Er is geen houden aan, aan de vrouwen die de lucht in vliegen in hun kleurige japonnen, hun rokken als ballonnen, daaronder fladderende onderjurken, om de hals ragfijne sjaaltjes en de haren versierd met absurd grote haarkammen. De dames – bruin, wit, donkerblauw en lila van huid – dwarrelen daar best aangenaam, ze tollen om hun as, sommigen verliezen doodgemoedereerd hun kammen en soms vliegt er ook plotseling een stoel of een stuk arm voorbij. Ondertussen is het op aarde een gewemel van heren die proberen ‘hun’ dames op de grond te houden, met elkaar debatteren over ditjes en datjes terwijl hun in stijve corsetten ingesnoerde echtgenotes (nog even) aan het dameskransen zijn.
Ja, als het aan de in 2016 aan de Amsterdamse Rijksakademie afgezwaaide kunstenaar Mercedes Azpilicueta (Argentinië, 1981) ligt, zou het in haar negentiende-eeuwse vaderland voor vrouwen uit welke stand dan ook vele malen te verkiezen zijn om de lucht in te vliegen dan op de grond te blijven. De boodschap op haar Lady’s Dreams or Stop Right There Gentlemen! (2019), een wandtapijt in het Van Abbemuseum in Eindhoven, is luchtig, met veel grappige scènes en uitbundige kleuren, maar de ondertoon is bitter.
Druppelende tijdmachines
Azpilicueta is een van de vijf, in Nederland nog relatief onbekende kunstenaars die op de tentoonstelling Telling Untold Stories – de vijfde editie van een sinds 2014 lopend project – elk twee zalen tot hun beschikking kregen om een bekend verhaal op een heel andere manier, of een onbekend verhaal voor het eerst te vertellen. Het resultaat van die vertellingen, feitelijk vijf solo’s, is inhoudelijk divers – dat kan ook niet anders met kunstenaars die hun wortels in de Nederlandse Antillen, Kameroen, Argentinië, Libanon en voormalig Joegoslavië hebben liggen. Anna Dasovic (1982, Nederland, ex-Rijksakademie) toont zich in haar presentatie van twee projecten nog de meest ‘pure’, dat wil zeggen documentaire, verhalenverteller. Met name voor haar lopende project Srebrenica who cares? (vanaf 2018), dat bestaat uit archiefbeelden, foto’s, veel data, uitgeschreven teksten, film- en videofragmenten, heeft Dasovic interessant, nieuw feitenmateriaal bij Defensie los weten te krijgen over met name de deels racistische opleiding die de Nederlandse Blauwhelmen kregen voordat ze de Bosnische moslimgemeenschap in Srebrenica gingen ‘beschermen’. Dasovic is een pitbullachtige onderzoeksjournalist die met goede resultaten komt, maar beeldend stelt haar werk toch teleur.
Heel anders is dit bij de uit Kameroen afkomstige Em’kal Eyongakpa (1981). Deze bioloog, die de ommezwaai naar de kunst maakte onder andere via de Rijksakademie, vertelt in het korte video-interview dat voorafgaat aan het tentoonstellingsparcours openhartig over de wijze waarop hij heeft weten te overleven na zijn vertrek uit Kameroen. Verlies van familie en vrienden, het gevoel van heimwee dat je ineens kan overvallen als je niet bent waar je vandaan komt: dat gevoel heeft Eyongakpa virtuoos vertaald in twee zalen die zijn ingericht als zinderende, kloppende, tikkende, druppelende tijdmachines. Dat deze tijdmachines in het half donker soms maar nauwelijks zichtbaar zijn, maakt de magische transformatie waar Eyongakpa naar streeft in zijn vertelling alleen maar voelbaarder.
Kostuumsculpturen
Het is een transformatie die veel minder aanwezig is bij het werk van de andere twee solisten – Mounira Al Solh en Quinsy Gario – maar weer wel het werk bepaalt van de al eerder genoemde Argentijnse Azpilicueta. Haar grote wandtapijt, waarvoor een compleet amfitheatertje is gebouwd, gaat vergezeld van super esthetische animaties, van oogverblindende maar aan martelinstrumenten denkende ‘kostuumsculpturen’, en allerlei textiele handarbeid. Alles is precieus en perfect gemaakt. Elk onderdeel van de presentatie vormt een mozaïeksteentje waar Azpilicueta haar inspiratie vandaan haalde: bij de koloniale geschiedenis van haar land, de onderdrukte rol van de vrouw, en met name bij de negentiende-eeuwse Argentijnse schrijfster Eduarda Mansilla die haar eerste boek onder een mannelijk pseudoniem moest schrijven. Mansilla’s roman uit 1882 over de legende van de door de inheemse bevolking gevangen genomen Lucía Miranda wekte Azpilicueta’s nieuwsgierigheid, prikkelde haar fantasie. Ze vertelde niets na, maar liet alles vleugels krijgen. Associatief, veel gelaagd, letterlijk maar vooral ook figuurlijk. Gaat dat zien.