In vijf minuten moest het gebeuren. Ze wist precies wat ze wilde zeggen. Het ging om de toekomst van haar land. Om de rol van vrouwen. Ze was ziek, de spanning was enorm.
Zaal XXII van het Palais des Nations in Genève was op die decemberdag in 2013 gevuld met diplomaten, journalisten en activisten. Human Rights Watch had met de steun van westerse VN-ambassadeurs een bijeenkomst belegd om aandacht te vragen voor de rol van vrouwen in de zoektocht naar vrede.
De speciaal gezant van de VN voor Syrië, Lakhdar Brahimi, was er ook, maar toen Nariman Hamo het woord kreeg had hij de zaal al verlaten. „Ik was woedend en zei dat hij moést horen wat ik te zeggen had. Er werd luid voor me geklapt, maar ik was zó teleurgesteld.”
Teleurstelling. Ontgoocheling. Frustratie. Het zijn de donkere trefwoorden van het Syrische vredesproces.
Hamo is pas dertig en ‘vredesonderhandelaar met pensioen’, zoals ze het zelf zegt. Vijfeneenhalf jaar probeerde Hamo als activist een bijdrage te leveren aan het Syrische vredesproces door, in de schaduw van officieel vredesberaad, Syrische vrouwen met verschillende politieke opvattingen met elkaar te laten praten. Uiteindelijk gaf ze op. Het vluchtelingenbestaan in Turkse Gaziantep, waar ze geregeld werd lastiggevallen door veiligheidsdiensten, was te onveilig. En het beraad leverde niets op. „De diplomaten spraken over ‘modaliteiten’ en ‘gezamenlijke posities’. Terwijl mensen stierven. En het duurde maar. Steeds ging weer alles op de lange baan.”
Boos op de Verenigde Naties en met burn-outverschijnselen vestigde ze zich in Nederland. Voor nieuws uit Syrië en Genève sloot ze zich af – uit lijfsbehoud.
„Ik moest afscheid nemen van de mensen met wie ik werkte”, zegt ze in een café in Utrecht. „Ik moest afscheid nemen van het vredesproces. Ik moest afscheid nemen van mijn land.”
Toch neemt ze nu tijd om terug te blikken. Omdat ze vindt dat het moet. Ook dát is een van de kenmerken van de Syrië-onderhandelingen: na elke mislukking volgt vroeg of laat een nieuw begin. Want, wat moet je anders?
De beste diplomaten
Vrede in Syrië – het is tot nu toe een onmogelijke opgave gebleken. In ruim acht jaar oorlog is het land volledig verwoest, zijn elf miljoen Syriërs ontheemd en zijn er ruim 500.000 doden gevallen. Wat begon als de Syrische variant op de Arabische Lente ontaardde in een burgeroorlog die er voorlopig in lijkt te eindigen dat Bashar al-Assad het land dankzij steun van Rusland en Iran weer grotendeels onder zijn controle heeft gebracht. Om aan de macht te blijven, deinsde hij er niet voor terug chemische wapens te gebruiken tegen de eigen bevolking. Met enige regelmaat bombardeerden Syrische of Russische vliegtuigen ziekenhuizen en humanitaire konvooien. Maar ook de strijders van de oppositie hebben veel bloed aan hun handen.
De onmogelijke opdracht is simpel samengevat: Assad wil blijven, de oppositie wil hem kwijt. Hoe kom je daar in vredesnaam uit?
We gaan langs bij Ron Ton, directeur van de Clingendael Academy, de opleidingstak van de Haagse denktank waar diplomaten worden geschoold. Ton geeft elke maand wel ergens op de wereld les in onderhandelen en trainde ook leden van de Syrische oppositie. In het Syrische conflict, vertelt hij, mocht het beste wat de wereld aan diplomatieke onderhandelaars te bieden heeft, het proberen.
