data54215505-8f400a.jpg)
Bij de start van de rally in het Zweedse Rissna. Privéfoto familie Stoffelen
Op het ijs is een parcours uitgezet van een kilometer of vijf, met veel bochtenwerk. „Het is de bedoeling dat je ‘drift’ : zijwaarts door de bochten gaat. Die Zweden kunnen dat allemaal geweldig goed, voor ons is het wennen: je zit zó in de sneeuw rondom het parcours. Maar het is wel mooi hoor, dat glijden. Dat gaat een hele dag door. We zijn echt een stel kleine jongens bij elkaar.”
In 2017 doen ze voor het eerst mee met de rally. Ze hebben net de restauratie afgerond van hun kever uit 1953, die ruim twintig jaar in de schuur heeft gestaan. Als de motor weer draait, willen ze dat vieren met een bijzondere tocht. Cold Balls lijkt hun een mooi avontuur. „De organisatoren vonden het fantastisch dat we met zo’n oude auto die reis van ruim tweeduizend kilometer wilden ondernemen.”
Sommige Volkswagenliefhebbers verklaren hen voor gek. Zoiets dóé je niet met een brilkever, die twee op brillenglazen lijkende achterruitjes heeft. Het is een type dat zeldzaam begint te worden en waarvoor zomaar tussen de 25.000 en 50.000 euro wordt neergeteld, afhankelijk van de staat. Zo’n klassieker stel je toch niet bloot aan kou, sneeuw en pekel?
„Schandálig”, erkent Roland Stoffelen met een grijns. „Maar ja, het avontuur: de kou trotseren in zo’n oude wagen, zonder verwarming, zonder iets van luxe. Met z’n tweeën op reis, als vader en zoon. In een auto waaraan we samen hebben gebouwd.”
Dat eerste jaar ondervinden ze meteen dat de tocht niet zonder gevaar is. Tijdens de rit naar Rissna gaat het bijna mis. Als ze afslaan naar een bed en breakfast voelen ze de achterkant wegschuiven, vertellen ze. Het gaat nét goed. De oorzaak: hun tweedehandsspijkerbanden. Nooit meer doen, waarschuwen de Zweden.
Eland op de weg
Deze week reizen ze opnieuw af naar Zweden. Eigenlijk zouden ze dit jaar overslaan: Roland Stoffelen is druk met zijn baan als basisschooldirecteur, die hij combineert met een studie. En Floris Stoffelen heeft net tentamenweek van zijn studie automotive, die draait om innovatieve autotechniek. Maar het ging toch weer kriebelen.
Maanden geleden zijn ze begonnen met de voorbereidingen. In de schuur staat inmiddels ook de nieuwe Kever, uit 1972, waarmee ze de editie 2020 gaan rijden. „De motor was kapot, die hebben we eruitgehaald en bouwen we zelf weer helemaal op. Dan weten we dat alles goed zit.”
De liefde voor Volkswagens zit in de familie. Een zwart-witfoto aan de muur van de garage toont de vader van Roland, die ergens in de jaren vijftig tegen zijn Kever leunt. Hij gaf de liefde door aan zijn zoon – en die weer aan de volgende generatie.
De nieuwe auto is menierood. Voor een stoerder uiterlijk hebben ze de kleppen voor en achter zwart gespoten. Naast de gewone lampen plaatsen ze verstralers, die de weg uitlichten. „Hard nodig, want het grootste deel van de dag rijden we in het donker. Floris en ik houden allebei één berm in de gaten. Er kan zomaar een eland of rendier de weg op springen.”
De afgelopen twee jaar hebben ze Cold Balls gecombineerd met een rondrit, om meer te zien van het landschap. Het leverde hun twee keer een speciale prijs op, omdat ze van alle deelnemers aan Cold Balls de langste afstand hadden afgelegd. Ze hebben mooie herinneringen aan die reizen, zoals die naar Nationaal Park Abisko, waar ze het noorderlicht zagen. Hoe weten we of het er is, hadden ze de hosteleigenaar gevraagd. ‘If it’s in the air, it’s in the air’, glimlachte hij – een quote die ze later achterop de kever zouden schilderen. En het zat in de lucht: een onbeschrijflijk mooi schouwspel van geel, groen en paars licht.
