Eén rode draad en heel veel historische anekdotes: de boeken van de Britse classicus en succesauteur Tom Holland (1968) hebben altijd een aangename structuur. Zelfs als die rode draad dwaas is, zoals in Persian Fire uit 2005 (alsof de oorlog tussen Perzen en Grieken echt om de vrijheid van het Westen ging) en Millennium uit 2008 (alsof middeleeuwers echt bang waren voor het jaar 1000) levert zijn vertelkunst toch een mooi verhaal op – zolang je die rode draad maar niet serieus neemt. Maar in zijn nieuwe boek mislukt dit trucje, omdat het zijn kernverhaal dit keer te groot, te vaag en te ondoordacht is.
De these in Dominion is dat het christendom de moderne westerse geest heeft gevormd. Geen absurd idee, maar om overtuigend te zijn moet je op zijn minst definiëren wat ‘christendom’ is en wat ‘westerse geest’. Ook moet je in je betoog op zijn minst kijken of er ook buiten de christelijke wereld wel eens een weeshuis is opgericht of arme mensen rechtvaardig zijn behandeld. En dat doet Holland niet.
Dominion begint met een beschrijving van wrede straffen bij de Perzen en de Romeinen. Daarna volgt een zoetige navertelling van allerlei Romeinse en vroegmiddeleeuwse heiligenverhalen, waarbij zelfs machtspoliticus Bonifatius (die van Dokkum) er goed vanaf komt.
Na veel omzwervingen door de westerse geschiedenis eindigt Holland met de stuitende gelijkstelling van de islam met het extreme salafisme van terroristen, christendom als diepste basis van antikolonialisme, een warrig verhaal over de christelijke basis van vrije seks en een lofzang op het sympathieke christelijke geloof van zijn oer-Britse peettante.
Hugenoten
Gaandeweg voel je aan dat gelijkheid voor god, hulp aan zwakken en mystieke vervoering door liefde Hollands beeld van het christendom bepalen. Maar hij laat aan de lezer over hoe dan de ‘vrijheid’ gepreekt door de 11de-eeuwse hervormingspaus Gregorius VII, de 16de-eeuwse Luther en de Franse revolutie op dezelfde christelijke essentie kunnen teruggaan. Het lijkt wel of hij het al overtuigend vindt dat alle drie hetzelfde woord gebruiken – terwijl Gregorius’ vrijheid juist de privileges betrof die de Franse Revolutie bestreed.
De belangrijkste voedingsbodem van de Amerikaanse republiek was het boek Genesis, schrijft Holland. Maar de mogelijke gedachtegang achter deze hypothese over de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring moet je zelf reconstrueren uit vaag samenhangende anekdotes over Voltaire die valselijk veroordeelde Hugenoten hielp, de quaker Benjamin Lay die de slavernij bestreed en de 17de-eeuwse Britse dictator Cromwell die zichzelf zag als voertuig van de heilige geest.
Dominion roept vele onbeantwoorde vragen op. Wát van het christendom blijft eigenlijk constant? Als de kern ervan anti-slavernij is, waarom praktiseerden christenen het dan achttienhonderd jaar lang? Geen woord over de relatie tussen geloof en werkelijkheid. Want bestaat geloof niet veeleer uit sociale rituelen met een vermeende continuïteit die ontstaat door het eeuwenlange gebruik van dezelfde woorden die echter in iedere periode iets anders betekenen?
Halfzachte intellectualiteit van een fanatieke verhalenverteller kan in een boek van ruim vijfhonderd pagina’s behoorlijk vervelend worden. De wereldhistorische rol van het christendom verdient een betere verdediging.