Kofi Annan
De eerste poging kwam voor rekening van ex-VN-chef Kofi Annan. Hij benaderde het proces top-down. Voorop stond instemming van de permanente leden van de VN-veiligheidsraad. Onder zijn begeleiding kwamen Rusland en de VS in 2012 het Communiqué van Genève overeen dat voorzag in een overgangsregering van regime én oppositie in een nieuw Syrië. Er kon alleen een akkoord komen als regime en oppositie het eens werden, maar ze stonden lijnrecht tegenover elkaar. Uiteindelijk lagen ook China en Rusland dwars.
Daarna was het aan Brahimi. Hij probeerde het bottom-up, maar ook dat werd niets. In januari 2014 kwamen regime en oppositie bijeen. Pogingen om tot plaatselijke staakt-het-vurens te komen mislukten.
Na Brahimi volgde de Zweeds-Italiaanse topdiplomaat Staffan de Mistura. Hij zocht de dialoog met iedereen. Ton: „Hij vloog zich helemaal suf”. De Mistura probeerde de immense opgave in kleinere deelproblemen te splitsen – uiteindelijk ook geen succes. „Het was lastig omdat er nog een dynamisch slagveld was. Alle partijen in Syrië dachten: nog één extra push, dan wordt mijn onderhandelingspositie nog beter”, vertelt Sven Koopmans, tegenwoordig Tweede Kamerlid voor de VVD en in 2015 en 2016 adviseur van De Mistura.
In die fase kwam het soms wel tot omstreden staakt-het-vurens, zoals bij Homs, Aleppo en later Ghouta. Daarbij liet het regime strijders vertrekken naar elders in Syrië alvorens zo’n stad in te nemen.
De Mistura stond ook open voor het belang van wat in jargon ‘2nd track’- overleg word genoemd. De onderhandelingen tussen regime en oppositie aan de hoofdtafel in Genève zijn 1st. track. Daarnaast ontstond in heel Europa een minder zichtbaar circuit van gesprekken in kleine groepjes. „Je moet ergens beginnen”, zegt Ton. „Uiteindelijk hoop je natuurlijk dat je in het klein iets in gang kunt zetten dat dan effect heeft aan de hoofdtafel.”
Het is een beproefde methode. In Noord-Ierland werd eerst in kleine kring over de toekomst van de economie gesproken, veelal in Washington. In Zuid-Afrika kwamen academici en zakenmensen al bijeen voordat Mandela vrij kwam.
Het vrouwenberaad waar Nariman Hamo aan deelnam was zo’n 2nd-track-initiatief. In een formele adviesraad voor het vredesproces kwamen later vrouwen bijeen die het regime verketterden en vrouwen die dicht bij het regime staan. Het was de enige plek waar beide kampen echt met elkaar spraken – maar ook dat leverde uiteindelijk niets op.
Nu mag Geir Pedersen, ooit betrokken bij de Oslo-akkoorden over vrede in het Midden-Oosten, het proberen. In oktober begon hij voor de VN aan een vierde onderhandelingsronde. Het had alleen al negentien maanden geduurd om overeenstemming te bereiken over samenstelling van de delegaties.
Foto’s Esra Hacioglu / Getty Images
Elke les uit het handboek
Er zijn dus al bemiddelingspogingen sinds het begin van het conflict. De beste diplomaten werden erbij gehaald en elke techniek uit het diplomatieke lesboek werd uitgeprobeerd.
Vaak zaten partijen niet aan één tafel, maar in verschillende zalen en pendelden de onderhandelaars heen en weer. „Als je recht tegenover elkaar zit kunnen ook emoties meespelen”, vertelt Sven Koopmans. „Misschien zit je wel tegenover je ultieme vijand die je familie heeft vermoord. Als dan ook nog tv-camera’s en de achterban meekijken, is het niet aannemelijk dat partijen concessies doen.”
Soms probeerden diplomaten het met onconventionele trucs. De Syrische oppositie was hopeloos verdeeld en daarom was het met hen moeilijk zaken doen. „Er heerste een grote chaos”, herinnert Marcel Kurpershoek, voormalig Syrië-gezant voor Nederland en zeer vertrouwd met de Arabische mores, zich. „Iedereen probeerde die oppositie onder zijn hoede te nemen.”