Tijdens hun tochten functioneren vader en zoon als een tandem. Roland rijdt, Floris krabt de ruiten, maakt crackertjes klaar en zoekt op Google naar de volgende slaapplaats, vaak een blokhut. Bij aankomst is de hut lekker opgewarmd, soms staat er een thermoskan koffie op tafel. Vaak is er niet eens een beheerder, maar mogen ze het afgesproken bedrag achterlaten. Die gastvrijheid bevalt ze aan het noorden. „De mensen zijn aardig en behulpzaam. We worden overal meteen opgenomen met onze Kever. Het is de kou die een gevoel van saamhorigheid creëert”, denkt Roland Stoffelen. „Je bent met z’n allen blootgesteld aan die omstandigheden: je moet elkaar wel helpen.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/data54215479-68f81b.jpg|//images.nrc.nl/Y2mrQPbKizetwnswcogoXGpQuys=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/data54215479-68f81b.jpg)
Het is zo koud in de Kever dat de binnenkant van de ruiten bevriest. Privéfoto familie Stoffelen
Dat bleek ook toen het een keer niet lukte om onderdak te vinden. Een oproep op Facebook leverde een slaapplek op in een Volkswagengarage, bij mensen die ze eerder hadden ontmoet. „De brug ging omhoog en tussen de auto’s werden veldbedden geïnstalleerd.”
Verbrande vingers
Vorig jaar reden ze 7.623 kilometer. Met de vrachtboot naar Letland, de Kever ingeklemd tussen de Oost-Europese vrachtwagens. En dan via Estland en Finland naar het noorden van Zweden. Soms waren wegen afgesloten wegens lawinegevaar of extreme weersomstandigheden, vertellen ze. „We stonden eens voor een slagboom en zagen de sneeuwstorm aankomen. Door alle naden en kieren kwam sneeuw binnen.”
Ze maakten temperaturen mee van 45 graden onder nul. Bij het starten moesten ze de auto aanduwen: geef je gewoon gas, dan komt er koude lucht bij en bevriest de motor. De olie werd zo stroperig dat die als een klont uit de flessenhals bleef hangen. Een draad van de koplamp knapte omdat hij stijfbevroren was.
Bij de reparatie verbrandde Floris zijn vingers in de vrieskou. En op de hak van Rolands voet zaten ook brandwonden: de kranten en vloerbedekking op de vloer van de auto boden onvoldoende bescherming. Roland Stoffelen: „Toen dacht ik wel even: waar zijn we mee bezig?”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/data54215490-907c31.jpg|//images.nrc.nl/0kJV0GWS7N-Mt_lPDm5s9eOOqJY=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/data54215490-907c31.jpg)
Roland en Floris Stoffelen voor hun hostel in het Noorse Honningsvåg, vlakbij de Noordkaap. Privéfoto familie Stoffelen
Ze bereiden zich goed voor, relativeert hij. Ze gaan niet van de grote weg af en hebben spullen mee: ijspriemen, een fluitje, een jerrycan brandstof, reserveonderdelen. „We zijn gewoon steeds een stapje verder gegaan. Het lot een beetje tarten vind ik wel mooi – al heb ik geen doodswens.”
Wat hen precies bezielt, weet hij zelf ook niet goed. „Dat we helemaal op onszelf aangewezen zijn, misschien. Dat alles stil is. Een eenzame, witte wereld met een eindeloze weg. Maar ook het peilloze donker, waar je in de verte iets ziet gloeien als je een stadje nadert. Zo moeten de pioniers in Amerika zich hebben gevoeld, stel ik me soms voor: op zoek naar onontgonnen land.”