Wat tegenwoordig misgaat met de democratie is een kwestie van politieke psychologie, niet van ontwerpfouten in het systeem. Dat is de onderliggende stelling van het bijzonder goed leesbare, oorspronkelijke en erg leuke Falend licht van de politicologen Ivan Krastev en Stephen Holmes over hoe Oost-Europa en Rusland omgingen met de erfenis van ‘1989’.
Toen de Sovjet-Unie als machtsblok verdween gloorde voor elk land de liberale democratie. Er was immers geen alternatief meer? Drie keer hoera voor onszelf: binnenkort is de hele wereld een kruising van de Verenigde Staten en Zwitserland – verdraagzaam, welvarend, saai. Inmiddels weten we beter. Onder meer Polen, Hongarije en Rusland zijn in de greep van uiterst rechtse nationalisten met ruim mandaat en de president van de Verenigde Staten belijdt hen vrolijk adhesie.
Krastev en Holmes zeggen: dit snap je beter door na te denken over de negatieve emoties van de inwoners van Oost-Europa dan door het debat over, zeg, de Europese Grondwet. Die opvatting werken ze levendig uit, met als ondertoon dat ressentiment, wraak en nostalgie de drijvende krachten zijn achter het ‘tijdperk van imitatie’. Een tijdperk waarin iedere bestuurder zegt dat-ie van liberale democratie houdt, maar zijn eigen plan trekt.
De basis voor het gevoel van vernedering werd in Rusland al gelegd toen de Sovjet-Unie niet onderging in een heroïsch gevecht, maar implodeerde na diplomatieke overgave. Daar kwam voor Oost-Europa bij dat al snel de ene bureaucratische buitenlandse kracht (Moskou) werd ingeruild voor de andere (Brussel). Maar boven alles leek het er sinds 1989 op dat alle landen die ooit achter het IJzeren Gordijn lagen een paar tandjes bij moesten zetten om eindelijk normaal te worden.
Wat wij gewoon vinden, leren jullie ook heus vanzelf wel gewoon vinden, was de boodschap van West naar Oost. Verkiezingen, welvaart eerlijk delen, niet stelen, verdraagzaam zijn – het is een kwestie van nadoen. De nieuwe Oost-Europese bestuurders wilden dat graag proberen. Maar ze ontdekten drie dingen. Dat corruptie niet zomaar uit te bannen is. Dat ‘gewoon doen’ niet betekende ‘kerk en gezin’ maar ‘respect voor diversiteit’. En dat de Europese Unie hen monitorde, alsof ze kleine kinderen zijn.
Imitatie bestellen en dan zeggen dat het origineel beter is, is brandstof voor rancune. Het leverde doorlopend vernederende ervaringen op – een permanente stroom van veroordelingen van Oost-Europese nep-verkiezingen, diefstal en ouderwetse meningen.
Gekrenkte trots
Op die gekrenkte trots kapitaliseerden populisten door in liberale jasjes het teleurgestelde volk te troosten met zakdoekjes in nationale kleuren. Tot het punt dat democratie precies dat doet wat ze belooft te vermijden: baasjes oneindig in het zadel houden, minderheden onderdrukken, geld van arm naar rijk pompen.
Orbán zegt: jullie zeggen dat we asielzoekers móeten toelaten in ons land, is dat democratisch of autoritair? Poetin zegt: als jullie het normaal vinden om namens de mensenrechten in Kosovo of Irak te interveniëren, dan mag ik dat doen op de Krim of in Syrië. En natuurlijk geeft Poetin toe dat hij zich bemoeit met de Amerikaanse verkiezingen. Dat is een ‘expressieve provocatie’, geen strategische manoeu- vre, zeggen Krastev en Holmes. Poetins boodschap is: wees bang voor een wereld waarin ieder land een kopie van jullie universele westerse ideaal is. Ter onderstreping van het tijdperk van imitatie, laten Krastev en Holmes zien hoe Trump vervolgens weer deze autoritaire leiders imiteert. Om Amerika weer groot te maken wil hij het idee van tafel dat de VS een voorbeeld-natie zijn.
Vals spelen
Eigenbelang vergt het overlevingsinstinct van Poetin, niet een wereldwijde strijd voor pluralisme. Winnen doe je niet door het goede voorbeeld te geven, maar door het beste vals te spelen. De Saoedische kroonprins Mohammed Bin Salman mocht van Trump rustig de journalist Khashoggi vermoorden. Omdat Bin Salman veel geld besteedt in de VS. Maar vooral omdat Trump de Kremlin-boodschap wil kopiëren dat waarden er niet toe doen. Krastev en Holmes eindigen optimistisch. Er is nog altijd geen aantrekkelijk alternatief politiek model, en het liberalisme is nu sadder but wiser. Ze stappen daarbij wel wat achteloos heen over de rijkdom en corruptie van Orbán, Poetin, Xi of Trump. Psychologie kan niet zoveel met het kapitalisme als bron van ongelijkheid.
Radicale academici
In Was stimmt nicht mit der Demokratie? nemen radicale academici die handschoen wél op. De zwakke kant van het parlement, en vooral de mate waarin bedrijven daar wel hun zin krijgen en burgers niet, wordt in de bundel telkens weer geproblematiseerd. Het gaat in de democratie nu veel over groei en zelden over zorg voor elkaar of voor de wereld. Dat is een uiterst terechte claim. We praten, aldus de Amerikaanse filosofe Nancy Fraser in de bundel, veel over productie en weinig over reproductie. Vandaar gele hesjes, boerenopstanden en ander verzet.
Het moet anders, maar hoe? De financiële crisis en de elite die voor de zoveelste keer niet deugt worden telkens op verfijnde theoretische wijze geduid, met meer of minder Marx, zonder dat er veel verrassingen voorbijkomen. De vooruitgang die we ook geboekt hebben sinds de 19de eeuw speelt daarbij amper een rol. De bijdrage van de Duitse socioloog Hartmut Rosa over gebrek aan ‘resonantie’ als manier om hedendaagse vervreemding te duiden is daarop een prettige uitzondering: vergeet het cliché ‘luisteren naar de burger’, zorg dat gemopper leidt tot ander gedrag, resoneert. Maar Rosa heeft dan ook amper de ambitie het grootkapitaal de strot af te snijden.
Wie iets met boze boeren of andere hedendaagse opstandelingen moet, zal makkelijker uit de voeten kunnen met de analyse over vernedering en rancune van Krastev en Holmes.