Kurpershoek probeerde in 2013 voet aan de grond te krijgen bij de toenmalige politieke leider, Ahmad al-Jarba, door hem op te zoeken in Istanbul. Daar was een deel van het Syrische verzet gevestigd, vaak in vijfsterrenhotels. „Ik kon maar geen afspraak krijgen en ben toen een keer ’s avonds laat zomaar naar het Sheraton-hotel gegaan, waar Al-Jarba met zijn mensen op de bovenste verdieping sigaren zat te roken en te drinken. Ik bood hem een boek aan over zijn familie [een prominente Arabische familie, red] en daarmee was het ijs gebroken.”
Misschien zit je wel tegenover je ultieme vijand die je familie heeft vermoord
Sven Koopmans, voormalig adviseur onderhandelaar De Mistura
Op Clingendael werden intussen de vrouwen van de adviesraad getraind. Ze maakten kennis met ‘de zeven fases van onderhandelen’: voorbereiding, procedures, exploratie, onderhandelen, overleg met de achterban, de deal zelf en de implementatie. Tot die laatste twee fases is het in het Syrië-proces nooit gekomen.
Ze maakten ook kennis met zichzelf. Ton: „Onervaren onderhandelaars letten alleen op de inhoud. ‘Dit wil ik bereiken en alleen dit’. Maar je moet breder kijken: je hebt je positie, je hebt belangen achter die positie en je hebt je kernwaarden. Het gaat om de argumenten achter een positie – die moet je begrijpen.” Daarnaast moesten onderhandelaars leren wat hun persoonlijke profiel is. Actiegericht? Relatiegericht? Ingesteld op bureaucratie? „Je moet eerst snappen wie je zelf bent en dan kun je ook je tegenstander een profiel geven – dat helpt.”
Het grootste obstakel is niet het gebrek aan kennis, maar de emotie. Ton: „Er zit aan tafel vaak een shadow of the past – er hangt een zwarte deken over elk vredesoverleg.”
Ondanks de belasting van geweld en conflict uit het verleden moeten onderhandelaars leren inzien dat ze optreden namens een belang. Mensen die emotie en belangenbehartiging niet kunnen scheiden, moeten niet onderhandelen. Ton: „Mensen zijn geen robots die je kunt programmeren om wat in hun hoofd zit niet meer te uiten. Maar als partijen geen professioneel gedrag naar de tafel brengen wordt het heel moeilijk, zo niet onmogelijk. Dan krijg je welles/nietes, frustraties, geschreeuw. We zeggen steeds: het gaat om de zaak, niet om jou persoonlijk. Dat is ongelooflijk moeilijk.”
Naïviteit in het Westen
Waren de bemiddelaars niet te naïef? Kurpershoek bespeurde al snel dat de Syriërs de onderhandelingen op een heel andere manier benaderden dan de Europeanen. „Wij denken in termen van oplossingen voor zo’n conflict voor de grootst mogelijke groepen mensen. Maar de Syrische partijen zien het niet als een win-winsituatie maar als een zero sum game. Mijn winst is jouw verlies. Die tactiek is tot op de dag van vandaag niet veranderd.”
Kurpershoek maakte in 2014 het beraad van nabij mee. Bij een debriefing kregen hij en andere diplomaten te horen dat Assads hoofdonderhandelaar, Bashar Jaafari, had verklaard dat in de eerste plaats het terrorisme bestreden diende te worden. Hoe definieerde het regime dat dan wel, wilde VN-bemiddelaar Brahimi weten. Terrorisme was volgens Jaafari elke vorm van gewapend verzet tegen de regering in Damascus. Voor gesprekken over een overgangsbewind, waarop de oppositie hamerde en waarop ook westerse landen hoopten, toonde Jaafari geen enkele belangstelling.
Assad was er steeds op uit de onderhandelingen zoveel mogelijk te blokkeren. Als het regime al eens concessies deed die bijdroegen tot een zekere deëscalatie, zoals toen het na een chemische aanval in 2013 zijn voorraad chemische wapens onder druk van Rusland en de internationale gemeenschap ontmantelde, was dat toch vooral bedoeld om tijd te winnen.
Steeds weer probeerden de oppositie en de westerse landen een overgangsbewind op de agenda te krijgen. Zo’n interim-regime zou uiteindelijk moeten uitmonden in Assads vertrek. Destijds al een weinig realistisch standpunt en nu helemaal, meent Nikolaos van Dam, Syrië-kenner en in 2015 Kurpershoeks opvolger als speciaal gezant van Nederland. „Laatst zei ook minister Blok weer dat er geen plaats aan de onderhandelingstafel is voor Assad. Maar die blijft natuurlijk zitten, zeker nu zijn bewind aan de winnende hand is. Mensen willen nog steeds niet inzien dat je niks bereikt als je zegt: Assad moet natuurlijk wel weg.”
Nucleair akkoord
Op de achtergrond speelde intussen ook de internationale politiek steeds mee. In 2014 was de Amerikaanse president Obama er bijvoorbeeld volgens Kurpershoek meer op gespitst om Iran niet te zeer voor het hoofd te stoten omdat hij mikte op een hoger doel: een akkoord over de beperking van Irans nucleaire programma in ruil voor verlichting van sancties. Ook de opkomst en ondergang van Islamitische Staat, waarvan volgens veel waarnemers vooral Assad heeft geprofiteerd, compliceerde het Syrische conflict.
Door de Russisch-Iraanse interventie in Syrië in 2015 sloeg de balans ineens door in het voordeel van Assad. President Poetin onderstreepte dat door in de Kazachstaanse hoofdstad Astana (die nu Noer-Soeltan heet) zijn eigen vredesberaad met Turkije en Iran op te zetten. De VN, de Amerikanen en Europeanen raakten daardoor steeds meer buitenspel en het zwaartepunt verschoof van Genève naar elders. Ook de Syriërs praatten trouwens in Astana niet mee.
Niettemin begon Pedersen in Genève dit najaar, met Russische steun, een nieuwe poging. Ditmaal in de vorm van een Constitutionele Commissie die moet proberen overeenstemming over een nieuwe grondwet te bereiken. Vijftig mensen van Assads regering, vijftig leden van de oppositie en een groep van vijftig ‘gewone’ burgers praten mee. Hooggespannen zijn de verwachtingen niet. „Assad heeft vooraf al gezegd dat hij zich niet gebonden acht aan de uitkomst”, zegt Van Dam.
Na een eerste kennismaking in oktober liep het in november ook al spaak: oppositie en regime kunnen het niet eens worden over de agenda. In december werd niet vergaderd.
Lichtpuntjes
Vredesonderhandelingen duren vaak jaren. Soms lukken ze wel, heel vaak lukken ze niet. In Syrië lijken de kansen op vrede na zoveel jaren oorlog en geknakt beraad miniem. Zijn er dan helemaal geen lichtpuntjes? Toch wel.
„Dit is het enige wat je hebt”, zegt Ron Ton over de onderhandelingen in Genève. „Én er is altijd een kans op onvoorziene gebeurtenissen. Wie had gedacht dat katholieken en protestanten in Noord-Ierland na veertig jaar een deal zouden sluiten? Wie had gedacht dat de FARC in Colombia de wapens zou neerleggen? Er kunnen altijd dingen veranderen waardoor er een nieuwe dynamiek ontstaat. Dat kun je niet voorspellen en dat geldt ook voor Syrië.”
Nariman Hamo richt zich tegenwoordig op haar leven in Nederland. In februari begint ze aan een vaste baan in de ICT. „Ooit zullen er mensen ergens aan een tafel tot een deal komen. Een andere oplossing is er niet. Maar voorlopig zie ik het niet gebeuren.”